| |
12
TOEN DE PREMIERE DAN EINDELIJK AANGEBROKEN was, en Betsie achter de gesloten gordijnen het gegons van de zaal hoorde, was zij doodrustig en een beetje mat. Het gevoel deed denken aan fatalisme. Het ging nu reddeloos gebeuren - net als een trouwpartij of een eerste vliegtocht. Het gaf Betsie de sensatie, al honderden premières meegemaakt te hebben. Zenuwachtig fluisteren achter de coulissen, een enkele roep, nog een paar hamerslagen. En achter het doek de muziek, die begon aan te zwellen. Sandor was altijd de eerste die van elke voorstelling de spits afbeet.
Naast Betsie siste Lyra: ‘Kun jij m'n knoopjes vastkrijgen?...’ Een hele rij knoopjes op de rug. Idiote kleding voor toneel.
‘Waarom zit dat niet met ritssluiting,’ bromde Betsie.
‘Dat werd niet mooi,’ bitste Lyra. ‘Als ik me boog, zag je die hele streep!... Mijn rug is te lenig dat verraadt zich direct, bij zulke nare dingen als ritssluitingen!...’ Betsie peuterde als bezeten de knoopjes dicht. ‘Toe nou!’ haastte Lyra.
Een knecht riep, bij het doek vandaan: ‘Psst! Wèg daar! Van het toneel!’
Lyra en Betsie marcheerden achter mekaar, knoopjes-vastmakend, het dek van de plezier-boot af, zonder de geringste bevalligheid.
| |
| |
Meteen zwaaide het doek open. De muziek golfde breed en deinend over het podium. De zaal was zwart en stil.
Van links kwamen dan Hein, Tom en Kees, die in een trio'tje de prettige reis voorspelden. Op de rechterkant danste Jan tevoorschijn: een onwaarschijnlijk speelse matroos.
Betsie stond met hartklopping tussen de decors. ‘Nog niet,’ dacht ze, ‘nog niet - nóg niet...!’
Philips kwam het loopplankje oprennen, toegezongen door de matrozen. Hij werd snel en kwiek gevolgd door zijn schattige vrouwtje Thea, dat daar tussen al die kerels haar koketste aria weggaf, spelend met zwarte krullen onder de grote zonnehoed met rozen en margrieten. De hele troep danste het dek rond, van rechts naar Iinks, en dan achterom, wuivend naar denkbeeldige gasten, terug naar rechts. Onder aan het trapje stond Miny, in een wit japonnetje, met een schelrood petje op. Ze zette de voet op de tree, en begon op de maat van de muziek te trippelen. De andere ‘gasten’ drongen achter elkaar in de beurt, die zij kregen. De opvoering liep gesmeerd. Tussen de coulissen stond Robbens, met die bekende halve glimlach van hem, te kijken.
Betsie was precies in de maat. Ze kwam het trapje op en struikelde nergens over, ze verscheen op het dek, waar dan juist niemand anders was dan de matroos, die haar niet zag. Ze dekte zich achter de hut, en glipte van schuilplaats naar schuilplaats. Het was er heus allemaal.
Maar - iets..., íéts was er niet. Ze wist zelf, dat ze geen actrice was. Ze deed het allemaal, maar nu er spel van haar werd geëist, en niet de lieve rol van Nympha, kon ze eensklaps bepaalde dingen in haar rol niet waar maken. De mensen in de zaal hadden even gelachen, terwijl ze opkwam. Dat mocht gerust. Het was echter niet de lach, die succes beloofde. Uit haar schuilhoek blikte ze naar Robbens, die haar geheel gevolgd had met de ogen. Hij glimlachte en knikte.
‘Ach, lieve mevrouw Harris, wat innig jammer, dat uw man niet kon meekomen!...’ kweelde Thea tegen Joke, zij liepen gearmd als vriendinnen over het dek. ‘Had hij zich nu niet voor tien daagjes kunnen vrijmaken?...’
Joke stond dan kwasi geschrokken stil. ‘Tien daagjes, lieve
| |
| |
gastvrouw! Dat is immers een halve eeuwigheid voor een zakenman! Hij kan zo lang nooit gemist worden!...’
Dan kwam van de andere zijde Lyra, in een prachtige gebloemde japon: ‘Ach, wat aardig, dat ik u hier ook tref, mevrouw Harris!...’
Joke stond vol verbazing stil. ‘Ach, néé maar! Mevrouw de gravin van Grainborough!... U lijkt niet ouder te kunnen worden!...’
Thea, in super-gastvrouw-stijl: ‘Dat kàn ze toch ook niet!...’
De zaal schaterde om Lyra's gezicht.
In haar schuilhoek zat Betsie alles aan te zien. Ze had een gevoel of ze koorts had. Ze kende alle woorden en zinnen, ze zeiden haar niets meer. ‘Als zij weggaan, moet ik tevoorschijn klauteren,’ peinsde ze. ‘En dan komt Phil -’ Ze was te oud voor dit gedartel. Misschien was ze wel uit-gesprongen!...
Het was er veel te snel. De dames drentelden het toneel af. Betsie klom in het licht, en stuitte daarbij op Phil, die er prachtig uitzag in zijn trui met zeilpet.
zong Philips,
Betsie antwoordde:
‘Wat kent u alle mensen snel!’
En Philips:
‘Dat is de plicht van elke gastheer!’
Dan Betsie weer:
‘En deze plicht ligt u zeer wel!...’
De piano maakte een glissando, de violen stemden weer in.
‘Mevrouw, u speelt gevaarlijk spel,
U bent hier niet gewild aan boord,
De piano gaf enkele felle, zware accoorden. Betsie zong:
‘Meneer, ik ben geïnviteerd
| |
| |
want dat ik storen zou of spelen,
Dit ging weer wel... Ze had met muziek en actie geen last. Maar ze kreeg de nare indruk, dat ze Philips met iets belemmerde... Alsof hij niet uit kon spelen, als zij tegenover hem stond...
Het lied ging door, en vond zijn hoogtepunt in het moment, waar de gastheer mevrouw Jackson voorstelde aan de gravin. Lyra speelde zo heerlijk, dat Betsie zich erdoor meegenomen voelde. Ze kon opeens weer spelen... Ze besefte echter niet, wat Robbens tussen de schermen doorzag: dat ze de listige, verdachte mevrouw Jackson geen gestalte gaf. Tussen de acteurs en actrices, die nu werkelijk briljante figuren tegenover elkaar kregen te plaatsen in hun spel, bleef Betsie een robot - een wezen met bijna mechanische actie. Ze moest niet zo lief of zo kattig zijn als in Nympha, en nu bleek, in het onbarmhartige voetlicht, hoe zeldzaam die rol haar op het lijf geschreven was geweest... Het verraad van een zo kapitale vergissing!... Robbens fronste de wenkbrauwen, en dacht bliksemsnel na. Was die arme, lieve Betty vermoeid, was ze òp van zenuwen, of kon ze dit werk heus niet aan?... Bij de repetities was hem wel opgevallen, dat ze niet zó honderd procent de figuur van mevrouw Jackson was, als eerst die van Nympha. Maar dit - - - Zelfs op de generale was hem dit niet gebleken...
Robbens stond tussen de coulissen en bekeek de zaak. Het zweet kwam hem op het voorhoofd, elke keer dat hij Betsie in de buurt van een opkomst wist. Hij leed veel erger dan zij, want Betsie besefte nog niet, dat haar optreden even teleurstellend werd, als het de eerste maal overweldigend was geweest. Robbens kneep zich de handen tot vuisten uit angst en medelijden, terwijl hij tegelijkertijd, als echte zakenman, de verliezen berekende, welke hem wachtten, als Betty Vandepen dit werk niet aan kon... Hij zou in bliksem-tempo een andere moeten inschakelen... Margariete ter Daal was dan het meest geschikt... Hopelijk had ze niet juist contract... Margariete ter Daal..., of Janine Donselman?... Die was eigenlijk al een tikje te oud..., maar ze kende het klappen van de zweep extra goed, en wist overal wat van te maken...
| |
| |
Intussen stond dan Betsie weer op het toneel, en deed wat ze doen moest. En uit de zaal kwam zeer zwakke reactie... Wat geestig had moeten zijn, was gewoon. Wat lief had moeten lijken, werd suf. Wat kattig gespeeld moest worden, bleek zo automatisch, dat het voor iedereen merkbaar werd.
Vlak voor het eind van de eerste akte kwam Betsie naar Robbens toe. Hij werd ijskoud, toen hij haar gezicht zag. Haar ogen stonden wijdopen, alsof ze bang was. De hand, die ze op zijn pols legde, was kil. ‘Ik kan het niet, Jaap!’ zei ze. ‘Ik voel me net een speeldoos, die nog opgewonden moet worden!...’
Met alle beheersing van de geroutineerde toneelrot, glimlachte hij tegen haar. ‘Maar ben je nou mal, Betty?... Het gaat immers puik!... Een première is altijd iets vreemds, de rol is misschien van binnen-uit nog wat onwennig... Je moet de moed niet zo gauw laten zakken! Denk aan alle avonden, dat je hier hebt gestaan, en het applaus in ontvangst nam!’
Ze wendde zich half af, terwijl ze zei: ‘Dat komt vanavond niet!...’
Direct daarna moest ze weer op, voor het gesprek met de gravin. Het flitsende gesprek, dat zo veel oefenen gekost had:
‘Hé, heb ik u niet eerder ontmoet, mevrouw Jackson?’
‘Nee, mevrouw, dat was mijn zuster.’
Dat stukje deed het puik! De spanning in de zaal steeg, er klonk bedwongen gelach. De dialoog liep zo vlot als het maar kon.
Doch Robbens zag met grote scherpte, dat Lyra de dialoog speelde. Hij zag, met een gevoel van warme dankbaarheid, hoe ze Betsie de zinnen toespeelde, en goed vond, dat Betsie op haar leunde. Ja, als ze deze dialoog langzaam hadden kunnen herhalen, zou gebleken zijn, dat alle kracht ervan in Lyra's werk zat. Zij overbrugde als het ware elke zin van Betsie, die alleen maar door haar gesprek de spanning naar de volgende zin vergrootte. Maar dat deden niet alle acteurs! Dat was ook hun plicht niet, en velen konden het eenvoudig niet, omdat hun eigen speltalenten te kort schoten.
De eerste akte eindigde. Het doek viel. Er klonk een goed applaus. Het doek rees. Het applaus zwol even. Maar het haalde niet de kracht, die Robbens zich van elke uitvoering daarvóór herinnerde.
| |
| |
Hij wilde de zaal wel òpstompen: klap dan toch! Klàp dan toch!.!.. Hier staan mensen, die voor jullie gewerkt en gezwoegd hebben!... Hier staat Lyra van Huiselaar, die een groot stuk spel heeft weggegeven! Hier staat Betty Vandepen, Betty Vandepen... die...
Het doek hoefde maar tweemaal gehaald te worden.
In de kleedkamers hing een wonderlijke sfeer. De mensen waren lacherig en gelukkig, nu het werk er eindelijk uit ging. Maar ze voelden tegelijkertijd iets van teleurstelling - het applaus was niet donderend geweest.
‘Ach, de eerste akte pas!’ zei Thea. ‘De ovaties komen aan het einde!’
Een enkele lachte.
‘Ovaties van ons aan het publiek, omdat het tot het einde gebleven is!’ zei Philips. Hij zag er in het licht van de schmink-spiegels scherp en vermoeid uit. ‘Er is iets niet in orde!...’ Hij fronste de wenkbrauwen.
Robbens klopte hem op de rug. ‘Kom, kom, Eykelstein!... Je speelt als een engel, jongen! En de anderen vullen je zo pràchtig aan!...’ Ze lachten even, allemaal.
Betsie stond tegen een deurpost geleund, en overzag de groep. Er was niemand, die naar haar toekwam, zoals bij de vorige première. Ze was zonder dat iemand zich daartoe ingespannen had, naar de tweede plaats verzet. Of zou het de derde plaats blijken?... Het wond haar niet zo gillend op, als ze van anderen had meegemaakt.
Betsie had kunnen overgeven van zenuwen. Ze voelde zich onwaardig, nog langer in het gezelschap van echte toneelmensen te zijn. Ze was een charlatanne, met haar dure kleren en damesmanieren.
Selma dook naast haar op. ‘Ben je erg zenuwachtig, Betty?’ vroeg ze vriendelijk. Wat was het anders, dan een niet-bedoeld oordeel?...
‘Betty is best,’ zei Robbens, hartelijk en waakzaam. ‘Ze moet eerst eens een heel stel premières meegemaakt hebben. De vorige was natuurlijk veel overweldigender, omdat het de eerste was...’
‘Ik vind een première altijd weer iets vréselijks!’ zei Jan Ver- | |
| |
beyn. ‘Ik zal er wel nooit overheen komen! Het is een soort wedergeboorte met dwarsligging!’ Deze opmerking gaf hilariteit.
Betsie trok Robbens aan zijn mouw in de gang. ‘Heb je eventueel een invalster, als ik niet mocht... voldoen?’ fluisterde ze. ‘Doe toch niet zo dwaas, Betty!’ antwoordde hij, een tikje kort.
‘Heb je een invalster?’ drong Betsie aan.
‘Ja, natuurlijk, kind! Maar -’
‘Waarschuw die dan,’ zei Betsie. ‘Ik kan deze rol niet aan. Het is een vreemde, en een afschuwelijke ervaring, Jaap!... Ik heb net het gevoel, jullie te verraden... Jullie in de steek te laten... Maar vandaag weet ik, dat ik niet spelen kan. Echt spelen - gestalte geven aan iets, dat ver buiten jezelf ligt..., dat kan ik niet.’
Hij greep haar bij de arm, en duwde haar in haar eigen kleedkamer. Hij sloot de deur. ‘Betty,’ zei hij hees, ‘speel asjeblieft! Je krijgt het best in orde, als je maar vertrouwen hebt in jezelf en in mij.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Als je zou zeggen: “Betty, spring straks over de orkestbak heen in de zaal!” dan zou ik niet aarzelen, hoewel ik het nooit gedaan heb, Jaap! Maar ik ben geen kunstenares!...’
‘Dat ben je wèl,’ drong hij aan, ‘dat ben je wèl!... Ik heb je in je vorige rol bizonder knappe dingen zien doen...’
De bel voor de tweede akte ging. Betsie verdween in haar roze japon met goudkant. ‘Misschien red ik het met die sprong,’ dacht ze. ‘Die is wel gek, met zo'n waaierende sleep...’
Ze besefte zelf, dat een echte kunstenares niet hoefde te hopen op uitkomst in het belachelijke element van een wapperende sleep.
De anderen leken een beetje vermoeid, de acte moest even op gang komen. Betsie voelde zich opgeveerd, alsof ze alcohol gedronken had. Het vertrouwen van Robbens was haar héél veel waard. Ze speelde zo natuurlijk mogelijk, ze danste en lachte, ze sprong. Ze sloop, gilde, was stil en haalde alles uit haar rol, wat ze er uit kon halen.
Het reikte echter niet tot de middelmaat. Ze was alleen maar lawaaierig en te druk van beweging, ze viel op door alles be halve door suggestief spel. Ze bracht de mensen niet in spanning
| |
| |
- ze beschouwden haar in de loop van de tweede akte alleen maar als een welkome clowneske figuur. De eerste, die zich verraadde, was Thea. Ze stond achter het zij-decor, toen Betsie daar even uitblies. Het was een Thea met een strak, afkeurend gezicht, die geen hartelijkheid meer opbracht, nu de gevierde vrouw van gisteren een doodgewoon mens bleek. ‘Wat dóé je gek!’ fluisterde ze. ‘Je moet niet denken, dat dit aardig is, Betty!... Speel asjeblieft zoals het hoort - ik vond het straks gewoonweg beschamend, om met jou samen òp te zijn...’
Betsie wendde zich af, alsof ze gestriemd was. ‘Dit komt ook nog,’ dacht ze verkild. ‘De anderen zullen me een voor een loslaten, nu ze begrijpen, dat ik waarschijnlijk nooit in de film zal spelen, of enig ander uitzicht op voordeel voor hen bied...’ Ze trad even later lachend te voorschijn, en moest dan roepen: ‘Hebt u mij werkelijk voor een misdadigster aangezien?!...’
Het klonk hysterisch en houterig. Geen mens geloofde, dat íémand op het schip deze figuur ernstig misdadig geacht kon hebben. ‘Toen ik op kantoor werkte, was ik veel echter,’ dacht Betsie. Miste ze de baas misschien? -
Het was als een betovering. Een kwade geest leek de vloek over Betty Vandepen uitgesproken te hebben: ‘geen van je woorden zal klank hebben, je bewegingen zullen ontaarden in domme spiertrekkingen - je stem zal verdriet noch vreugde beelden - ik snijd je los van alle eigen gevoelens, je zult niets zichtbaar of hoorbaar kunnen maken.’
Zij was niet langer Betty - ze was Alie of Cor in een liefhebberij -stukje.
Tussen de coulissen stond Robbens van het ene been op het andere been te steunen. Hij beschouwde zijn eerste actrice, die zulke krampachtige pogingen deed, en als een beginneling teveel of te weinig gaf - er zat geen geest en geen talent in haar werk. Hoe kon dit? Hoe was dit mogelijk?... Hij leed er verschrikkelijk onder. ‘Ik moet een andere nemen,’ dacht hij hoofdpijnachtig. ‘Hoe moet ik het haar duidelijk maken..., ze heeft het zelf al een beetje begrepen,... maar dit is veel erger dan ze overzien kan... Hoe vind ik de woorden..., het ogenblik,... om haar te zeggen, dat ik zo spoedig mogelijk - zo spoedig mogelijk...’
Betsie kwam niet meer in zijn buurt. Ze leek hem na elke scène
| |
| |
meer te schuwen. De anderen waren eveneens opmerkzaam geworden, en stonden nu en dan bij elkaar - ze spraken of fluisterden over Betty Vandepen, die haar rol niet wist waar te maken - die te kort schoot... En de meesten waren dan nog zulke goeie collega's, dat ze niet eens tegen elkander zeiden, hoezeer haar werken op hun prestatie invloed had - hoe Betsies gebrek aan spel hun eigen uitbeelding beknotte...
Eindelijk - het leek hun uren geduurd te hebben - zakte het doek. De tweede akte was ten einde. Het was een pauze als een doorgeprikte ballon.
‘Nu ga ik in de koffiekamers over de tong,’ dacht Betsie geslagen. Ze liep heel langzaam en stilletjes achter de doeken langs naar haar kamer.
In een hoek, bij de meubels voor de derde akte, stond Thea te praten met Kees. ‘Slecht?!’ herhaalde Thea blijkbaar, ‘het was gewoonweg minderwaardig! Ik kan met dat mens zo niet spelen!... Ze neemt al je kansen weg! Ik heb nog nooit zulk gestuntel meegemaakt!... En Robbens haar maar de hand boven het hoofd houden!...’
Betsie zag het vóór zich; een dood-vermoeiende bezigheid. Thea was misschien alleen maar zo duidelijk verstaanbaar, omdat ze nog de hoge, gearticuleerde spraak van het toneel aanhield. Betsie stond stil. Thea richtte haar ogen naar het donker, en herkende vaag de schim.
‘Hallo,’ zei ze, nauwelijks verlegen. Het klonk nonchalant.
‘Hallo,’ antwoordde Betsie, en liep door.
Bij haar kamer stond Robbens met Lyra en Philips te praten. Ze wendden zich om, en bezagen haar alle drie. Betsie voelde zich intens verdrietig, maar ze schaamde zich voor deze mensen toch niet.
‘Wel, Philips,’ zei ze, ‘nu zul je me waarschijnlijk niet meer hoeven te bestoken met praatjes over mijn filmplannen!...’
Hij deed een stap naar haar toe. ‘Betty, hoe kàn dit nou?’ vroeg hij onthutst. ‘Ik begrijp er niets van!...’
Betsie zuchtte, en streelde zijn mouw. Prachtige witte wol! ‘Jaap,’ zei ze half vragend, ‘die rol van mevrouw Jackson - was dat geen hoofdrol?...’
Robbens knikte. ‘Ja, Betty, dat is een hoofdrol.’
Ze slikte. ‘Dat is het bij mij vanavond niet...’
| |
| |
De andere drie zeiden geen woord. Nu Betsie zelf zo kernachtig de zaak blootlegde, wisten ze opeens niets meer te zeggen.
‘Maak er gauw weer een hoofdrol van, Jaap,’ zei Betsie. ‘Ik kan het niet aan, ik ben toch ook eigenlijk maar een kantoorjuf met een avontuurlijke inslag, en alleen maar brutaal, als 't niet hoeft...’
Robbens richtte zich op. ‘Je speelt vanavond niet, zoals we van je gewend zijn,’ gaf hij toe. ‘Maar merkt de zaal dat?’
Lyra wendde zich snel naar hem toe, maar zei daarna geen woord.
‘En al zou de zaal dat bij de première bemerken - wat dan nog?’ vroeg Robbens.
Toen ging Betsie naar hem toe. ‘Ik ben geen erg sentimenteel mens,’ zei ze, ‘maar vanavond krijg je van mij een kus, Jaap Robbens. Je wilt me met alle geweld erdoor helpen, en dat is aardig van je. Ik ken je genoeg om te weten, dat je het niet doet om de verdienste... Maar - Jaap Robbens...’ Ze stak een vinger in de hoogte, als om hen tot luisteren te manen: ‘Er komen geen reporters naar mij toe, zoals de vorige maal.’
Toen zei Philips zacht - en juist daardoor kreeg Betsie de wonderlijke indruk, dat hij het meende: ‘Er is één middel, waardoor je vanavond spelen zult als vroeger, Betty...’ alsof hij een toversleuteltje had.
‘En dat is?’ vroegen Betsie en Lyra en Robbens tegelijk.
Philips keek even verlegen, en grinnikte. ‘Een flink glas jenever,’ zei hij toen. ‘Als medicijn...’ Dit was een zwak excuus voor een sterke slok.
‘Walgelijk!’ wierp Betsie tegen. ‘Ik zou nooit willen spelen, als het moest op kracht van de alcohol!... Als ik het zelf niet meer kan -’
‘Nee, dat gebeurt niet!’ besliste Robbens. Hij lachte er schaterend om, en liep door, omdat hij nog even iets met een van de toneelknechts wilde bespreken over het decor van de laatste akte. Even zacht als Philips zei Lyra: ‘Betty - doe het!... Red de voorstelling en ons en Robbens!... Philips heeft gelijk - als medicijn - je moet even vrij en vol fantasie zijn, als vroeger...’ Betsie keek hen om de beurt in het gezicht. Zou ze nu nog een verlopen actrice op sterk water worden?...
| |
| |
Zacht als een ademtocht zei Philips: ‘Toe, nu meteen!...’ Betsie wilde zo ontzettend graag mee helpen, al was het maar voor de anderen, en voor Robbens!... Voor het stuk - voor het theater...
‘Goed,’ zei ze. Het gaf haar een gevoel of ze iets heldhaftigs ging doen. Dat had ze nog nooit eerder ervaren - zelfs niet, toen ze Bastemeyer redde.
Philips duwde Betsie snel in haar eigen kleedkamer. Hij glipte terug in de zijne, en kwam achter haar aan met een platte fles. ‘Die heb ik altijd bij me, met het oog op flauwtes en zo,’ zei hij. ‘Ja, dat begrijp ik,’ antwoordde Lyra droog. Ze bleef er trouw bij.
Philips schonk een glaasje flink vol. ‘Drink, Betty!’ zei hij. Betsie nam het glas, en sloeg het naar binnen. ‘Nog een halve,’ drong ze aan. ‘Ik ben als de dood, dat het niet helpt!’
Terwijl ze ging liggen, voelde ze zich beschaamd, door dit ordinaire paardenmiddel. Ze wist echter, het gedaan te hebben voor de anderen.
‘Niet te lang liggen, even maar,’ murmelde Lyra. ‘Je moet je nog verkleden, Betty!... Kun je dat alleen?...’
Alsof Betsie nu direct stomdronken was, en geen japon meer van een vaste wastafel kon onderscheiden. Betsie voelde een rare brand in haar maag. Het duurde ongeveer acht minuten. Toen leek het dagelijkse leven als een nevel op te trekken. Kon het zo snel werken?... Ze verwachtte afschuwelijke duizeligheid, wankele benen, een bonzende hoofdpijn.
Het kwam niet. Alleen een fikse durf stond overeind in haar. Nee, durf was het niet - inzicht. Eensklaps wist ze, hoe ze had moeten spelen, wat ze wè en niet gedaan had - wat ze níét en wèl had moeten doen. Ze brandde van ijver om op te treden. Ze zou de voorstelling even recht zetten, ze zou àlles in orde maken!... Gunst, een première was iets verrukkelijks!...
‘Eet wat,’ zei Lyra naast haar, en hield haar een koud croquetje voor. Betsie hapte, terwijl ze haar schoenen voor de laatste akte vastmaakte. Ze liet de prachtige groen-blauwe japon over haar schouders glijden, bevestigde de juwelen, kamde haar krullen op. Ze poederde bij de laatste hap haar gezicht, trok de lippen nog eens na, en bekeek zichzelf in de spiegel! Niet ouder dan vijfendertig, in deze japon. Heerlijk!...
| |
| |
Ze voelde zich herboren. En begreep, ook met dat kristalheldere inzicht dat ze nooit had gehad, hoe kunstenaars soms aan drank konden verslaven... Om het kunnen vast te houden, en de onmacht te bekampen...
Terwijl ze naar het toneel liep voor de derde akte, zag Betsie met volslagen onverschilligheid, hoe Thea haar uit de weg ging. Die had in de kleedkamer ook niets meer tegen haar gezegd. Lucy, een deftige dame op het schip nu, keerde Betsie ook de rug toe. O, er zouden er beslist meer volgen. - Ze konden de lachziekte krijgen! -
Betsie ontweek Robbens. Popelend stond ze tussen de doeken haar beurt af te wachten. Muziek, golven muziek. Ze liep snel naar de zijkant, waar ze afwachtend bleef staan. In de salon van de boot waren enkele gasten in een zeer muzikale conversatie gewikkeld. Terwijl ze weggingen, kwam van de andere kant Betsie op. Ze sloop zeker van haar zaak en zeer gespannen achter hen aan, bleef een paar malen staan, vond iets op de tafel, wat ze bij zich moest steken. ‘Ach,’ zei ze hardop, ‘is mevrouw de gravin nu al zo ver, dat ze haar zakdoek vergeet?...’ Ze hield de zakdoek uit, en moest er dan iets in lezen.
Haar gehele actie was best. Naast de coulissen stond Robbens, en keek zich de ogen uit. ‘Wat heeft Betty?...’ vroeg hij aan Thea.
‘Weet ik het,’ zei die scherp. ‘Ze ligt eruit, dat is vast!’
Robbens keerde zich geheel naar haar toe, en bekeek haar langzaam, van het hoofd tot de voeten. Thea leek daaronder te smelten, ze kon zich eigenlijk geen brutaal antwoord aan een zo machtig theater-directeur veroorloven.
‘Nou ja,...’ zei ze, en trachtte te lachen.
Maar voor ze zo ver was, klonk er uit de zaal een breed, schaterend gelach. Bliksemsnel wendde Robbens zich om: dit moest de komische claus van Betty zijn - - - -
Ze stond midden op het toneel, Betty Vandepen. In haar slanke japon, van groen-blauwe glanzen. ‘Het is nooit erg voor een vrouw, voor gek versleten te worden, zolang zij het niet is,’ zei ze, een beetje smachtend. ‘Het is dan veel erger voor de omstanders, want die zullen er schade van ondervinden!... O, gravin van Grainborough! Gravì-in!... Hé, stuk adel, waar
| |
| |
sta je, of zìt je al?...’
De zaal schaterde. Betsie was beter dan ooit...
Robbens stond als vastgeklonken. Hij keek met uitpuilende ogen, hoe daar zijn Betty Vandepen haar tekst bracht, zó uitstekend, dat de zaal met één klap gevangen was. Elk woord trilde van spanning en uitdrukking Ze hanteerde het publiek, als een volleerde actrice. Robbens voelde zijn ogen vochtig worden van wonderlijke dankbaarheid. Hij hoorde met ademloze verrassing, hoe zijn eerste actrice brutaal haar lied intoneerde, en het niet, zoals de andere ongeoefende zangers, half zegde - nee, ze zong. Ze zong krachtig en uitdagend - ze zong bèst!... ‘Onbegrijpelijk,’ stamelde Robbens tegen Thea, die woordloos naast hem stond. ‘Ik heb haar nooit zó gezien of gehoord...’
Betty Vandepen: een slanke figuur met kwieke bewegingen, de armen half geheven in een pathetische houding, zingend met het orkest. En daar beneden Sandor, als een wilde dirigerend, met vlammende ogen vol enthousiasme op de actrice. ‘Ben ik nou gèk?!...’ zei Robbens. Doch hij zag langs de decors, hoe aan de andere zijde van het toneel meer mensen stonden, met diezelfde verbazing op hun gelaat.
Mevrouw Jackson was een hoofdrol, en de mensen in de zaal wisten dat opeens. Ze voelden zich een beetje raar, dat ze het niet eerder hadden doorzien... Maar natuurlijk - zij werd immers gespeeld door Betty Vandepen - - dat garandeerde toch alles?!..
Betsie zong en speelde. Het leek wel gedrukt voor haar ogen te staan, ze aarzelde niet, ze wist veel meer dan ze te zeggen had. En hóé zei ze het! Daar kon een Lyra nauwelijks tegen spelen! Philips raakte er in een kleine scène van aan het stotteren, en nog redde Betsie hem met een vlotte improvisatie: ‘Ja, mijnheer de gastheer - u dacht, een brutale indringster voor te hebben - iemand, die u weg kon sturen. Maar wat nu? Niet stotteren, mijn lieve jongen! Zeg het maar tegen tante Jackson, die is heus te vertrouwen!...’
‘Ja, dat merk ik,’ zei Philips. En een schaterlach ontsnapte hem, die ook niet in zijn rol stond. Het publiek wist van deze dingen niets, het genoot. De laatste akte vloog erdoor, met vaart en spanning.
Toen dan eindelijk Betsie in haar volle avondtoilet door het
| |
| |
raam kwam zwiepen, brulde ze: ‘Dames en heren - voorzover aanwezig - ook de andere mensen in avondtoilet mogen meedoen - verroer geen vin, of ik schiet de deur uit!...’
Philips wendde zich om, nauwelijks ernstig, en vroeg: ‘Wat heeft dat te betekenen, mevrouw Jackson?...’
Ze zei het niet luid, ze gilde het niet, zoals was afgesproken. Maar wat ze deed, was veel aangrijpender: bijna zonder intonatie zei Betsie: ‘Er is een moordenaar aan boord van dit plezierjacht... U hebt het leven ingeladen, maar dei dood is uw ballast. U hebt de betrouwbaarheid uitgenodigd, maar het verraad is uw gast.’
De zaal was doodstil. En zo zeker van haar beweging, met totaal andere intonaties in haar tekst en zulke snelle wendingen, speelde Betsie haar spel, dat geen mens haar ouder achtte dan dertig jaar. Ze fonkelde die avond, zoals ze nooit gefonkeld had. En ze bevroedde, dat ze nimmer weer zo zou fonkelen. Ze wankelde tussen verrukkelijke spanning en een gillende huilbui - want eigenlijk voelde Betsie zich diep melancholiek en ja, ook een beetje boos. Om de een of andere reden moest ze kwaad denken aan haar kantoor-baas. Hij was de reden, dat ze niet eerder grote momenten in haar bestaan had gekend. O, als ze hem nu in de zaal zag zitten, zou ze hem op zijn vervelende hoofd spugen, over Sandor en de orkestbak heen. Maar ze speelde zo brandend-goed, dat ze er toch ook héél gelukkig onder was. De zinnen kwamen vanzelf, ze herinnerde zich elk woord, en wist opeens de betekenis ervan! Betsie speelde als gehypnotiseerd.
Het werd een triomf, waarnaast het hele vorige spel in het niet viel.
Toen eindelijk, na een flitsende oplossing, met finale en veel dans, het doek viel, donderde het applaus los. Het doek ging twaalf maal omhoog, veertien maal, achttien maal. Het publiek stond op de stoelen en jubelde om Betty Vandepen.
Niemand had ooit zo-iets beleefd. De hele troep was kletsnat bezweet van het ingespannen spelen. Ze leken allemaal te dromen, ze waren eensklaps weer gelukkig en optimist...
Maar meer dan één had toen al achter het toneel bekend gemaakt, dat Betty Vandepen naar jenever rook. En Robbens stond met gefronste wenkbrauwen tegen een paal geleund. Het speet hem,
| |
| |
o, het spéét hem!... Dat dìt had kunnen gebeuren!... Het deed hem zo'n pijn... Want waar lag het einde, als dit éénmaal gebeurd was?...
Nu moest hij met Betty praten; juist nu; dat ze zich terugtrok. Dat ze de rust ging nemen, die haar als gepensioneerde juffrouw toekwam... Hij mocht nooit goedvinden, dat dit, wat zich hier vanavond zo subliem op het toneel had afgespeeld, zich zou herhalen. Daarvoor - hield hij teveel van haar.
Er zouden hem nog heel wat moeilijke ogenblikken te wachten staan, want hoe kon je Betty ooit overtuigen?... Hij móést; hij moest haar overtuigen, en daarmee helpen. Dit mocht geen begoocheling worden, met alle facetten van angst en verdriet en ontluistering...
Zij waren eigenlijk allemaal zo onthutst,- dat er een verwezen stemming hing, in de kleedkamers. Eigenlijk was Betty Vandepen een sensatie-type.
Betsie liep doodkalm naar de kaptafel, en bekeek de bloemen. Van Robbens, van haar zusters, van de dames van kantoor... ‘We zijn trots op je,’ stond er op het laatste kaartje. Ach ja, ze zou immers bij de film gaan!... In 't vervolg mocht ze iedereen ‘misselijke vent’ noemen - het zou nog een eer worden! -
Opeens prikten er tranen in haar oogleden. Toen kwam, tot overmaat, Robbens binnen. ‘Mag ik even?’ vroeg hij. Thea volgde de scène uit haar spiegelglas: ze zat zich in de kimono die ze van Robbens had gekregen af te schminken.
‘Betty,’ zei Robbens, en hij nam haar hand, ‘ik bewonder je en ik ben trots op je. En - ik bedank je van harte... Want ik weet, wat er gebeurd is, en ik begrijp, dat je 't hebt gedaan om òns...’
Ze stond roerloos. De ontspanning na alles was te groot. En nu dit nog erbij... en ze was al zo vermoeid... ‘Daar - ben ik h-heel blij om,’ zei Betsie. En toen liepen er opeens tranen over haar wangen. Ze dacht nog: ‘iedereen zal denken dat ik huil omdat ik dronken ben!’ Ze wilde zeggen: ‘Ik ben heus volkomen nuchter!...’ Maar zelfs dàt leek haar zo alcoholisch te klinken - ze zweeg en snikte. Ze ging met een bons voor haar spiegel zitten. De stoel kraakte onbeleefd. De wimperverf loste
| |
| |
op door de tranen, en stak in haar ogen. Hemel, wat was ze lelijk, zoals ze daar voor de schel-belichte spiegel zat te janken!... Ze wou opstaan, ze zou haar gezicht een beetje afspoelen met koud water - -
Toen waren Robbens' handen op haar schouders. ‘Lieve Betty,’ zei hij, ‘je moet eens wat tot rust komen. Ik heb nu pas doorgrond, hoezeer je gelijk had, toen je me bij herhaling zei, dat je overwerkt was, dat je zo dodelijk vermoeid was, dat je 's morgens bijna niet meer uit je bed kon komen... Je hebt vanavond teveel van jezelf gevergd...’
Betsie vergat te huilen, wat haar een nog dronkener gevoel gaf.
‘Heb ik dàt allemaal gezegd?’ vroeg ze hees.
‘Ja, zo in de loop van de laatste weken heb je wel eens iets laten vallen, immers!’ fantaseerde Robbens. Hij dacht: ‘beter liegen, dan haar tot erkenning brengen van onmacht, met die feeks van Thompson daar voor de spiegel!...’
‘Ik herinner me er niets van,’ zei Betsie met trillende lippen.
‘Ik moet wel héél gek gedaan hebben...’
‘Je hebt subliem gespeeld,’ zei Robbens. ‘Thea kan dat getuigen.’
Thea wendde haar blik af, en zei kleintjes: ‘Ja..., dat is waar...’
Betsie wist heel goed, dat ze dit niet meende. Het deed haar verschrikkelijk pijn, zo veel onwaarheid om zich heen te vinden. Ze herinnerde zich van even tevoren, hoe ze Thea had horen spreken met Kees.
‘Schmink je gauw af,’ zei Robbens zorgzaam, ‘ik wacht buiten, en breng je met de wagen thuis.’
Betsie had hem kunnen zoenen. Ze wist opeens, hoe ontzaglijk veel betrouwbaarheid waard was; een mens die je niet in de steek liet, die je wilde begrijpen... Daarin was zij zelf ook vaak tekort geschoten...
In grote dankbaarheid gingen haar gedachten naar Lyra. Die was dan wel een beetje ingebeeld - maar wat een goed, lief karakter!...
‘Ik ben veel te ontroerd over alles,’ dacht Betsie dan weer, ‘dat is allemaal jenever-ontroering!’ Ze wilde zich vermannen. Als Cor en Aal ooit híérvan hoorden!...
Ach, wat kon het haar ook schelen? Ze zou jenever drinken en
| |
| |
spelen of tot een oud wijf verleppen - net zoals ze zelf wilde.
|
|