| |
10
EEN WEEK LATER KWAM HET GEHELE GEZELSCHAP bij elkaar, om de nieuwe musical te bespreken. Er heerste spanning; over de rolverdeling, over de inhoud van het stuk, over alles, wat tezamen een musical was. Het was de geschiedenis van een jong getrouwd paar dat met een heel stel gasten op een jacht de Middellandse Zee bevoer. Er kwamen allerlei vrolijke en dramatische conflicten tussen de gasten tot stand, ze losten ze weer op. Al deze dingen weerspiegelden zich in het contact tussen de jonge man en de jonge vrouw: de gastheer en -vrouw, die zielsveel van mekaar hielden, doch pas na afloop van de reis zo veel geleerd hadden, dat ze met werkelijk volledig begrip voor elkaar samen van boord gingen.
‘Dat is nog vlug,’ zei Lyra. Thea vond dat cynisch klinken.
‘Maar waar is Betty's rol?’ vroeg ze. Dat vond Betsie toch weer
| |
| |
ontroerend hartelijk van haar.
‘Betty,’ zei Robbens, en hij ging er eens gemakkelijk voor zitten, ‘heeft ditmaal een iets ingewikkelder rol.’ Hij glimlachte naar Betsie. ‘Zij speelt de rol van een ietwat geheimzinnige dame, waarvan de helft van de gasten denkt dat zij de moeder van de bruid is. Op een bepaald moment wijst alles in de richting van een diefstal met oplichting, zelfs op chantage. Er worden dan zaken in de hut van die dame gevonden, welke haar als de schuldige aanwijzen. De mensen ontdekken, dat zij helemaal niet de moeder van de jonge vrouw is. Men ontwijkt haar, ze is gecompromitteerd. Maar intussen spitst zich een komplot toe op het schip, en de oudere vrouw waarschuwt de gastheer. Als dan de schuldige van dit komplot gezocht wordt, blijken alle gegevens weer naar de oude dame te leiden. Men neemt aan, dat zij avontuurlijk aangelegd is, of wellicht hysterisch. Uiteindelijk blijkt ze detective te zijn voor de regering, en op het spoor van een spionage, waarvoor de gastheer verantwoordelijk gesteld zou kunnen worden, buiten zijn schuld. Alles eindigt goed, er zit letterlijk en figuurlijk muziek in dit stuk.’
De diverse medespelenden bestormden Robbens met vragen over hun rollen. Het gegeven leek aantrekkelijk.
Betsie zat achterover geleund met het lepeltje van haar koffiekop te spelen. ‘Je zult er in moeten klauteren en springen,’ zei Robbens eensklaps tegen haar. ‘Maar dat leek me juist zo aardig! Je kunt het, dat lijkt me dus geen bezwaar. Alleen - er zit veel spel in, Betty. We zullen het terdege instuderen, hoor!’
Betsie hoorde hem aan, en voelde zich eensklaps mijlenver van al de vaktermen verwijderd. Het was, alsof ze de mensen van een zaal uit op het podium hoorde overleggen: twee werelden: deze en de hare. Was ze dan niet opgenomen in hun kring, had ze niet genoeg meegespeeld, om zich met hen thuis te voelen?...
‘Wat bedoel je met “veel spel”?’ informeerde ze.
Robbens overwoog zijn woorden. ‘Wel,...’ zei hij aarzelend, ‘genuanceerd spel. In het stuk dat we aldoor gespeeld hebben, ben je eigenlijk alleen maar verkeerd beoordeeld, doch steeds jezelf gebleven - jezelf als Nymphafiguur... Maar nu zul je een vrouw moeten uitbeelden, die de wereld willens en wetens
| |
| |
verschillende gezichten toont... Je zult heel vriendelijk en zacht moeten zijn, zelfs een beetje hulp-behoevend. Daarnaast, als de gasten op het schip je niet zien, klim je over de reling. Je bent een vrouw van de wereld, eri je lijkt soms een vrouw van de onderwereld... O, je zult ervan smullen, Betty!...’ Hij knikte haar glimlachend toe. Een vrouw van de onderwereld! Net iets voor Betty-uit-de-krant! -
Het stuk leek Betsie inderdaad heerlijk. Maar ze was zo vermoeid. Daardoor scheen ze alles en allen vertekend te zien. Het leek haar ook, of Robbens zich opblies tot geestdrift, of hij hun iets voordroeg, waar hij eigenlijk niet zó veel plezier in had. Toen werd haar aandacht afgeleid door Thea, die zich als temperamentvol miljonairs-vrouwtje een rol zag toebedeeld naast Philips, ‘om te zoenen!’ zoals ze het zelf uitjubelde. ‘Om te zoenen! Kom hier, Philips, en zeg dat je verrukt bent, mijn ega te zullen spelen!’
‘Ach, ik ben altijd verrukt, als ik iemands ega mag uitbeelden,’ antwoordde Philips, en gaf haar een kus. ‘Vooral als het een zwartharig persoontje is, - daar kom ik zó goed naast uit!...’ Dat laatste jubelde hij geheel in Thea's intonatie, zodat de anderen in de lach schoten, tot Hein toe.
‘Wanneer beginnen we te repeteren?’ informeerde Lyra.
‘Morgenochtend,’ antwoordde Robbens. ‘Ik wou het meteen in het theater repeteren, niet eerst in een zaaltje.’
Jan Verbeyn riep over de anderen heen: ‘Hoe wordt het decor?...’
‘Het dek van een jacht,’ vertelde Robben.
Nee, hij was toch wel degelijk echt enthousiast... Vreemd, vond Betsie, dat hij zo'n geveinsde indruk maakte, nu en dan...
‘Misschien is hij ook vermoeid,’ dacht ze. En hardop vroeg ze: ‘Krijgen we ook vakantie?’
‘Van het voorjaar pas,’ zei Robbens. Even blikte hij ernstig in haar richting. ‘We doen heel langzaam aan, Betty. Kalm en op ons dooie gemak. Niet elke dag repeteren.’
Betsie voelde zich niet geheel voldaan. Maar ze wilde niet de stoornis zijn in algemene vreugde.
Toen zag ze Lyra. Lyra, die een beetje achteraf zat, glimlachend met zichtbare teleurstelling. Ze wipte tussen haar vingers het koffie-lepeltje op en neer en leek niet bij de anderen te behoren.
| |
| |
Hun ogen ontmoetten elkaar. De glimlach op Lyra's gezicht verdiepte zich. ‘Nu kun je dus vooreerst niet naar Frankrijk,’ zei ze zacht.
‘Naar Frankrijk?...’ herhaalde Betsie verbluft.
‘Naar je kasteel,’ verduidelijkte Lyra. De woorden kregen zonderlinge dimensies, nu Betsie ze zo argeloos hoorde uitspreken door een ander. Haar hart stond een ogenblik stil.
‘O,’ zei ze toen vriendelijk, ‘daar had ik toch vooreerst niet heen gekund.’ Ze vermeed het, naar Robbens te kijken.
‘Wat heb jij voor rol?’ vroeg ze.
Lyra richtte haar ogen weer op Betsie. ‘Ik?’ vroeg ze alsof ze wakker werd. ‘O, een heel aardige rol..., een gast,... zo'n rijke dame, in een mooi toilet...’
Betsie knikte iets te haastig. Ze hoorde toch wel bij deze troep, ze hoorde er inderdaad bij... Anders had ze niet zo duidelijk kunnen doorzien, alsof het hardop gezegd was, dat Lyra van Huiselaar geen ‘speelrol’ had gekregen. Dat ze met geweld een gevoel van jaloersheid op Thea wegduwde, en intussen verbitterd als altijd dacht: ‘Ik heb ook nooit es iets!...’ Want de rol van Lyra was geen schitter-rol. Geen karakter, geen bizondere prestatie. Nog daargelaten of ze het kón -: ze werd er niet voor geroepen. Ze werd er niet voor aangezien...
‘Had ik haar rol maar, en zij de mijne,’ dacht Betsie. Hoewel ze zeker wist, dat Lyra geweigerd zou hebben, een oudere vrouw te spelen. Als je dat éénmaal gedaan had, riep niemand je meer voor jonge rollen...
Betsie ging impulsief naast Lyra zitten. ‘Maar die rol van jou,’ zei ze, ‘daar kun je altijd meer van maken, dan de anderen verwachten, Lyra... Als je een rol toegemeten krijgt, die een al sterk spel eist, breng je 'm goed, of je derailleert erop... Maar zo'n rol van een deftige dame - daar kun je zó veel persoonlijks in leggen... Je kunt er een juweel van maken, Lyra!...’
De andere vrouw bezag haar met een mengsel van stijgende geestdrift en toch nog kille teleurstelling. Ze glimlachte. ‘Nou ja,’ zei ze toen, ‘dat doe ik tòch...’
Op weg naar huis dacht Betsie: ‘Moet ik Aal en Cor nu met een zeggen, dat ik nieuw werk heb?...’ Ze aarzelde. Er zou
| |
| |
zo veel commentaar op komen, en ze voelde zich niet in staat, alles te ontzenuwen. Ze besloot maar te zwijgen. ‘Ze kunnen verwachten, dat ik een volgende rol krijg, en ze zullen het wel bemerken,’ overlegde ze. ‘Op een dag verspreek ik me wel, en dan doe ik net of het gewoon is... Dat ìs het toch ook eigenlijk...’
Aan tafel was ze stil.
‘Heb je die meneer Robbens ook gesproken?’ informeerde Alie.
‘Ja,’ bevestigde Betsie. Alsof ze op elke straathoek die meneer Robbens zag, en met hem praatte.
‘Waarom komt hij nooit meer?’ vroeg Cor.
‘Hij heeft het zo druk,’ zei Betsie. Ze wilde zeggen: ‘Nieuwe plannen.’ Maar ze zweeg. ‘Kunnen we een beetje gauw eten? Want ik ben laat, geloof ik, en de kleedster moet mijn groene japon nog ontvlekken. Daar zit schmink aan de hals.’
Als ze dit een jaar tevoren had gezegd, zouden de zusters en bloc onder de tafel gegleden zijn van ontzetting. Alles wende.
Betsie wandelde naar het theater. Onderweg ontmoette ze Greta Bastemeyer. Betsie herkende Greta eerder dan Greta Betsie.
‘Dag Bast!’ zei ze. Dat was ze gewend geweest, zo nu en dan zeiden ze dat op kantoor. Bastemeyer bleef staan als gestold.
‘Hé..., dàg... Betsie!...’ zei ze. Betsie voelde zich groeien in een burgerlijke voldoening.
‘Hoe gáát het met je?...!’ vroeg Bastemeyer.
‘O, puik,’ antwoordde Betsie. Gek, nu voelde ze zich in staat tot twintig hoofdrollen. Spelen? Springen? Klauteren? Zingen? Bèst!...
‘Wat heb je een succes,’ kweelde Bastemeyer.
Betsie grinnikte. Ze herinnerde zich de snauw van deze dame, toen ze op een middag haar staten niet af had.
‘Je gaat bij de film spelen, hè?...’ polste Bastemeyer sensationeel.
‘Ach, ík weet nog niet, dat hangt ervan af...,’ antwoordde Betsie pretentieus. Het was verrukkelijk, op te scheppen.
‘Waar woon je tegenwoordig?’ vroeg Bastemeyer.
‘O, we hebben een schattig huisje in de Papegaaienlaan,’ vertelde Betsie. ‘Werkelijk iets liefs.’
‘Maar - daar wóónde je toch al!’ bedacht Greta.
‘Ja, daar woon ik al enige tijd,’ gaf Betsie toe. ‘Ik hoef toch
| |
| |
niet telkens te verhuizen?’
Ze zag door Bastemeyers ogen heen zichzelf: een chique vrouw met een opgemaakt gezicht, spierwitte krullen, een smaakvolle mantel, bontlaarsjes, een dure tas.
‘We praten vaak over je, op kantoor,’ vertelde Bastemeyer.
‘Je bent een soort sprookje voor ons. Wie had dat kunnen denken, hè?’
Dat laatste vond Betsie eigenlijk niet helemaal aardig. De verbazing van de mensen was dikwijls lichtelijk onbeleefd: alsof ze je nooit voor vol hadden aangezien.
‘Je hebt me het leven gered!’ zei Bastemeyer.
‘Ja,’ zei Betsie blasé. ‘Ik doe van alles, als het erop aan komt.’
‘Ga je naar Amerika?’ vroeg Bastemeyer.
Betsie proefde alle sensatie-verhalen welke over haar in omloop moesten zijn onder de vroegere kennissen.
‘De eerste maanden nog niet,’ antwoordde ze. ‘Maar lieve Greta, -’ dat was minder gemeend dan ‘Bast’ - ‘ik moet nu verder. Het werk wacht.’
‘Kom eens langs,’ inviteerde Bastemeyer.
‘Graag, als ik tijd heb,’ zei Betsie. Nare gemeenplaatsen; ze ging toch niet. Wat was ze aanstellerig geworden! Dat zou Bastemeyer morgenochtend ook tegen de anderen zeggen. ‘Zo opgeprikt en aanstellerig! Je herkènt haar gewoonweg niet meer!...’
En in het theater wachtten de japonnen, de juwelen, het werk - -
Betsies nieuwe rol heette Mrs. Jackson. Het was een nietszeggende naam doch de rol was allesbehalve nietszeggend. Zij begon met ongenood op het jacht aanwezig te zijn, en zich dan allerliefst te excuseren. Daarna ontspon zich een flitsende dialoog tussen Mrs. Jackson en de gravin van Grainborough - Lyra. Lyra had zich hersteld van haar teleurstelling - ze speelde dat de vonken eraf vlogen. Betsie raakte er achter adem van, ze wist op sommige ogenblikken niet meer, waar ze was met haar rol.
De anderen zaten lui in de theaterstoeltjes, in de donkere zaal, en vermaakten zich uitbundig. ‘Zet 'm op, Betty!’ riepen ze, en: ‘Goed zo, Lyra!...’ En dan begonnen de dames weer van voren af, omdat één van tweeën toch nog in de war raakte:
| |
| |
‘Hé, heb ik u niet eerder ontmoet, mevrouw Jackson?’
‘Nee, mevrouw, dat was mijn zuster.’
‘O, wat wonderlijk! Hoe weet u dan, dat ik haar ontmoet heb?’
‘Omdat zij indertijd een kamenier had, die Tibby heette - en dat is uw naam, als ik mij niet vergis.’
‘Wat enig, dat u mijn naam kent! Er zijn maar weinig mensen, met wie ik intiem genoeg ben, dat ze mijn naam weten!’
‘Dat kan ik mij voorstellen!’
‘Ja, u hebt een levendig begrips-vermogen, als ik mij niet vergis. En toch ontbreekt het u aan tact, geloof ik.’
‘O, maakt u zich daarover niet bezorgd, mevrouw! Op bepaalde momenten, en vooral als er anderen bij zijn, ontbreekt het mij zelfs niet aan tact.’
‘Dat wil heel wat zeggen, bij iemand van uw kom af - nu ja, dat klinkt een beetje log - ik bedoel eigenlijk -’
‘Uw bedoelingen zijn me allemaal bekend, lieve mevrouw.’
‘Wat een geruststelling!’
‘U zult verruimd ademhalen, dunkt me.’
‘Dat doe ik pas, als ik alleen ben.’
‘Logisch. Eerder kan geen mens zich laten gaan.’
‘Mensen in onze kringen laten zich nooit gaan.’
‘De meesten hebben inderdaad zo weinig ballast...’
‘Bedoelt u daarmee mij ook?’
‘Nee, zeker niet! U hebt naar mijn mening teveel ballast!... Ik bewonder uw uithoudingsvermogen, mevrouw!’
‘Uw bewondering verrast me, mevrouw Jackson!’
‘Ja, zo ziet u er ook uit!’
| |
| |
Het was Betsie bijna te snel. Eerst wist ze nauwelijks, wat ze zei. Later kreeg de rol een sterk reliëf. Nog later in de ochtend - zij had toen deze passage ongeveer twintig maal doorgenomen - begon ze de dialoog vervelend te vinden. En toch begreep ze, hoe geweldig Lyra speelde, dat het spel niet werkelijk dor werd. Zelfs de briljantste tekst wordt dood, na een poos, en deze tekst léék alleen maar briljant. Het was Lyra, die het gesprek elke keer opnieuw leven inblies. Lyra, met kwijnende ogen, een lieve glimlach en zulke goede intonatie, dat de collega's in de zaal bleven luisteren. Om elf uur onderbrak Robbens; er werd een gedeelte doorgenomen, van de dialoog met zang tussen Thea en Philips.
Toen Betsie eenmaal zat, voelde ze, hoe vermoeid ze was.
Lyra naast haar gaapte. ‘Ik ben gekraakt,’ zei ze.
Betsie glimlachte en verbeet een gaap. ‘Wat wonderlijk, dat we nu wéér zo kattig tegenover elkaar staan,’ fluisterde ze.
‘Stilte daar in de zaal!’ riep Robbens. ‘Licht!’
Er flitste meer licht aan, boven de hoofden van de mensen op het toneel. Hol en zwaar klonk de piano-begeleiding: Sandor zat met wiegelend bovenlijf te begeleiden, half in het gordijn geschoven.
‘Vanavond Nympha spelen,’ peinsde Betsie. ‘Zwaar, maar heerlijk werk. Heerlijk, maar zwaar werk. -’
In de eerste akte van Harten in de Zonneschijn kreeg Betsie een grijs mantelpak. Ze bekeek de ontwerpen met Robbens.
‘Geef haar toch een wijnrood pak,’ raadde Thea, ‘en dan van die lollige laarsjes erbij!... En een vilten reispetje, in de kleur van het pakje!’
Maar Robbens was het daar niet mee eens. ‘Ze mag in eerste instantie niet opvallen,’ zei hij. ‘En ook later moet ze herhaalde malen on-opvallend te werk kunnen gaan.’
‘Maar het is toch een musical!’ drong Thea aan, een en al hartelijkheid.
Betsie vond een grijs mantelpak ook beter geschikt voor het dagelijks leven. ‘Maak er een mooi blauw-grijs van,’ raadde ze. ‘En dan met een wijnrode blouse eronder, dan is het toch kleurig en chic.’
Ze ving een olijke blik van Robbens. Hij zei niets, maar ze be- | |
| |
greep, hoezeer haar optreden nu verschilde met dat van vroeger. ‘Maar ik heb er nu immers meer kijk op!’ verweerde Betsie zich tegen het onuitgesproken plagen.
‘Ja, zo ziet u er ook uit!’ zei Robbens, een zin uit haar eigen rol aanhalende.
En verder ging de repetitie. Dialoog tussen Philips en Jan Verbeyn, die een matroos danste. Zang van Thea en Selma, een ontmoeting tusen twee vriendinnen. Dialoog en samenzang van Miny, Lucy en Joke - drie schatrijke dames. Zang van Kees, Tom en Hein, manschappen en knechten aan boord. Dialoog van Philips met Betsie.
Ze hees zich half geschrokken uit haar stoeltje. Hoewel ze beslist aldoor wakker was geweest, had ze het gevoel, geslapen te hebben.
Op het toneel stond Philips al, met een voet op een stoel, en hij begon meteen:
‘Wel, mevrouw Jackson, wat heeft u ertoe gebracht, rond te vertellen, dat u mijn schoonmoeder bent?’
‘Ik? Uw schoonmoeder, meneer Gray? Dat zou ik nog niet voor mijn verdriet rondvertellen!’
‘Voor mijn verdriet dan wellicht?’
‘Ach, als het niet anders kon!...’
Daar begon dan het liedje, waarmee Philips haar trachtte te ontmaskeren:
gevaarlijk spel, weet u dat wel?
U bent hier niet gewild aan boord,
Waarop Betsie dan antwoordde:
‘Meneer, ik ben geïnviteerd
want dat ik storen zou of spelen,
| |
| |
Betsie schreeuwde naar Sandor: ‘Ik ken de wijs immers nog niet!’
‘Dat gaat vanzelf,’ zei Sandor, voortspelend.
Betsie hield haar mond, en keek naar Robbens. ‘Hoor es,’ zei ze dan tegen hem, ‘ik ben niet bizonder muzikaal; laat mij asjeblieft eerst die melodie instuderen, voordat je me met die tekst op het toneel loslaat!’
‘Dit is toch maar repetitie!’ suste Robbens.
‘Maar jullie zouden de zaak niet opjagen,’ herinnerde Betsie hem.
Sandor begon opnieuw. Maar Betsie was kribbig door haar vermoeidheid. Ze tuurde op haar papier en luisterde naar de melodie, zonder een mond open te doen. Philips hapte driemaal naar lucht, om te beginnen. Tenslotte keek hij stomverbaasd naar Betsie.
Uit de zaal kwam een daverend gelach. ‘Het is een krankzinnig gezicht!’ hikte Lyra. ‘Phil, jij staat te happen als een vis! En Betty gedraagt zich als een diva! Het staat je best, Betty!...’
Sandor wendde zich om met vlammende ogen. ‘Ik speel niet voor niets!’ brulde hij.
‘Nou,’ zei Philips, ‘dan maar stil zijn.’
Ten slotte raakte Robbens zo aan het lachen, dat ze allen mee instemden.
‘Ik heb nog nooit zo-iets mals meegemaakt!’ hijgde Robbens. ‘Betty, je bent een complete diva! Waar haal je het air vandaan, liefje!’
‘Ik heb geen air,’ verweerde Betsie zich. ‘ik wil eerst de muziek doornemen en kennen. Dit is volkomen on-technisch!’
Robbens schaterde zo, dat hij bijna in het voetlicht rolde. De anderen brulden mee, maar alleen Betsie begreep hem: ze was veranderd. Betsie van de Pen, die hier op het toneel de lakens uitdeelde, en een vakdirigent op de vingers tikte met de term ‘ontechnisch’.
Ze werd er een beetje verlegen van, en hield zich stil.
Sandor, gelukkig ook tot lachen gebracht, vond zijn goed humeur terug, en bood aan, de melodie eerst een paar maal met één vinger voor te spelen. De hele troep zong mee. Betsie kreeg opeens weer plezier in het werk.
Intussen ging hun hele dag eraan. Toen ze om half zes naar
| |
| |
huis ging om te eten en zich even op te frissen voor de avondvoorstelling, was Betsie zo moe, als ze op geen enkel kantoor ooit om die tijd geweest was. Thuis rook het naar soep in de gang. Betsie stond even stil op de mat en beluisterde, hoe Alie in de kamer met vorken en messen rinkelde.
‘We moeten eigenlijk geen zout op tafel zetten,’ riep Cor uit de keuken, ‘want Betsie is tegenwoordig zó -’ ze kwam de gang binnen, zag Betsie staan. Ze steigerde als een beteugeld paard. ‘O, gunst! Ben je al thuis?... Ik - nou ja, ik vind je tegenwoordig zo nerveus, Bets!...’
‘Ja,’ gaf Betsie toe. De bezorgdheid van de zusters ontroerde haar toch. Ze was er niet eens door geïrriteerd!...
Zij liepen samen de kamer binnen.
‘Kind, wat zie je eruit!’ zei Alie tegen Betsie. ‘Wat heb je toch uitgevoerd?... Spelen jullie nu al overdag ook? - Nee, toch?...’
Betsie ging langzaam zitten. ‘Eten we soep?’ vroeg ze.
‘Ja,’ gaf Cor toe, ‘ik wou eens iets anders...’ Dat was ook al zo'n gek nieuw geluid. Het zou nog zo ver komen, dat Betsie met niemand meer mee kon. Dan werd ze finaal een museumstuk, met al haar uiterlijke foefjes. Alie en Cor verdeden geen energie bij de kapper...
‘Waar kom je nu vandaan?’ informeerde Cor.
‘Ach,’ Betsie schouderschokte. ‘We zijn een nieuw stuk aan het instuderen.’
‘Een nieuw stuk!...’ herhaalde Alie, verpletterd.
Ze zwegen alle drie.
‘Bedoel je - een nieuw spel..., voor het toneel?...’ vroeg Cor, zo verwezen alsof zij zelf geïnviteerd was voor een hoofdrol.
‘Ja,’ zei Betsie. Nu was het lekker meteen gezegd.
‘En vindt die meneer Robbens dat góéd?...’ vroeg Alie. Het klonk als een aanklacht. De wreedaard, die niet zàg, hoe zwak hun zusje was!...
Het was heerlijk, zo als groot mens behandeld te worden. Betsie wist nu, dat deze bezorgdheid even koesterend was voor minderwaardigheids-complexen als het applaus van publiek in een zaal.
‘Natuurlijk vindt Robbens dat goed,’ zei ze. ‘Hij heeft zelf
| |
| |
een stuk uitgezocht, waarin ik spelen kon!...’ Klonk dat romantisch?
Cor was op een stoel neergeploft. ‘Betsie,’ zei ze vermanend, ‘Bètsie!...’
‘Nou,’ zei Betsie, ‘pas nou maar op dat de soep niet aanbrandt, want ik heb echt zin in een bordje!’
‘Nee, je praat er omheen,’ antwoordde Alie. ‘Ik heb altijd gedacht, dat het een gril van je was, met dat toneel. Een rare gril, nu ja, een wel aardige gril, later... En die meneer Robbens is zo'n aardige man, dat ik me ook wel kon voorstellen, dat je hem niet zo'n aanbod hebt willen weigeren...’
Betsie glimlachte. Wat hadden zij toch een malle, simpele kijk op deze dingen!... Had zij ooit zelf zo gedacht?...
‘Is het een groot stuk?’ vroeg Cor.
‘Nogal,’ gaf Betsie toe.
‘Zwaar?...’ polste Alie, als een gewichtheffer.
‘Och,...’ Betsie wilde dit niet toegeven. ‘Het is in het begin altijd zwaar, omdat je je er dan nog zo verschrikkelijk op moet concentreren...’
Ze waren allen een kort moment stil. De klok tikte, en buiten blafte een hondje. Voor de deur zongen kinderen een springtouw-liedje.
‘Je had er nooit aan moeten beginnen,’ zei Cor bijna treurig. Betsie keek haar aan. Ze was te vermoeid om boos te worden. ‘Zeg dat toch niet weer,’ antwoordde ze vriendelijk.
‘Ik ben er zo geweldig blij mee geweest!... Ik heb behoefte aan avontuur. Misschien heb ik wel een heel wilde inborst... Ik moet wonderlijke dingen meemaken, en eens een beetje verzet hebben... Ik heb toch zo weinig erkenning in m'n leven gehad!... Begrijpen jullie zulke dingen dan niet? Al die kleren en namaak-juwelen - de schmink, de muziek, het applaus - - het is verrukkelijk!...’ Ze zuchtte, half lachend. ‘Verrùkkelijk!...’
Ze lachte nu breed uit. Het opgeroepen beeld verkwikte haar. Natuurlijk was ze moe - dat mocht immers!... Ze zou het best bolwerken!
‘Als ik dit niet had gehad,’ zei Betsie van de Pen tegen haar zusters, ‘dan had ik misschien leeuwen willen schieten, in India... Of dan was ik misschien begonnen met een soeptentje
| |
| |
bij de Wilhelminabrug... De Hemel weet, wat ik gedaan zou hebben... Ik ben geen mens om thuis te zitten! Er moeten nog enkele woeste dingen in mijn bestaan uitgevochten worden - anders kan ik niet lekker doodgaan!’
Ze stond op. ‘Ik zal even mijn handen wassen. En dan sóéóéóép eten!...’
Daarmee had ze natuurlijk weer onvoorzichtige taal gebruikt. Haar zusters namen elk woord ernstig, nadat ze eens geloofd hadden dat Betsie een grapje maakte, toen ze zei, dat ze in een musical wilde gaan spelen.
‘Hoe kan een mens bevrediging vinden in valse juwelen en schmink!’ murmelde Cor, terwijl ze de borden soep een voor een naar binnen droeg.
Alie knikte, hevig instemmend. Ja, haar verstand stond daar ook bij stil.
‘En een soeptent bij de Wilhelminabrug!...’ herhaalde ze. Ze moest echt oppassen, niet te hijgen van ontzetting. Betsie bleef een ander wezen, al probeerden ze haar te begrijpen.
‘Of leeuwen schieten in Rusland!’ zei Cor. Het laatste bord soep was scheef gegaan, haar duim deed lelijk pijn. Want de soep werd in den huize Van de Pen gloeiend opgediend, en een bord liet je niet vallen.
‘Niet in Rusland,’ verbeterde Alie, ‘in - was het niet Suriname?...’
Nee, Cor wist zeker, dat het niet Suriname was.
‘Waar wou je leeuwen schieten?’ informeerde Alie later, gebiologeerd door de gedachte. Betsie in een broek, op een boomtak! En een massa bruine naakte kerels, die een leeuw opjoegen, zodat Betsie hem onder schot kon krijgen. Betsie, met een geweer half tegen haar wang, en mikken. De leeuw, koninklijk stappend - wat maalde hij om zo'n oud operettemens? De bruine mannen nare geluiden maken, en Betsie: ‘PANG!!!’ Het zou misschien wel wonderlijk zijn, een leeuwehuid voor de haard te hebben (het kleed sleet daar juist zo)..., de vriendinnen zouden in geen jaren uitgepraat zijn. Nee, het was misschien toch maar een grapje. -
‘In India,’ zei Betsie. ‘Op de leeuwenjacht met de Aga Khan. Op zo'n olifant. Dagenlang door het hoge gras, en maar tussen de bomen loeren met een verrekijker...’
| |
| |
Ze vond de soep heerlijk. Maar Alie en Cor proefden er niet veel van.
‘Ach,’ zei Betsie dromerig, ‘ik zou toch medelijden krijgen, en hem na afloop verbinden...’ Ze kon geen beest kwaad doen. Zo'n arme leeuw, die niet eens wist, dat Betsie van de Pen in de buurt was!...
‘Wie zou je verbinden?’ informeerde Cor, en legde haar lepel neer.
‘De Aga Khan waarschijnlijk,’ zei Betsie. ‘Ik kan immers niet schieten!’
Het was duidelijk, dat ze langs elkander heen praatten. ‘De soep is verrukkelijk,’ voegde Betsie er achter. ‘Wat ben je toch een beste keukenmeid, Cor!’
Ze was haar hele vermoeidheid vergeten. Vanavond optreden. Fijn! -
‘Op een avond moeten jullie es meegaan naar een Chinees. Je kunt daar zulke lekkere soep krijgen!’ vertelde Betsie.
Van leeuwen-schieten naar een Chinese soep - dat was voor de dames Van de Pen maar een klein stapje.
‘Ben jij daar ooit geweest?’ vroeg Cor, en legde nogeens haar lepel neer.
‘O, ja,’ vertelde Betsie. ‘Toen we op tournee waren.’
‘Was je er niet vies van?...’ vroeg Alie langzaam.
‘Nee,’ antwoordde Betsie, ze stond zo heel anders tegenover deze dingen, maar ze begreep toch haar zusters heel goed. ‘De anderen aten het toch ook,’ zei ze. ‘En die hadden het al eerder gedaan, en leefden nog.’
Ja, dat was een maatstaf.
‘Ze moeten anders afschuwelijke dingen gebruiken, in hun gerechten,’ meldde Cor.
Het eten verliep verder prettig. Maar tussen Betsie en haar zusters was weer die muur gerezen, welke hen geheel los van elkander stelde: het avontuur.
‘Je gaat eraan ten gronde!’ waarschuwde Alie nog, met een zakdoek tegen haar ooghoek. Ze zàg, om zo te zeggen, Betsie vallen.
Betsie, die toen haar mantel al aan had om weg te gaan, kwam naar haar toe en gaf haar een kus. ‘Beter met dan zonder succes,’ zei ze. ‘Doe nou niet zo schichtig als een kip in een vuur- | |
| |
werkfabriek!’ Dat was weer zo'n term, die niet door- of tegen een Van de Pen gebezigd werd! ‘Ik leef toch nog, en ik verdien zelfs geld! Alles gaat best, Alie! Maar ik heb te lang op kantoor gezeten - dat bemerk ik nu. En wat een zegen, dat ik juist op dat ogenblik Jaap Robbens ontmoet, die al mijn wilde fantasieën ontgint!’ Ze klopte beide bloedverwanten op de schouder. ‘Nou dààg!’ En liep weg. Buiten was het scherp koud, met twinkelende sterren. Half acht al! Ze moest zich haasten, want het schminken nam toch tijd in beslag!... Betsie verheugde zich alweer op haar werk.
|
|