| |
11
DE REPETITIE VLOTTE WEL. TOCH BLEEF ER IETS afmattends in. De dialoog was flitsend en snel. De melodieën lagen buitengewoon prettig, maar waren moeilijk om te onthouden. Sandor had geduld leren oefenen, en speelde uit den treure met één vinger het wijsje.
Betsie benijdde Selma en Thea, die zulke zaken veel vlotter onder de knie hadden, en direct dóór konden stomen met het volgende. Ze kreeg de onaangename indruk, dat ze het gezelschap ophield.
‘Maak je niet druk,’ zei Robbens, ‘dat deed je de eerste keer ook. Ik verwacht niet anders. Je bent het me wel waard. We hebben alle tijd!’
Een enkele keer, als Betsie 's morgens de donkere toneelzaal binnenliep, kreeg ze dezelfde indruk, die ze zich van vroeger herinnerde. Dit waren toch andere mensen, dan zij van ouds gewend was. Jan Verbeyn danste dan op één been over het podium, de blonde haren zwierden hem om het hoofd. En in een hoek zat Lucy, met een kop vol krullen en een bloedrood geverfde mond. Naast Robbens, op de eerste rij, zag je de silhouet van Lyra, die weer oorhangers droeg van een vinger lengte. Gek, dat vrouwen altijd zo met hun hoofd moesten bewegen, als ze zulke bengelende sieraden droegen! Schudden ze zo met het hoofd om die oorhangers, of bengelden die oor- | |
| |
hangers zo hevig omdat ze schudden?...
Betsie ging doodstil achterin de zaal zitten.
‘Nogeens, Jan!’ zei Robbens. ‘Die draai is goed, maar ik zou in de hoek links graag wat beenwerk zien. En zie je kans als je langs het midden gaat, over een bankje te springen?’
‘Ik ben Betty niet!’ zei Jan Verbeyn.
Een daverend gelach klonk. Betsie bemerkte nu pas, dat er overal reeds collega's zaten en stonden.
Ze riep met de handen voor de mond: ‘Daarom kun je het toch wel proberen, Jan! Geen mens zal je voor mij aanzien!’
Jan stond stil, en blikte grinnikend de zaal in. ‘Hoe hoog is dat bankje?’ vroeg hij.
Betsie liep naar voren toe. ‘Ik protesteer, Jaap!’ zei ze. ‘Als die jongen over een bankje hipt, moet ik alsmaar hoger meubels nemen. Mijn hele effect wordt er door teniet gedaan.’
‘Dat kàn niet,’ wierp Robbens tegen, met een uitgestreken gezicht. ‘Maar goed - ik heb jou geëngageerd om te springen. Jan, dansen maar!’
En Sandor, over de toetsen gebogen, begon weer te spelen.
De dialogen vormden een belemmering door hun snelheid. ‘Zou het publiek dat allemaal begrijpen, als we gewoon doorpraten?’ vroeg Betsie.
Thea zat in een hoek van de theater-zaal een passage te repeteren:
‘Ik ben altijd voornaam geweest,
Bij ons was nooit een mens banaal,
Daarom heerst er in onze kring
We zijn geschaafd en gepolijst,
Dat laatste woord kreeg niet de klank, die zij het had toegedacht. Thea haalde luid uit: ‘En úítgeblust!...’ Het klonk heel lief na. ‘En úítgeblust!...’ galmde Thea nogeens.
‘Zangers krijgen nooit genoeg van hun eigen geluid,’ bromde Robbens.
| |
| |
‘Uítgeblust!...’ galmde Thea, ‘úít -’
‘Stil, brandspuit!’ zei Philips.
Thea kwam dansend naar hem toe:
‘Maar wee de man, die niet het kruit
diep in mijn hart vermoedt!...
Hij speelt met vuur en weet niet half,
Een kleine vonk, een reuze knal
die zich dan niet met tederheid
Philips nam plechtig haar hand, en zong voor de vuist weg:
‘We hebben niets aan dat gegil,
dus lieve Thea, wees nu stil!’
De anderen schaterden van het lachen. Betsie zat er met innig genoegen naar te kijken. ‘Dit heb ik nodig,’ dacht ze. ‘Zo-iets vind je op geen kantoor! Als Alie en Cor dit zagen, zouden ze me misschien toch wel een beetje begrijpen!...’
De zaak begon echt op gang te komen. Overal kon je Jan of Selma vinden, in hun eentje of samen een ingewikkelde figuur uit het nieuwe werk repeterend. In de tram zag je Thea zitten, met haar hand op haar knie tikkend, terwijl haar lippen bewogen. Bij de toneel-uitgang liep je Philips tegen het lijf, die neuriede: ‘Ja, ja, mijn lieve kleine schat! Ik vraag me af - hoe weet je dat? Je bent een wonderlijke vróúw...’
Dan kon hij plotseling de wenkbrauwen fronsen, en zeggen: ‘Ik vind die Hollandse teksten toch zó lelijk!... Ze zeggen alles te bot weg!...’
Maar op het toneel klonken de woorden heel best, vond Betsie.
Ze moesten naar de kostumier. Passen voor de eerste akte, de tweede. Betsie vond haar mantelpakje heel chic, hoewel Thea er haar neus hoog voor ophaalde. Thea, die zelf in een shantung zonnepakje liep, met een grote hoed vol rozen, en schoenen met zulke onwaarschijnlijk hoge hakken en zolen, dat Jan Verbeyn
| |
| |
zei: ‘Al vergaat die boot, dan blijf jij nog droog, met je voeten op de bodem van de zee!’
Philips zag er vorstelijk uit in een wit zeilpak, in een wit dinner-jacket en in een lichtgroen shirt met donkergroene broek. Hij paste petten en een sublieme ruime overjas van bijna witte wol, met een opstaande kraag.
‘Ik zou zonder de minste moeite verliefd op je kunnen worden,’ zei Selma, ‘als je die kleren aan hebt!’
‘Ja,’ beaamde Jan Verbeyn, ‘zonder die kleren blijft ie een onooglijke aap!...’
Betsie schoot daarom in de lach, want Philips was een knappe vent. Hijzelf trok zich trouwens van deze plagerijen niets aan, en vroeg onderwijl aan Robbens: ‘Heb ik golvend haar, of sluik?’
Robbens stond met 't hoofd scheef naar zijn mensen te kijken. Hij dacht na, voor hij antwoordde: ‘Ik zou het prettig vinden, als je krullen had. Daar maak je zo'n echt doorgewaaide indruk mee - en wij moeten de zeewind suggereren, vergeet dat niet!’
‘En ben ik rood of zwart?’ wilde Thea direct weten. Ze kon nooit goed verdragen, dat er veel aandacht aan een ander gegeven werd.
‘Jou,’ zei Robbens met een volkomen ernstig gezicht, ‘wou ik gevlekt hebben, zoals tijgers zijn.’
‘Ga weg,’ verweerde Thea zich, toch een beetje achter adem van de idee.
‘Ja, dat kan best,’ zei Robbens, ‘dan laten we je in strepen blonderen. Het zal sensationeel zijn, Thea!... The tiger lady!’
‘Maar dat dóé ik níét!’ kreet Thea. ‘Op het toneel mag dat aardig zijn, maar op straat zouden de mensen zich naar lachen!’
‘Dat doen ze toch al,’ antwoordde Philips. ‘Als jij met Jan Verbeyn op straat loopt, lachen de mensen zich krom, gewoonweg! Ik weet natuurlijk niet, of het om jou of om Jan is!...’
Daarmee had hij puik wraak genomen over de onooglijke aap.
‘Maar ik lóóp nooit met Jan Verbeyn op straat!’ betoogde Thea.
‘Omdat je het al weet,’ zei Philips.
Intussen danste Jan Verbeyn in een reusachtig chic matrozenpak rond, en probeerde of zijn broek beenzwaaien en sprongen toeliet. ‘Iets te laag in het kruis,’ riep hij tegen de kleermaker. ‘Mijn benen moet ik héél hoog en vrij kunnen opgooien!’ Wat
| |
| |
hij deed, precies tegen een ellestok, die als een pijl overeind vloog en -kletterend over de grond ging.
Voor de tweede akte bleek Betsie een avondtoilet te moeten dragen: oud roze crèpe Georgette met goudkant. Een heel wijde rok, van achteren iets slepend. ‘Kun je daarmee springen?’ informeerde Robbens.
‘Je springt in elk stuk, dat je speelt,’ vertelde Thea, ‘al word je honderd! Dan moet je nòg springen! Je hebt meneer Robbens' hart springende veroverd!’
Betsie mat de afstand, nam een aanloop en líép. Met een keurige sprong suisde ze over een kniptafel. Haar rok waaierde als een vogelstaart achter haar neer.
Het effect was totaal anders, dan ze verwacht had. Eigenlijk had Betsie er niet verder bij stilgestaan, en op geen effect gerekend. Maar de kleermaker was totaal onthutst.
‘Alle duivels!’ riep hij.
‘Ach, dit is er maar één,’ stelde Lyra hem gerust.
Hij haastte zich naar Betsie. ‘Hebt u zich pijn gedaan, mevrouw?...’
Robbens schoot in een luide lach en schudde het hoofd.
‘Pijn?’ vroeg Betsie, kleurend, ‘ik spring zo vaak over tafels!’ De kleermaker zag haar met holle ogen aan. ‘Verschrikkelijk!’ zei hij, ‘wat een leven voor uw man!...’
‘Als ze een man had, sprong ze daar ook overheen,’ zei Thea.
‘Ik dacht, dat mevrouw pijn had, - dat ze zich gebrand had!...’ stamelde de kleermaker.
‘Dan springt ze veel hoger!’ vertelde Philips. ‘Een poos terug brandde ze zich aan de strijkbout van onze kleedster. En toen is mevrouw Vandepen over de hele stalles gesprongen, in de zaal!’ Betsie vond het helemaal niet aardig, dat ze zo gek praatten. Ze wilde haar aandacht bepalen bij de kleren, en vond het oponthoud, dat de mensen zo lachten en stoeiden.
‘In de derde akte moet je door een raam naar binnen komen springen,’ vertelde Robbens haar. ‘Daar kun je een tremplin voor gebruiken, want je hebt geen aanloop, achter het toneel.’
‘In de derde akte?’ vroeg Betsie verbaasd, ‘ik dacht, dat ik daar heel gewoon binnenkwam, en schreeuwen moest, dat er een moordenaar aan boord was!... Ik heb toch het stuk zelf gelezen -’
| |
| |
‘Ja,’ stemde Robbens een beetje verlegen in, ‘maar ik vond het zo aardig, je daar nog eens te laten springen!... Het publiek is er dol op, en één sprong is toch ook niets, zeg nou zelf!...’
Betsie voelde zich onbehaaglijk. ‘De anderen zingen en spelen, en ik ben de clown,’ zei ze.
‘Geen clown,’ verbeterde Robbens, ‘je bent een opwekking voor de mensen! Wat jij kunt, kan niemand!’
Het was een schrale troost. Maar toen Betsie de japon zag, die ze in de derde akte zou dragen, - een blauw-groene changeant satijnen robe met een nauwe rok, die van de knie af gespleten was, en een heel lange sleep vertoonde, was ze koest. Ze werd direct verliefd op die japon. ‘Ik kan daar wel in werken met een tremplin,’ zei ze aarzelend.
‘Daarom heb ik aan die tremplin ook gedacht,’ gaf Robbens toe.
Ze stonden een ogenblik samen naar de japon te kijken. En toen zei Betsie eindelijk zacht, wat ze al lang op het hart had: ‘Jaap,... mag ik er nu eens wat jonger uitzien, op het toneel?...’
Hij glimlachte erg wereldwijs. ‘Dat had ik je al willen vragen,’ zei hij.
‘Gelukkig,’ lispelde Betsie. Ze kon over zijn schouder heen in een spiegel kijken, al deinde daar ook telkens Thea voor, die afgespeld werd.
‘Want per slot ben ik toch, met een beetje make-up, niet zó gek oud,...’ voltooide Betsie, in lichtzinnige nederigheid.
‘Bravo,’ antwoordde haar directeur. En hij leek het te menen ook. ‘Je bent een pracht-mens, Betty!’ zei hij tevreden. ‘En dat slaat heus niet alleen op je innerlijk!’
En dat - ja, dàt had Betsie nu juist zo graag eens van iemand willen horen. Het innerlijk was natuurlijk veel waard, en ze deed altijd haar best, vriendelijk en eerlijk te zijn... maar het uiterlijk wilde toch ook wel eens geprezen worden, o, Papegaaien-ABC!
De decors werden opgezet, en uit de zaal bekeken. Knechten schreeuwden aanwijzingen, hamerslagen dreunden door de ruimte. De belichting vlamde uit en aan, Sandor deinde boven de orkestbak, waarin zijn mannen de nieuwe muziek doorspeelden. ‘Langzaam!...’ kreet Sandor, met altijd weer die wijd open,
| |
| |
verontwaardigde ogen, ‘langzaam toch! En dan híérr - schnell! Nog schneller!...’
De generale werd gespeeld. Kribbige artiesten, een doodvermoeide Jaap Robbens in de zaal, op de eerste rij. ‘Die opkomst is fout, Thea!...’
‘Ik weet helemaal niet, wanneer ik precies moet opkomen!’ kreet Thea terug. ‘Phil geeft daar een wacht, die overpraat wordt!’
‘Nogeens,’ beval Robbens.
Achter de coulissen stonden Jan Verbeyn en Tom samen de nieuwe affiche te bekijken: een romantische boot vol harten, op een felblauwe zee. En onder een geel-witte hemel, met een opzichtig stralende zon, die een aria leek te zingen. Zelfs de golfjes om de boot heen dansten en krulden op feestelijke wijze mee. ‘Harten in de zonneschijn’, stond er met helroze letters in een luchtige, hartvormige guirlande omheen geschreven.
Op een koffer zat de kleedster, als een dolle knoopjes aan een kostuum van Lyra te naaien.
‘Ik heb nog geen ceintuur!...’ riep Miny. Er zouden altijd mensen zijn, die op het belangrijke moment een ceintuur misten, of een lint.
Selma stond op haar teenspitsen in een smal gangetje tussen de décors heen en weer te trippelen, in zichzelf dwars door het orkest heen een melodietje neuriënd. Betsie zat dof naar haar te kijken. Zij voelde zich dodelijk moe. ‘Als maar eerst de première geweest is,’ dacht ze. ‘Dan kunnen we uitslapen.’ Daaraan greep ze zich vast, elke keer dat ze het werk niet áán meende te kunnen. Er werd in de nieuwe rol zo ontzettend veel van haar gevergd, dat ze dikwijls wanhoopte. Zo snel en kwiek achter elkaar praten, akteren, dansen, zingen, en dan nog springen ook! Ze had een gevoel, of ze drie mensen tegelijk moest zijn, en deze niet los wist te maken van mekander. ‘Betty!’
‘Ja!’ Ze veerde overeind. ‘Denk om je opkomst!’ Ze stond al bij het trapje, dat aan de achterzijde van het dek-decor de loopplank verbeeldde.
Ze tripte snel, behoedzaam om zich heen kijkend, het dek op. Daar liep ze bijna tegen matroos Jan op, die met zijn rug naar haar toe moest staan. Ze verborg zich achter een uitbouw van een hut. De matroos slenterde met lenige danspassen weg. Betsie,
| |
| |
Betty Vandepen, Mevrouw Jackson, gleed te voorschijn en snelde naar de andere zijde van het dek.
‘Dat is iets te langzaam, Betty!’ riep Robbens uit de zaal. ‘Je moet ook nog wat behoedzamer doen. Je moet van schuilplaats naar schuilplaats glippen, en telkens eerst half opduiken, om het terrein te verkennen, vóór je de volgende stap waagt!’
Overdoen. Overdoen! Overdoen!!... Bah! - en filmen moest nog erger zijn!...
‘Morgen om deze tijd hebben wij de première,’ dacht Betsie, van obstakel naar obstakel glippend. Er was opluchting in haar hart, en toch ook die nare zenuw-greep, die blijkbaar een première vooraf moest gaan.
|
|