precies, wat hij moest zeggen, en wat er dàn gevraagd zou worden.
De politie-ogen rustten even op hem.
‘Dan zullen we de heren fouilleren,’ zei de inspecteur, ‘terwijl een agent bij de Herenstraat gaat kijken, of daar soms iets als een portefeuille is blijven liggen.’
Hij keek op.
‘Pardon, meneer,’ zei hij dan tegen de dure Sint, wiens handen flonkerden van diamanten, en wiens kleren zo adembenemend stijf stonden van goud en brokaat - ‘ik heb uw naam nog niet genoteerd.’ Er viel een stilte, waarin alleen de deur kraakte, welke de agent uitliet naar de Herenstraat.
Toen sprak de voorname Sint voor het eerst. Zijn stem was zacht en sonoor. ‘Nicolaas,’ zei hij.
De inspecteur keek op met een glimp van humor in de ogen.
‘Nicolaas,’ noteerde hij. ‘Achternaam?’
Er volgde een onuitsprekelijk woord.
‘Leeftijd?’
‘Zestienhonderd en twaalf jaar,’ antwoordde de Sint.
Dit doofde alle humor in de ogen van de politieman. ‘Ik moet u vriendelijk verzoeken, meneer,’ vermaande hij, ‘mij alleen de waarheid te zeggen.’
De twee goedkopen hadden hun sis-deuntjes gestaakt.
Het was pas een uur of negen. Het TL-licht stond schaduwloos aan het plafond. Tegen de muur hingen een elektrische klok, en een kalender, die de toepasselijke datum verraadde.
De inspecteur was korzelig. ‘Begin jij maar vast met fouilleren,’ beval hij de agent kort. ‘Die flanellen maar!’
‘Ikke?!’ begreep Jan van de Bril, ‘ik het niks gejat!’
‘O,’ zei de agent verdraagzaam. Hij begon vakkundig langs de schrale figuur te knijp-tasten.
Op dat ogenblik wendde die heel dure Sint zich tot de bestolene. ‘Was het een map van donkergroen leer?’ vroeg hij.
‘Eh - ja,’ antwoordde de heer Degenvelt beleefd.
De prachtige Sint glimlachte. Er leek een licht langs het plafond te gaan, waar de TL's reeds alle schaduwen hadden weggeveegd. ‘Is dit hem?’ vroeg de dure. En voor de fouillerende agent langs toonde hij een leren mapje van chique afmetingen - ietwat dik.
‘Ja,’ gaf de heer Degenvelt toe, met kil enthousiasme. ‘Dat - eh - is hem inderdaad..., meneer...’
De inspecteur vergat zijn pen. Men raakt nooit uitgeleerd. Wie had