| |
8
HET TOURNEE DUURDE TWEE WEKEN.
Uit elke plaats zond Betsie een prentkaart naar de Papegaaienlaan, en driemaal een brief, hoewel ze niets te schrijven had. Je kon Cor en Aal nu eenmaal niet vertellen van ruzie of vrijages tussen Thea en Hein, tussen Philips en Joke.
De heer Houten viel ook buiten de stijl.
Ze schreef over het hoedje, en noemde dat een aanschaf die ze half en half had móéten doen; ze vertelde in brave termen over de vijftigste voorstelling, en vroeg naar gezondheden. Alie en Corrie waren veel te oppassend en te keurig, om zelfs griep te krijgen, als er één van huis was.
Een van de laatste avonden trad een dikke meneer met een bril Betsie in de weg, toen zij naar het theater ging. Ze zou juist de artiesteningang binnentreden, toen hij zich eenvoudig vóór haar stelde, en constateerde: ‘U bent mevrouw Betty Vandepen.’
‘Ja,’ gaf Betsie toe. En kreeg hartkloppingen van narigheid, omdat ze meende, weer iets van een flitsfoto te moeten ondergaan.
De man had trouwens iets verschrikkelijks onsympathieks voor haar.
Ze trachtte te glimlachen, maar bracht het niet verder dan een rimpelig optrekken van haar bovenlip. Haar gezelschap droeg geruite sportkousen met plusfours, wat Betsie monsterachtig vond bij zijn kleine kuifje; en hij rook bij elk woord naar slechte sigaretten.
Ze had direct de pest aan hem.
‘Wat wilt u eigenlijk?’ informeerde Betsie koel.
‘Een sappig artikeltje en een vlotte kiek,’ zei de man, en grin- | |
| |
nikte als een vuil asbakje.
‘Ik heb geen tijd,’ zei Betsie, ‘ik moet straks optreden.’
‘O,’ stelde de man haar geweldig ongerust, ‘het is zó gebeurd! Ik loop even met u mee, en weet alles. U bent vijftig jaar oud, en u hebt een vermageringsdieet gevolgd. Welk?’
‘Ik snoep zo veel als ik wil,’ verweerde Betsie zich, met haar laatste zachtmoedigheid.
‘Snoept zo veel zij wil,’ memoreerde de man. ‘U hebt in uw jeugd in de revue gestaan, als girl, en bent daar pas op vijfenveertig-jarige leeftijd vandaan gehaald door Robbens, niet?’
‘Stik,’ zei Betsie, wier vriendelijkheid eensklaps en volkomen on-damesachtig doorgebrand was. Ze legde er een stapje op.
Maar de man bleef naast haar, en bonkte zelfs een paar malen in het nauwe gangetje tegen haar op. ‘Sorry,’ zei hij, ‘sorry! Ja, meisje, ik ken jouw soort! Die damesachtigheid is niks waard, hè? Gebruik je eigen woorden, hoor meid! Ik kan d'r tegen!’
Betsie stond hijgend stil, en trachtte te bedenken, wie haar kon horen of zien.
‘Wilt u alstublieft weggaan,’ zei ze.
Vreemd, dat ze nu niet ‘misselijke vent’ zei, of begon te gillen, waarnaar ze zo dikwijls had verlangd!
‘O, nou zijn we weer dame,’ onderstreepte de man. ‘U verdient vijfentwintighonderd per week, met séjour, als ik 't goed begrijp. En die flonkertjes op het toneel, is dat allemaal vals, of heeft meneer daar wel es iets echts hij gedaan?...’
Betsie meende geen adem meer te hebben. Ze stond stil, midden in het smalle gangetje. ‘Ik geloof, dat u de verkeerde voor hebt,’ lispelde ze afgemeten, op het punt van knappen.
‘Nee, nee, nee!’ grinnikte de vent. ‘Nou zet je net het smoeltje, dat ik voor m'n plaatje moet hebben!’ Hij stelde doodgemoedelijk zijn camera in. ‘En binnenkort gaan we filmpjes maken,’ murmelde hij zoethouderig, ‘dat zullen bèste films worden, meid!...’
Toen was Betsies uithoudings-vermogen geheel verbruikt. Ze herinnerde zich alleen de sprong uit de derde akte, en de ontzette gezichten van Cor en Aal - ja, wanneer hadden zij zo gekeken?... Ach, ze keken immers altijd zo!... En zij, Betsie, was het zwarte schaap, omdat sommige mensen - zulke als dit
| |
| |
affreuze ventje! - haar daartoe bestempelden! Ze had een gevoel, of haar gedachten smolten. Met een gierende schop trapte ze de man zijn camera uit handen. Het ding floepte over zijn hoofd en viel met een doffe bons achter hem neer.
‘Val dóód!’ gilde Betsie, volslagen over haar toeren. Ze draaide zich om en rende als een ondeugend kind naar haar kleedkamer. Achter haar gingen deuren open. De man gromde en begon te razen als een stuk vuurwerk. Het leek Betsie een tumult van je welste. Ze kletste de deur achter zich dicht.
Er was nog niemand in 't vertrek. Ze viel op haar stoel neer. En zag in de spiegel haar gezicht: wit en raar, met opengesperde ogen en een streep-mond.
‘Hoe heb ik dat kunnen doen?’ vroeg ze zich fluisterend af. Was ze dan gek?... Zou dit allemaal toch de leeftijd zijn, waar Cor en Aal zo fatalerig over konden zinspelen, en waar de dokter ook een paar maal haar spring-vreugde aan had willen wijten?...
‘Misschien ben ik wel een sloerie,’ fluisterde Betsie. Het woord had helaas geen enkele onaangename bijklank. Het nam ronde en sierlijke vormen aan, terwijl ze het articuleerde. ‘Een sloerie!’ zei ze nog eens. Eigenlijk was het een alleraardigst woord, zoiets als guirlande, een beeld van gedrapeerde sluiers en bloemen. Nee, Betsie voelde zich puik. Waarschijnlijk moesten vrouwen veel vaker zichzelf trachten te zijn.
Toen kwam Philips bij haar binnen, en vroeg hoe ze dit nu had kunnen doen!...
Zijn woorden gaven de gebeurtenissen weer een ander reliëf. Betsie voelde zich zo overstuur, dat ze zei: ‘Ik wéét het niet!...’ Philips zweeg en gaf haar valeriaan-druppels.
Die hele avond was er een muur om haar heen, de anderen leken bang voor Betsie te zijn. Ze blikten zijdelings naar haar, alsof ze een impressario had verscheurd, of een vrijer de kop af gebeten. Betsie had het gevoel, stuipachtig te spelen.
Maar in de pauze zei Jaap Robbens: ‘Ze heeft groot gelijk! Zo moest elke vrouw zo'n man bejegenen, inplaats van zijn hielen te likken voor een beetje publiciteit. Die vent is een rotzak!’ Dat woord had niemand nog ooit van hem gehoord.
Zelfs Betsie draaide er haar hoofd voor om, wat geen mens nog kon verwachten; want men had haar horen roepen van ‘stik’
| |
| |
en ‘val dood’. En ze had een reporter zijn camera uit handen geschopt. Zij, een vrouw van vijftig jaar, de eerste actrice van het Theater Robbens!...
Als een wilde kat. Maar - wàs ze dat niet?...
Een magere vrouw van deze leeftijd, die over stoelen en banken sprong, en zich zelfs niet ontzag, op een vleugel neer te plonzen?...
‘We moeten je een beetje beschermen, Betty!’ gromde Robbens.
‘Ja,’ meesmuilde Jan Verbeyn, ‘dat is veiliger voor reporters...’
Waarna de hele troep gillachte.
Konden zij dan nooit ernstig zijn?
Toen de terugreis voor de deur stond, voelde Betsie zich werkelijk blij. Ze had zo veel indrukken opgedaan - het zou heerlijk en verkwikkend zijn, weer in de rustige omgeving te verblijven, en aan het ontbijt Alies thee te drinken, die rust en kalmte moest geven, en het nooit deed. De laatste middag kocht ze voor Cor een niet al te sombere sjaal, en voor Alie een fleurige zakdoeken-doos van cretonne. Die van Alie was al maanden kapot, en de oudere zuster had bij herhaling gebromd: ‘Wat zwerven mijn zakdoeken toch door de linnenkast! Ik wou dat ik er eens aan dacht, een leeg doosje mee naar boven te nemen!...’ want hoger dan een leeg doosje van zeep of bonbons ging Alies verlangen niet. Het zou beslist fijn zijn, de zusters eens te verwennen.
En toch - toen Betsie met haar koffer in een taxi de Papegaaienlaan inzwiepte, en langs de uniformpet van de chauffeur hun nare voordeur in de rij herkende - bekroop haar zo'n bizar gevoel van gevangenneming. Ze betaalde het vervoer en gaf per ongeluk een kwartje fooi teveel, waar ze niet bij stil kon staan, want de deur week. De ontroering greep Betsie bij de keel.
‘Als het nu binnen maar niet naar uien ruikt, of naar boen was,’ dacht ze, want dan wist ze, in tranen te zullen losbarsten. Het was een heel zwak moment; de carrière hing als een lege jurk aan een vergeten kapstok, applaus verklonk tot ruisen in de bomen. Alle avonturen stonden in schoenendozen opgeborgen in het rek der fantasie - Betty was Betsie. En het was nog
| |
| |
prettig ook.
‘Dag Aal!’ Had ze er nu toch een toneelstem van overgehouden?
‘Zo, Betsie...’ Dat was tenminste net zo gewoon als vroeger. Het huis was trouwens niets veranderd, de muren stonden nog recht, de gangloper was goudschoon.
De wederzijdse kus was kil. Nu ja - wanneer kusten ze mekander?... Ze waren immers allemaal te stijf en te stoer om zo-maar eens iemand om de hals te vliegen. Dat hoedje moest Betsie nog maar even weghouden. En de avonturen zou ze later wel vertellen, in een gereviseerde versie.
De voorkamer was opgeruimd. De achterkamer bleek geboend, het rook er toch naar was. Maar waar bleef de ontroering nu?... Cor kwam uit de keuken; ook niet harder dan nodig was voor een zuster, die een paar doodgewone dagen weggeweest was. ‘Dag Betsie!... Ben je weer thuis!...’
Bets plaatste haar tweede zoen, en bedwong de intentie, te antwoorden: ‘Nee, ik zit in de trein te zingen.’
Houterig en mislukt gaf ze sjaal en zakdoekendoos.
Lieve Heer, waren ze dan alle drie op nul gedraaid, dat ze daar zo mechanisch langs mekaar keken en er nog geen rode neus voor op konden brengen?...
‘Nee maar, een sjaal!’ zei Cor. Betsie wist opeens, dat ze nooit iets van donkergroen met bruin had gedragen - het waren altijd lange zwartwitte lappen, die met een speldje werden vastgestoken.
‘Dank je, Bets. Een zakdoekendoos komt wel te pas,’ zei Alie. Er kon geen enkele kus meer gemist worden: ze gaf Betsie een hand.
Betsie schudde die hand onnozel, kreeg een kleur en voelde zich vreselijk onverwachts Nympha, reddeloos, tot in haar tenen. Zou het zo-iets kunnen zijn als dr. Jekyll en mr. Hyde...? Zou ze op een dag niet meer terug kunnen naar het betsieschap? -
‘Wat zijn jullie toch uitbundige types,’ zei ze verwijtend. ‘Dat gilt van enthousiasme, dat buitelt door de kamer, dat slaat mekaar het toetje haast van 't hoofd van onbeheerste lol! Ik duizel ervan!’
Ze stonden om de tafel heen als poppen van een uitgespeeld
| |
| |
uurwerk. De welkomstcadeaus konden daarin geen verandering brengen.
‘We dachten,’ zei Alie statiger dan heel erg statig, ‘dat wij zusters waren, Betsie!...’
Een verblindend moment dwarrelde door Betsies denken een beeld van een misdadige ambtenaar van de Burgerlijke Stand, die akelige onbekendheden kon hebben geopenbaard, zodat Betsie eensklaps verantwoord bleek in haar zucht naar musicals. Kon haar vader - - - of nee, haar móéder dan - - - God, wat vréselijk, om zoiets te denken, met haar portret aan de muur!
‘H-hoe bedoel je?...’ stotterde Betsie, alsof ze zichzelf veronwettigd had. Ze kreeg alweer een kleur. Zou haar hele ontroering voor de Papegaaiensfeer een aanwensel blijken, had ze werelds bloed in haar springbenen, was ze afkomstig van een anonieme hoge hoed en een misbruikte avondjurk...?
‘Wij bedoelen dit,’ zei Cor. En dook onder het gehaakte kleedje op de middentafel, en bracht van het opzetje daaronder een stapel kranten te voorschijn. ‘Dit..., en dit..., en dit...! en dàt...’
Betsie keek met knipperende ogen.
Ja, had Philips niet gezegd, dat ze de kranten maar eens moest lezen - had Jaap haar niet iets te strak aangekeken, een paar maal, - had Lyra niet - - - -
De wereld leek te vergaan in kranteberichten. Betsie wist later niet meer, of ze groot waren geweest, of klein - - ze wist eigenlijk haast niets meer.
In een aparte, kleine kolom voor Kunstnieuws, stond: ‘Betty Vandepen voor de film?’ Daaronder volgde dan het berichtje: ‘Naar men ons van bevoegde zijde meedeelt, zijn er onderhandelingen gaande om tot de produktie te komen van een film, waarin de actrice Betty Vandepen, hier ter stede in het bizonder bekend door haar optreden in het Theater Robbens, de hoofdrol zal vertolken.’
Een andere krant - van later datum, waarschijnlijk - berichtte: ‘Betty Vandepen, van dichtbij lang niet zo oud als zij op het toneel moet lijken, heeft ons in het geheim verklapt, dat zij binnenkort een film gaat produceren.’
‘Is dat soms onwaar?’ informeerde Alie strak.
| |
| |
‘Volkomen,’ zei Betsie. Maar haar ogen hingen al aan een volgend artikel: ‘Onder het genot van een sigaret hebben wij met de nieuwe ster Betty Vandepen gepraat, die een zeer vlot vrouwtje bleek te zijn. Het staat nu wel vast, dat zij een ontdekking is, die ook voor de filmcamera van groot belang zal blijken.’
‘Wat een nonsens,’ zei Betsie driftig. Maar toen verstarde ze, kijkend naar een monsterachtige foto van een geverfde vrouw, die met dichtgeknepen ogen en een scheve pet tegen een muur hing. ‘Betty Vandepen, filmactrice,’ stond erbij.
Dat moest die fielt zijn, die haar beflitst had, zodat ze bijna die deur was binnen gevallen. ‘De monsteraap,’ zei Betsie, in het midden latend of ze zichzelf herkende als zodanig, of de fotograaf bedoelde. Haar zusters consumeerden het woord in dodelijke stilte.
Dan was er een kiek, ergens in een wildvreemde stad genomen, terwijl ze gearmd liep met Jaap Robbens en Selma.
Betsie droeg het hoedje, dat er op de foto uitzag als een schuimtaart na een vechtpartij. ‘Drie mensen, van wie wij binnenkort meer zullen horen,’ stond eronder.
Het prikkelde Betsie. Haar lieve hoedje! Ze zou het niet met de geringste animo ter tafel kunnen brengen.
‘Betty Vandepen ontkent contact met filmmaatschappij,’ brulde een ander blad haar aan. ‘Regisseur glimlacht, contracten reeds in orde,’ O, en dan was daar een vréselijke foto - die hadden Cor en Aal beslist niet zonder reden helemaal onderaan gelegd - - Betsie hijgde naar adem, toen ze die zag. Weer die affreuse schreeuw-letters: ‘Betty Vandepen schopt journalist camera uit handen,’ meldde deze krant. ‘Een Olympische trap,’ zegt verslaggever, die blauw oog heeft, en schade van driehonderd gulden aan zijn fototoestel.’
Zij stond erop - de camera was klaarblijkelijk afgegaan, toen ze trapte. Ja, zo-iets kon werkelijk alleen Betsie gebeuren. Ze stond erop met een wijdopen mond, en een been als een voorhamer. Ze hield zich met een klauwachtige hand vast aan de plint van een kleedkamerdeur, haar haar hing voor haar ogen. ‘Dat was die rotzak,’ zei Betsie. Toen zag ze Alies ogen. ‘Dat zei Jááp,’ voegde ze er beteuterd bij.
‘Jaap is een heer,’ concludeerde Alie met kennis van zaken.
| |
| |
‘Wij vinden dit verschrikkelijk,’ kermde Cor. ‘Onze zuster in zulke omstandigheden!...’
‘In wat voor omstandigheden had je me dan verwacht?’ verweerde Betsie zich. En toen achterhaalden haar fatsoenlijke oren, hoe dubieus het woord omstandigheden daar klonk. ‘Ach, verrek,’ zei ze, erg Jaaps.
De hele kamer leek terug te deinzen.
‘Die foto is een schandaal,’ zei Alie bitter. ‘Een schandáál, Betsie! Het spijt me, het hardop te moeten zeggen, maar ik zie je pantalon!...’
‘Nou ja gelukkig maar,’ vergoelijkte Betsie radeloos, ‘ik bedoel - dat is geen pantalon, dat is - eh - ik wéét niet - - ik had die dag geen pantalon aan - - zoals deze... Het is geloof ik een romannetje, dat ik in de hand hield...’
‘Het zal je fatsoen geweest zijn,’ zei Alie met strakke lippen. Toen werd Betsie woest van pure weerloosheid. ‘Zeg,’ blafte ze, ‘sta ik soms onder curatele?!’
‘Dat lijkt me het enige wat je mankeert,’ voegde Alie haar toe. ‘Kranten moeten nu eenmaal blijkbaar altijd van die nonsens-dingen te berde brengen over kunstenaars,’ zei Betsie, in een laatste poging tot kalmte, alvorens tot massamoord over te gaan. ‘Kunstenaars!...’ giechelde Cor, een tikje geshockeerd.
Betsie richtte een paar ogen op haar, die alle verdere replieken wegschroeiden. Cor en Alie slikten hoorbaar hun woorden in, en stonden als totempalen.
Betsies bloed gloeide zó door haar lichaam, dat ze meende te smelten van woede. ‘Wat houden wij elkaar toch stevig de hand boven het hoofd,’ smaalde ze. ‘Wat zijn wij één, wij dames Van de Pen!...’
‘Die dames zijn Cor en ik dan,’ onderstreepte Alie moedig. ‘Hou je s-mond!’ krijste Betsie, boven alle toeren die zij ooit had kunnen bereiken. ‘Ik heb een afschuwelijke tournee gemaakt, (dat was natuurlijk overdreven, want ze had plezier gehad) die donderstenen hebben me belegerd, ik kon geen stap doen!’
Ze hijgde, en wilde zo snel als mogelijk doorpraten, om haar eigen woordkeus te begraven.
Maar Cor zei schichtig: ‘Stil toch - de buren!...’
Betsie dacht een ogenblik, dat ze nu onherstelbaar ging barsten.
| |
| |
Ze greep haar koffertje en liep naar de gangdeur. ‘Val dóód, met alle buren op een rij!’ zei ze bitter. En nog was ze zo vermusicald, dat ze er een ballet in zag. Ze liep naar boven, en zette haar koffer met een bons op de grond. Te laat bedacht ze, dat er een handspiegel in zat. ‘God,’ fluisterde ze bevend, ‘wat kan een mens ongelukkig zijn!...’ Want het schreeuwen en gillen waar ze in stillere dagen naar verlangd had, schonk ook geen opluchting. Ze waste haar handen, poederde haar neus, en was ongelukkig. Ze hield haar mantel aan, en ging terug naar beneden. De deur van de kamer stond op een kier. Misschien beluisterden de zusters haar wel. ‘Als we haar -’ zei Alie, en bevroor ter plaatse, toen ze Betsies hoofd zag.
‘Ik ga lunchen in de stad,’ zei Betsie. ‘Tot ziens.’
Het was de afschuwelijkste lunch, die ze ooit beleefd had. Ze zat in een hoekje naast een venster, en keek gedachteloos uit. Ze had iets besteld en ze at iets, maar het kon haar niet schelen wàt, en ze wist het ook niet. Het ergste was, dat ze niet wist wat ze doen moest, toen het eten op was. Ze bestelde een kop koffie. ‘Vanmiddag moet ik naar de kapper,’ peinsde ze. Maar een kapper kon haar gedragingen niet veranderen. Ze wist nu wel zeker, geen dame te zijn. Op dat moment kwam Jaap Robbens binnen.
Het irriteerde Betsie, dat hij precies als op een wachtwoord òp kwam. Hij hing zijn hoed en jas aan een kapstok, knikte naar Betsie, en liep met zelfverzekerde stappen in haar richting.
‘Dag Betty,’ zei hij, ‘wat eet jij toch vlug!’ Alsof hij alles wist. Betsie was blij, hem te zien. Maar ze durfde bijna niet te spreken, want ze had een gevoel als overgekookte melk.
Hij ging vlot tegenover haar zitten, bestelde ook koffie. ‘Dus je bent woest, op je zusters!’ zei hij.
Dit bracht Betsie zo achter adem, dat ze hem alleen maar verwilderd kon aankijken. Hij glimlachte allervriendelijkst. ‘Ik kan het me best voorstellen, hoor!’ voegde hij erbij, en knikte.
Heel moeilijk zei Betsie: ‘Jaap, praat over iets anders, zo meteen begin ik te janken, dat de ruiten ervan beslaan!’
‘Wat doe je ook voor het raam te gaan zitten,’ verweet hij haar, en trok een mondhoek op. En daarna kwam het hele verhaal, dat Betsie nooit had kunnen verwachten: hoe de zusters het
| |
| |
theater-kantoor hadden opgebeld, en daarna zijn privé-adres. Hoe Corrie had uitgelegd, wat er gebeurd was - dat ze Betsie, hun zuster, weet u wel?... - zo naar hadden ontvangen, dat ze het huis uitgelopen was, om ergens anders te eten. Hoe ze het betreurden. ‘Is ze niet bij u?...’
Betsie kreeg een gloeiende blos, bij die naïeve vraag. ‘Ze zien je dan toch voor een invloedrijk persoon aan, Jaap,’ zei ze, ‘en echt iemand tot wie vrouwen in verdriet zich wenden!’
‘Dat ben ik ook,’ antwoordde Robbens doodgewoon.
Hij vermeldde ook nog, dat hij daarna de lijst van restaurants had geraadpleegd, en was gaan opbellen. Bij de zesde keer, dat hij vroeg: ‘Zoudt u misschien kunnen onderzoeken, of mevrouw Betty Vandepen in uw zaak aanwezig is,’ had de gerant stellig geantwoord: ‘Ja, die is hier. Ze zit voor het raam.’
Blos nummer twee van Betsie.
‘Maar wie gaat er nu ook voor het raam zitten, als ze zo bekend is?’ verweet Robbens jolig. ‘Op die manier moet iedereen wel denken, dat je in de film speelt!...’
Het werd een lang gesprek. En precies dat, waaraan Betsie behoef te had. De kapper moest evengoed wachten als haar zusters. Betsie vertelde, hoe ze gepiekerd had over wat er verder moest gebeuren. Deze musical zou immers niet eeuwig draaien!...
‘Bravo,’ knikte Robbens. ‘Dat is de ware ijver, Betty Vandepen! Wat heb ik toch goed gezien, toen ik je daar bij dat ziekenhuis ontvoerde uit de klauwen van je baas! Wij gaan heel gauw beginnen aan een nieuw stuk. En jij hebt daarin de hoofdrol.’
‘Maar wanneer zal ik - en wanneer zul jij te oud zijn?...’ vroeg Betsie. Weer had ze het gevoel, hiermee een heel gevoelige plek te raken. Hij fronste de wenkbrauwen.
‘Je bent in feite bang, om bij je zusters terug, en helemaal inde-huishouding te komen,’ stelde Robbens vast. ‘Het is, onder ons gezegd, een oude-wijven-museum, hè?...’
Betsie blikte naar hem door haar wimpers. ‘Het zijn mijn zusters,’ zei ze, ‘maar je hebt daar wel het juiste woord gesproken. Hoewel, Jaap - ze menen het over het algemeen toch goed... Ik kom zelf uit dit milieu, en kan zo bèst begrijpen, wat er nu in hen omgaat!...’
‘Ja, ik ook,’ beaamde Robbens. ‘Maar dat mag voor hen geen
| |
| |
aanleiding zijn, je te belemmeren. En voor jou niet, om je te laten beknotten, zodat je als armzalige diva buiten de deur moet eten...!’
Betsie roerde gedachteloos in haar koffie. ‘Het feit is, dat ik, nu of na een volgend programma - al zou het ook tien jaar duren - geen andere uitweg zie, dan in de Papegaaienlaan te wonen. En dat kan ik opeens niet meer,’ zei ze dof.
‘Mijn lieve Betty, dat heb ik nooit gekund,’ vertrouwde Robbens haar toe. ‘Dat wil zeggen: die Papegaaienlaan is heel aardig. De sfeer in jullie huis deugt niet. Je moet meer uitgaan. Je moet je zusters meenemen. Het leven biedt zulke prachtige, zulke ontroerende en aardige aspecten. Vooreerst hoef je heus niet bang te zijn, dat je buiten werk komt, maar mocht je er ooit mee willen ophouden - dan moet je veel naar toneelstukken gaan, naar concerten, naar tentoonstellingen. Er is zo veel prachtigs, Betty! En -’ hij trok de wenkbrauwen luchtig op, ‘al wil je nu beslist niet de oude dag van een theaterdirecteur opfleuren met je briljante, vechtlustige aanwezigheid - daarom zou je toch wel eens met hem kunnen uitgaan!...’
Betsie ging onrustig rechtop zitten. Ze wilde een huwelijksaanzoek voorkomen. Idioot, op haar leeftijd!... Hoewel - - - hoewel - - - -
‘Zo,’ zei Robbens uitgestreken. ‘Nu kopen wij een mooie bos bloemen, en rijden samen naar de Papegaaienlaan. Je stelt me voor. Die zusters moeten eerst zelf vaststellen, dat de leeuw spint en pootjes geeft. Dan win je een heel stuk terrein, dat tot vandaag braak ligt.’
Hij betaalde de kelner, hoewel Betsie erop stond, zelf haar lunch te voldoen. ‘Ik ben een vrij mens, Jaap!’ zei ze.
‘Veel te vrij, dat heb ik je al eens eerder verteld,’ wees hij haar terecht. Hij kocht ook de royale boeket anjelieren, die hen naar de Papegaaienlaan vergezelde.
Alie en Cor waren zo verschrikkelijk overbluft, dat ze Betsie een hand gaven, en zeiden: ‘Hoe maakt u het?’ En toen kakelend moesten lachen, en deuren open zetten, en de gasten binnenlieten. Cor zei, toen Alie de bloemen kreeg: ‘Dat had u niet moeten doen!...’
Maar Robbens wimpelde dat af met de bewering, dat hij altijd
| |
| |
dingen deed die hij niet had moeten doen, en dat hij daar jong bij bleef.
Toen zaten ze gevieren in de zitkamer. En om alle hoeken loerden de stilten, die het gesprek wilden vermoorden.
Robbens tikte Betsie op haar knie, en zei: ‘Ik breng u hier het meest spierwitte schaap thuis, dat u zich denken kunt. Zie haar dus nooit meer voor zwart aan, want niet alleen vergist u zich dan - u doet er iemand pijn mee.’ En als verbijsterende aanvulling: ‘Mij.’
Cor en Alie knikten met zulke kiese gezichten, dat Betsie had kunnen schaterlachen. Ze bewaarde echter een indrukwekkend stilzwijgen, omdat ze geen woord wilde missen. Ze leed aan een huilerige wraakzucht met grinnik-aspecten.
‘U zult ontegenzeglijk vinden, dat uw zuster malle dingen doet,’ zei Robbens. En de zusters knikten alsof hun hoofden los zaten. ‘Maar ze heeft nog niets geks gedaan - daarover kunnen mensen oordelen, die meer ter zake kundig zijn,’ lichtte Robbens hen voor. ‘Zij is hoogstens een bizonder mens. Ik weet inderdaad weinig vrouwen van haar leeftijd, die uit liefhebberij spring-techniek beoefenen. En ik weet er nog minder, die zo' heldhaftig iemand uit een brand redden - en daarbij toch dame blijven. Want dat ze een dame bleef, zelfs in de brand, en zelfs daarna, onder alle omstandigheden, dat zult u wel met me eens zijn.’
Alie en Cor knikten, hoewel Betsie besefte, dat dit een vergissing moest zijn. Ze hadden haar al lang geleden als dame afgeschreven, het was hardop gezegd.
‘Ook de wijze, waarop zij in mijn theater haar werk verricht, is buitengewoon goed en beschaafd,’ ging Robbens voort. ‘U hebt dat zelf kunnen vaststellen.’
Weer knikten de twee zusters, alsof ze verslaafd waren aan de waarheid, en hem roerend gelijk moesten geven in alles.
‘U zùlt het misschien niet vastgesteld hebben,’ voegde Robbens hier listig aan toe. ‘Maar dat is dan echt evenmin Betty's schuld, als bij voorbeeld de mijne. Het werk op het toneel is ongeveer hetzelfde, als een betrekking als secretaresse op een kantoor. Wellicht heeft Betty zich daarom zo spoedig en goed aangepast...’
Betsie beet zich op de lippen, want dadelijk zou Alie gaan
| |
| |
zeggen, dat zij ook op kantoor was geweest. -
‘Het is een kwestie van vroeg opstaan, op tijd gereed voor de taak, en deze naar de wens van de directeur vervullen. Hierbij wordt evenveel tact, punctualiteit en geweten gevergd, als op kantoor. Misschien nog meer.’ Robbens zweeg, en keek strak de twee vrouwen aan, die uit pure beleefdheid geen andere uitweg zagen dan hem gelijk te geven.
‘Ik ben het niet geheel eens met uw - kijk op deze dingen,’ vermat Alie zich, na het knikken toch te zeggen. ‘Ik zelf heb op kantoor gewerkt...!’
‘Wàt zegt u?!’ viel Robbens haar met blijde verrassing in de rede. ‘Dan zoudt u waarschijnlijk ook heel goed een rol kunnen vertolken, zoals uw zuster Betty doet... Hoewel -’ hier versomberden zijn trekken even, ‘dit eist behalve de eigenschappen, die ik daarnet opnoemde, ook nog een niet geringe mate van talent... Nee, uw zuster blijft in mijn ogen een uitzonderlijk type... Héél bizonder...’ Hij knikte, peinzend naar Betsie kijkend, die daar star op haar stoel zat, als een besproken voorwerp.
‘Maar u -’ hier wendde Robbens zich dan toch eindelijk tot Cor en Alie persoonlijk - ‘u moet echt niet gek doen, dames..., het spijt me, dit te moeten zeggen...’
Cor hief haar handen. ‘Wij dóén niet gek,’ pleitte ze, zonder enige overtuiging. ‘Nu ja...’
Betsie begreep, hoe knap Robbens hen beinvloed had, dat ze binnen enkele minuten van een theaterdirecteur in hun eigen huis accepteerden, zelf gek te doen. Zij, de dames Van de Pen, keurig en onbesproken, met pensioen en een eigen huisje...
‘Een beetje,’ pingelde Robbens. ‘U doet een beetje mal. Kijk, u moet nu eindelijk eens leren begrijpen -’ hij trok zijn wenkbrauwen op - ‘en dan bent u heus laat, dames - dat uw zuster Betty een allerliefst karakter heeft, gul is voor anderen, en zo degelijk als een dominee's tweeling op zondag.’
Alie trok haar onderlip in. ‘Dàn zou ze niet -’ begon ze, en zweeg toen, nadenkend.
‘Nu, wat zou ze dan niet?’ vroeg Robbens. ‘Over stoelen springen? - vijfentwintighonderd gulden per maand verdienen? mensen uit een brandend huis redden? avondkleren dragen? op het toneel staan, en andere mensen een paar genoegelijke
| |
| |
uurtjes geven? - Kom nou, dames! Dat zijn allemaal doodonschuldige daden!’
Ja, daar konden de zusters Van de Pen niets tegenin brengen. Ze hadden wellicht iets naar voren willen brengen over schminken, over lippenstift overdag, over schoenen met veel te hoge hakken, of tja - ... Maar ze wisten zo gauw niets meer te bedenken. Ze waren volledig overpraat. Foto's met zichtbare broeken konden natuurlijk niet ter tafel gebracht worden.
‘Wilt u een kopje thee?’ vroeg Alie.
Betsie dacht: ‘Ze ziet hem toch niet voor nerveus aan?...’ en beet op haar lippen.
‘Héél graag,’ antwoordde Robbens.
Cor stond op, en trok per ongeluk een slip van het gehaakte tafelkleed mee. Een asbakje viel rinkelend op de grond.
‘Wat een geluk, dat er nog niemand gerookt heeft,’ zei Robbens.
‘W-wilt u roken?...’ informeerde Alie, toch een beetje kleurend.
‘O, als het mag?...’ stemde Robbens toe.
Betsie vond hem zo geniepig als een vrouw. Ze had nooit tevoren bemerkt, dat hij zo uit kon blinken in een mengsel van geslepen tact en lieve, te laat begrepen humor. Ze vond het bijna onprettig, want zijn slachtoffers waren toch haar zusters! En ze waren in hun logge fatsoenlijkheid zo kwetsbaar!...
‘Kijk,’ vervolgde Robbens, ‘uit elk gesprek met Betty blijkt mij, hoe veel ze van u houdt - hoe ze aan u beiden hecht... Uit elke daad - ja, ook uit die nare ontvangst, waarover ik een en ander heb vernomen van u, voel ik aan, hoezeer u beiden van Betty houdt, en over haar wilt waken.’
Cor knikte, sigaretten presenterend.
‘Dan moet u elkander alleen beter trachten te begrijpen,’ betoogde Robbens, opeens volkomen ernstig. ‘Het is jammer, dat er in dit leven zo veel genegenheid en aandacht verspild wordt in onbegrip...’
Betsie voelde zich diep geroerd. Ze hield eensklaps veel van Robbens, die per slot zo bizonder aardig voor haar op de bres stond, dat hij er een hele middag aan leek te zullen offeren.
‘Ze heeft cadeautjes voor u meegebracht,’ zei Robbens nog. ‘Ik wou, dat u had kunnen horen, hoe zij daar met ons allemaal
| |
| |
over gepraat heeft, 's morgens tijdens het ontbijt in zo'n hotel!... We zijn er allemaal mee bezig geweest, wat de dames Vandepen thuis van Betty zouden krijgen. De actrices gingen mee rondkijken, de acteurs zeiden aan het middagmaal: Betty, we hebben daar dit, daar dàt gezien!...’
Dit loog hij van het eerste tot het laatste woord. Betty had met geen mens over een cadeautje gesproken. Maar de uitwerking van zijn woorden was verbijsterend voor haar. Alie en Cor bleken diep ontroerd. Het feit, dat actrices en acteurs - mensen, wier namen op affiches en in kranten stonden - die een wonderlijk leven leidden - o, nee - dat díé zich hadden ingespannen met Betsie, voor de zakdoekendoos en de sjaal...
‘Ik vond het een beeld van een sjaal,’ zei Cor hees. ‘En zo apàrt!...’
‘Uw zusters smaak,’ betoogde Robbens. ‘Lyra van Huiselaar - een bitonder begaafde vrouw, zoals u misschien wel weet - raadde Betty aan, een rode sjaal te nemen. Of een zwarte met witte blokken. Maar Betty zei: ‘Nee, déze! Zo-iets heeft mijn zuster nog nooit gehad, en het past zo echt bij haar gezicht!...
Cor grinnikte onhandig met vochtige ogen naar Betsie.
Betsie schaamde zich dood. Het was náár, dat ze zo met bedrog een geschenk lekker moest maken!...
‘Die zakdoekendoos was ook precies, wat ik nodig had!’ zei Alie met een verstopte neus. Ze morste met de thee en slofte naar de keuken om een doekje te halen.
‘Ik vond die zakdoekendoos een vòndst!’ zei Robbens.
Betsie had hem tegen die tijd wel kunnen schoppen. Hij wist van sjaal noch zakdoekendoos, hij praatte alleen maar reuze handig mee.
Ze dronken intussen thee in de meest volmaakte harmonie. Robbens bleef maar zitten, en praatte honderd uit over zijn werk, over reizen en trekken, over belevenissen op het toneel.
Toen Alie later op de middag voorzichtig de kamer uit wilde gaan naar de keuken, hield hij haar tegen, alsof ze de zaken met hem had besproken.
‘Nee, mevrouw Vandepen,’ zei hij joviaal. ‘Nu niet met dat eten gaan toveren! Ik trakteer vanavond op een gezellig etentje, ergens. Dat bent u niet gewend - nou, dan wordt het tijd, dat
| |
| |
u er eens aan went. Dan zult u uw zuster ook wat beter leren begrijpen.’
En of Cor nu al zei dat ze er niet op gekleed was, - of Alie ook naar voren bracht dat ze er niet op gerekend had, dat haar haar slecht zat, dat ze al eten in huis hadden - - - - ze gingen. Ze gingen, met hun zuster de actrice, en de theaterdirecteur Robbens; naar een gezellig, niet te deftig restaurant. ‘Ik heb tot half acht de tijd,’ zei Robbens. ‘Dan verlaten we u, want de plicht wacht op het toneel!’
En dat kregen de vriendinnen op de eerst volgende verjaardag allemaal te horen. ‘Een schat van een man,’ zei Cor.
‘Een echte heer,’ vond Alie.
‘Dat hadden we wel gedacht,’ antwoordden de vriendinnen.
De Papegaaienlaan werd ontgonnen.
|
|