| |
3
DE EERSTE DAGEN ZONDER KANTOOR-HAAST waren zo leeg, dat Betsie de hemel leerde zegenen voor het plan van Robbens.
De tweede oktober was ze vroeg op, en rommelde in haar kastje rond: welke jurk? - Toen ze alle jurken in de hand had gehouden, zette ze de tanden op elkaar: ‘Ik ben een doodgewone gepensioneerde burgerjuf, - laat me m'n eigen kleren dragen. Geen aanstellerij, geen namaak. Dat houd ik toch niet lang vol.’ Ze koos toen een japon met wijde rok, want ze wilde toch in elk geval op het springen voorbereid zijn.
Alie schonk haar drie koppen thee, Cor zei dat Betsie niet moest aarzelen, de politie te bellen, als dit nodig mocht blijken.
Daarna stond de jongste op straat, met een gloei-blos en nare benen. Er hing een lichte nevel over de stad, die Betsie prettig vond. Ze had zo veel tijd, dat ze op haar dooie gemak naar het aangegeven adres kon wandelen. Dat was in een achterstraat, ergens tussen stegen en verzakte deuren: een hoog, vaal gebouw.
| |
| |
‘Zaalverhuur’, stond erop. Betsie liep naar boven, zonder ergens iemand tegen te komen.
‘Verbeeld je, dat ik verkeerd ben! Of de datum niet goed gelezen heb!...’ dacht ze hartklopperig. Op dat ogenblik klonk ergens een dunne piano, en een meisje rukte een deur open.
‘Goedemorgen,’ zei Betsie, ‘kunt u mij ook zeggen, waar ik mij moet vervoegen voor de repetities van de heer Robbens?’
Het meisje was vreselijk opzichtig. Lieve hemel, hoe kon een mens zó veel kleurstof op één gezicht krijgen? En dan dat haar, hoog in rollen en krullen gelegd! En oorhangers van een halve decimeter...
‘Gaat u dáár maar binnen,’ wees het meisje, glimlachte papaver-rood, en trippelde de trap af.
‘Dáár’, was achter de deur met de piano, wat Betsie al gevreesd had. Ze kreeg net een gevoel of ze niet verder kon. Wat was ze toch legitiem met de voorzichtigheid van haar zusters!...
‘Als mijn moeder dit wist!...’ dacht ze, en klopte aan de deur. Niemand zei ‘binnen!’ - daarvoor had men het te druk met musicals. Betsie opende omzichtig de deur, en sloop de zaal in. Er was daar in een elektrisch verlichte ruimte een bont gezelschap aanwezig, onder wellos blikken Betsie meende te smelten als een slak in zout. Ze besefte, haar schouders op te trekken en een onnozel gezicht te zetten, maar kon het niet tegengaan. Als er maar één oudere juffrouw in een bruine japon was geweest, die haar een kopje thee aanbood, zou ze dankbaar geweest zijn. Maar dat was het enige fenomeen wat mankeerde. En in een schelle seconde besefte Betsie, dat zij daartoe gezocht was. Ze maakte een halve heren-buiging, en voelde de gelegenheidsglimlach op haar gezicht verstijven als gips. Hoeveel honderden ogen waren er op haar gericht?...
Een jongeman in een groen satijnen broek stond midden in de zaal.
‘Nogeens, Jan!’ zei de pianist, en zette een hokkebokkerig melodietje in. De jongen begon te dansen.
Betsie stond als aan de grond genageld, en kreeg dus de deur in de rug, want het meisje met de krullen en oorhangers kwam binnen.
Ze hadden trouwens allemaal krullen en oorhangers, het leek wel of zelfs de mannen daar niet vrij van kwamen. Allemaal zulke
| |
| |
opvallende gezichten, en gepommadeerde haren, en kleurige kleren!
Betsie struikelde door de stoot in haar rug op het gezelschap toe. En een van de opzichtigen maakte zich los van de groep, en zei: ‘Hallo, Betty!’ en bleek toen een heel gewoon gezicht te hebben, want hij was Jaap Robbens. ‘Stop even, Sandor, Jan!’ beval hij. En nam Betsie bij de hand, om haar voor te stellen. ‘Jongens, dit is Betty Vandepen. Onze lieve Nympha.’
Er werd vriendelijk gelachen. Een meisje zei: ‘Wat benijd ik u, mevrouw!’ En daarna werden er namen genoemd, die Betsie niet kon onthouden. Ze wist trouwens niet, welke functies de diverse mensen hadden, en hield zich dus eerst een beetje verlegen op een afstand.
De danser begon zijn nummer weer, de piano vulde met akkoorden het geheel aan. Betsie vond het een mager resultaat.
Robbens greep snel een stel papieren en trok Betsie mee naar een andere hoek van de zaal, waar het stil was. ‘Hier is je rol,’ zei hij. ‘Kijk, ik wou straks even een stukje met je doornemen van deze scène.’ Hij streepte een stuk met potlood aan. ‘De hele boel is nog wat onwennig, je zult wel gemerkt hebben, hoe verlegen ze voor je zijn.’
Dat vond ze lief van hem, want het moest hem opgevallen zijn, hoezeer het omgekeerde waar was.
‘Kijk deze passage nu eens door. Je kent de figuur van Nymphs uit mijn verklaring zo'n beetje? Nu, dit is een scène uit de tweede akte, als haar door een heel rijke, voorname mevrouw gevraagd wordt, of ze wel eens in een circus is geweest. Nympha wil heel normaal antwoorden, maar de oplettende blikken van de mensen om haar heen ontnemen haar alle argeloosheid.’ Hij gaapte ongegeneerd en streek met de hand over de ogen. ‘Vannacht om half vijf naar bed gegaan,’ zei hij kort. ‘Telefoongesprekken met Londen gehad, en daarna nog besprekingen...’ Hij glimlachte kort naar Betsie. ‘Maak je niet druk, hoor. Kun je ook zingen?’
‘Zing dan mee,’ vulde Betsie bijna automatisch aan.
‘Nee,’ verbeterde Robbens, ‘laat dan de anderen meezingen.’ Ze keek hem bijna onthutst aan. ‘Hoe bedoel je?...’
Hij legde zijn hand troostend op de hare. ‘Je bent anders zo gehaaid,’ zei hij, bijna verwijtend. ‘Je weet niet, wat een
| |
| |
machtige indruk het maakt, dat je mij bij m'n naam noemt.’
‘Dat heb ik nog helemaal niet gedaan,’ murmelde Betsie.
‘Nee,’ gaf Robbens toe, ‘maar het straalt van je af. Er is hier in de zaal niemand..., níémand, Betty Vandepen!, die mij bij m'n naam durft te noemen. Ze beschouwen je als een excentrieke ster, die mij intiem kent. Houd dat vol. Als ik je straks een liedje laat voorspelen, doe dan net, of je vannacht nog voor een uitgezocht publiek op jouw speciale manier gezongen hebt. Al heb je ook een stem als een roestige windwijzer.’
Ze moest er haar adem van inhouden. ‘Verschrikkelijk,’ zei ze. ‘Ik heb een heel gewone stem...’
‘Des te beter. Maar bedenk dit: als je gehaaid kunt zijn tegen mij, moet je niet aarzelen, méér dan gehaaid te zijn tegen dit troepje komedianten.’
Betsie vond zijn toon van spreken niet aardig. Ze hield het hoofd scheef en vroeg kalm: ‘Zijn ze erg veel minder dan jij?...’
Hij schoot in de lach. ‘Dat is de juiste toon,’ zei hij. ‘Houd die vast, liefje!’ Hij stond meteen op, en begaf zich weer naar de piano.
Betsie bleef hem nakijken.
‘Selma!’ riep Robbens. Een slank meisje met langzame bewegingen stond op van een stoel naast de kachel.
‘Ja, meneer.’
‘Op je plaats, kind! Die derde nog eens,’ riep Robbens naar de pianist.
De muziek klonk weer: een wals ditmaal. Het meisje danste met de jongen een soort pantomime. Betsie keek er met genot naar, hoewel ze niet alles begreep. Dat dit aan haar lag, maakte ze op uit het daverend gelach, waarmee enkele details begroet werden. Een grote, blonde kerel keek haar kant uit, en knikte.
Betsie knikte bedeesd terug en boog zich over haar rol.
‘Gisteravond nog, ben ik naar het circus geweest! Een verrukkelijk programma!... Die schoolrijdster, zeg! En die trapeze-werkster!... Bent u wel eens in een circus geweest, mevrouw Mac Lewis?...’
Nympha, beheerst:
‘Och, ja zeker, mevrouwtje!... Ik vind het ook aardig, dat zal ik niet
| |
| |
loochenen... maar ik houd toch meer van andere soorten vertier...’ (Zij kijkt toevallig op, en ontmoet de nieuwsgierige ogen van enkele mensen. Tracht te glimlachen).
Nu ja, u hebt het wellicht te dikwijls meegemaakt...
Nympha, niet geheel zeker van zichzelf:
Te dikwils?... eh - misschien, ja... Ik houd werkelijk meer van een goed concert -
Maar de spanning, als zo'n schoolrijdster door de piste komt!... Bent u nooit eens van een paard gevallen, mevrouw Mac Lewis?...
Nympha likt haar lippen. Ze weet niet wat ze moet antwoorden. Dan richt ze zich op:
Ik geloof niet, dat ik ooit voor zulke sensaties en met die gedachten in een circus ben geweest... Die mensen moeten zo hard werken, - ik heb hun altijd het beste toegewenst...
Maar bent u nooit eens van uw paard gevallen?...
Nympha, sarcastisch:
Nee; u?...
Gelach van de omringende dames en heren.
Je krijgt toch eerst behoorlijk les, als je gaat paardrijden, mevrouw Stephans!... Of bent u er zo-maar op geklauterd?...
En dan die trapeze!... Bent u nooit bang geweest voor de hoogte, mevrouw Mac Lewis?...
Nympha, betekenisvol:
Ik ben voor niets en voor niemand bang. Dat zal ik u misschien nog wel eens bewijzen...
| |
| |
Betsie sloeg de ogen op.
‘Die laatste figuur moeten jullie uitbreiden,’ zei Robbens. ‘Die is te vaag. Kun je daar nog wat bij fantaseren, Jan?’
De danser tikte tegen z'n denkbeeldige pet. ‘Ja, baas.’
De anderen lachten. Betsie bezag hen over haar manuscript met nieuwsgierige ogen. Ze leken al veel bekender, nu. Allemaal gewone mensen. Alleen - wat een opgemaakte gezichten! En de mannen zulke vreemde jasjes, en te lang haar, sommigen.
‘Als Aal en Cor dit zagen!...’ dacht ze.
‘Bent u wel eens in een circus geweest, mevrouw Mac Lewis?...’
‘Och, ja zeker, mevrouwtje!...’
Dat was haar rol: ‘Och, ja zeker, mevrouwtje! Och, ja zeker, mevrouwtje! -’ wat kwam er dan? -
Langzamerhand drongen bepaalde dingen pas tot Betsie door. Op de grond was een gebogen witte lijn getekend, waarbinnen de dansers en spelers bleven. Dat zou misschien het toneel zijn. De niet-spelenden zaten bij de kachel, die aan de open voorzijde van het denkbeeldig toneel was. Maar dan zag Betsie tot haar hevige hartklopping, hoe Robbens háár wenkte. ‘We gaan even een scènetje doornemen,’ zei hij. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was... Zij, Betsie van de Pen - ja, die andere naam was net zo'n malle opschik als krullen en oorhangers...
Ze stond met verstijfde benen op en schreed door de zaal naar het groepje toe. ‘Die scène, die je me daarnet wees?’ vroeg ze.
‘Ja, dat korte stukje uit de tweede akte,’ gaf Robbens toe. Betsie zag en voelde, hoe achter hem een luisterende stilte ontstond. Waarom? - had ze iets geks gezegd?...
En meteen wist ze het: ze had de directeur getutoyeerd.
Was hij dan zo'n machtig man, dat zulks dwaas leek? - Wat moest ze beginnen?... Ze zuchtte even.
‘U staat als een echt raspaard te stampen van ijver geloof ik,’ zei een aardige mannenstem aan haar oor. Naast haar stond de blonde man die tegen haar had geknikt. Ze wist zijn naam niet meer en zijn functie nog niet. Ze glimlachte.
‘Ik stamp altijd,’ zei ze.
Hij proestlachte. ‘Een uiting van temperament?’ vroeg hij.
‘Nee,’ antwoordde Betsie, ‘als ik nu nog stil loop ook, weet niemand, dat ik er ben.’
| |
| |
Hij gooide het hoofd achterover en lachte luid. ‘Wij wisten het allemaal,’ zei hij. ‘Zoals u straks binnenkwam - dat was Nympha ten voeten uit.’
Onwillekeurig was ze met hem meegelopen, zodat ze zich onverwachts in de verraderlijke halve krijt-cirkel bevond.
‘Ja,’ zei Robbens luid, ‘we beginnen bij jou, Lyra. Jij zit links, en de anderen staan om je heen. Dan komt Betty van rechts zo heel gewoon langs lopen...’
‘Heel gewoon,’ dacht Betsie, ‘héél gewoon!...’ ze klampte zich vast aan die term, liep naar rechts.
Lyra, die dus mrs. Stephans moest spelen, was een donkere vrouw van een jaar of vijftig; een ietwat verlepte schoonheid. Met het papier in de hand begon zij half-lezend te spreken: ‘Gisteravond nog, ben ik naar het circus geweest! Een verrukkelijk programma!... Die schoolrijdster zeg! En die trapeze-werkster!...’
Betsie was zo gewoon mogelijk naderbij komen lopen, stond als toevallig bij het groepje. Ze ondervond toch een lichte schok, toen de sprekende vrouw zich opeens tot haar wendde: ‘Bent u wel eens in een circus geweest, mevrouw Mac Lewis?...’
Het was wonderbaarlijk, dat de woorden van het papier zo snel tot leven kwamen. Het leek Betsie, of ze erin werd opgenomen. Ze voelde zich beverig, maar beheerste zich en antwoordde in de stilte: ‘Och, ja zeker, mevrouwtje!... Ze haalde zelfs haar schouders zo'n beetje op, terwijl ze doorging: ‘Ik vind het ook aardig, dat zal ik niet loochenen...’
Voordat ze aan de volgende zin had kunnen beginnen, zei de blonde man, alsof het een normaal gesprek gold: ‘Ik ben er altijd weer dol op!’
Dit maakte Betsie nerveus; het stond niet in de rol. Ze wachtte iets te lang, in nederige overtuiging dat er nog meer mensen zouden willen praten. Dan zei ze: ‘Maar ik houd toch meer van andere soorten vertier.’ Ze las de laatste zin, en keek op, zoals voorgeschreven stond.
De anderen blikten haar aan, veel nieuwsgieriger dan tevoren. Was dit spel - of -?...
Betsie glimlachte. Ze voelde zich verschrikkelijk gespannen en nerveus. De stem van Lyra drong tot haar door: ‘Nu ja, u hebt het wellicht te dikwijls meegemaakt...’
Een donkere jongen grinnikte. Betsie had een acute hekel aan
| |
| |
hem. Ze las koortsig haar rol, en zei: ‘Te dikwijls?... eh -’ die mensen keken allemaal even onbeschoft. ‘Misschien, ja... Ik houd werkelijk meer van een goed concert -’
Haar tegenspeelster liet haar weinig tijd. Die las alweer het volgende: ‘Maar de spanning, mevrouwtje! als zo'n schoolrijdster door de piste komt!... Bent u nooit van een paard gevallen, mevrouw Mac Lewis?...’ Dat woord ‘mevrouwtje’ stond niet in de tekst. Zou je je dan niet letterlijk daaraan moeten houden?...
Dat bevrijdde Betsie snel van haar gedwongenheid. De tekst was inderdaad hardvochtig! Wat een geluk, dat zijzelf die aardige Nympha mocht spelen!... Betsie zei - en er was ontroering in haar stem - ‘Ik geloof niet, dat ik ooit voor zulke sensaties en met die gedachten in een circus ben geweest... Die mensen moeten zo hard werken, - ik heb hun altijd het beste toegewenst...’
Lyra gaf haar geen tijd om adem te halen: ‘Maar bent u nooit eens van uw paard gevallen?...’
‘Nee,’ antwoordde Betsie scherp, ‘u soms?...’
De blonde man grinnikte vermaakt, de donkere jongen lachte voluit. Betsie mocht hem meteen weer graag. ‘Je krijgt toch eerst behoorlijk les, mevrouw Stephans!’ zei ze vriendelijk-bestraffend. ‘Of bent u d'r zo-maar op geklauterd?...’
De kerels lachten hartelijk. Lyra voelde aan haar lokken, en vuurde nog een zin af: ‘En dan die trapéze!...’ Ze haalde het woord een beetje uit. ‘Bent u nooit bang geweest voor de hoogte, mevrouw Mac Lewis?...’ Betsie stond nu rechtop en glimlachte. ‘Er zijn mensen, die ook in het leven liever naar andermans waagstukken kijken, en dan nog hoop koesteren, bloed te zullen zien,’ zei ze. Ze dacht eigenlijk aan haar hele rol niet, dit moest even gezegd worden, tegen die afschuwelijke Lyra. ‘Ik persoonlijk heb, zo beschouwd, meer aan de trapeze gehangen dan in de zaal gezeten... en ik ben voor niets of niemand bang, mevrouw Stephans... Dat zal ik u misschien nog wel eens bewijzen!’
Ze moest nu even op het blaadje kijken, wat er verder kwam. - Maar zo ver kwam ze niet. Een klaterend applaus klonk haar tegen van de anderen. Door een waas zag Betsie hen lachen, ze hoorde hun goedkeurende woorden. Iemand pakte haar hand.
| |
| |
‘Dat is veel beter! Die tekst moeten we aanhouden, meneer Robbens!’
Het was Lyra. Toch een heel aardig gezicht, van dichtbij.
‘Ja,’ zei ergens vandaan de stem van Robbens, ‘dat is een verduiveld goeie uitbreiding van de tekst, Betty!’
Ze stond daar, en wist niet eens, wat ze eigenlijk precies gezegd had.
‘Dank je, Jaap!’ murmelde ze.
Er kwam een roes over Betsie. Ze werd meegenomen door de woorden die ze moest spreken. Ontroeringen maakten zich van haar meester, zoals geen typewriter of telefoontje van de baas haar ooit geschonken had. Het was wonderlijk. Tijdens de eerste dag leerde ze ook de mensen allemaal beter kennen, en hun namen en rollen beter onderscheiden.
Ten eerste was daar een heel lief zangeresje, Thea Thompson. Een zwartharig persoontje, dat letterlijk iedereen om de vinger kon winden. Zij speelde de hoofdrol met de blonde man, die Philips Eykelstein heette. Daarnaast was dan het tweede paar, dat gevormd werd door Lyra van Huiselaar en de danser Jan Verbeyn. De man was wel veel jonger dan Lyra, maar zij speelden de rollen, die samengingen door het ganse verhaal. Tussen deze twee paren in stond Betsie zelf, een eenzame figuur, ouder en een beetje achtervolgd in het stuk. Naast Jan Verbeyn danste echter Selma Corysa, de slanke met de langzame, soepele bewegingen. Dan was er nog een zangeres Loretta van Gode, die zich tamelijk afzijdig hield, en alleen maar voor de zang leek te zijn. Zij speelde niet echt mee in het stuk, voorzover dat gerepeteerd werd die dag. En voorts waren er nog drie meisjes: Miny, rood haar; Lucy, blond; en Joke, zwart. En drie bijpassende jongens: Kees, donkerblond; Tom, donker; en Hein, blond. Deze zes vormden het koor en de levende, bij tijd en wijle dansende, achtergrond. De pianist Sandor Denes beheerste zelfs Robbens; hij bleek een geweldige machthebber. Voor hem was Betsie een beetje bang - hij was opvliegend en hevig geinteresseerd in alles. Ze kreeg het gevoel, kortademig te zijn, en klein van verstand, als ze trachtte, hem te begrijpen. De sfeer was echter zo alleraardigst, dat Betsie zich er helemaal niet vreemd meer in voelde, na het eerste uur.
| |
| |
Het spelen werd op die manier een genot. Het werd inderdaad ‘spelen’. Betsie wist niet, zo goed in haar rol te passen, dat Robbens vol genoegen zat te kijken, als ze sprak.
Een paar keer had hij haar gezegd, iets duidelijker te spreken. De anderen kregen evenwel ook zo nu en dan aanwijzingen van dien aard, zodat haar onkunde niet bizonder scheen op te vallen. Hoewel de diverse scènes door elkander werden gerepeteerd, zat er toch zo veel spanning in de dialogen, dat Betsie zich telkens weer meegenomen voelde, en er met hart en ziel in opging.
Zo kwamen ze die eerste middag tot de scène, waarin de koorjongen Tom als dief moest optreden. Hij kwam plotseling achter een - voorlopig gefantaseerd - gordijn of openstaande deur vandaan, en zei scherp: ‘Handen omhoog!’ De anderen zwegen dan onthutst, en staken, de een na de ander, aarzelend hun armen in de lucht.
‘Wilt u zo vriendelijk zijn, onbeweeglijk te blijven staan,’ zei de rover ferm, ‘dan zal mijn maat even bij u langs komen, om geld en juwelen te innen.’ Hij bleef staan, met de revolver in de hand. Daarvoor moest die middag een opgerold stuk papier dienen. Robbens toonde hem precies aan, hoe de dief meedraaide met de vriend die de juwelen wegnam, tot zij beiden een kort moment met de rug naar Nympha toe stonden, die dan achter een bank, door het gesprek met de bekenden als in het nauw gebracht en dekking zoekend, alleen stond. Zij moest dan een stap terug doen, over de bank heen- en de dief op zijn rug springen. De grote scène uit het derde bedrijf.
‘Is deze afstand niet te ver?’ vroeg Robbens aan Betsie, en mat een meter uit. ‘Je moet over een hoogte van zowat zestig centimeter springen, denk erom.’
‘O, nee, dat is niets,’ antwoordde Betsie. ‘Ik had gemeend, dat ik veel hoger moest springen! Het moet toch een lach-succes worden?’
De anderen zwegen, en bekeken haar weer met dat mengsel van verwondering en nieuwsgierigheid.
‘Ja, maar als je blijft haken, is het lach-succes te groot,’ zei Robbens.
‘Maar ik blijf niet haken,’ antwoordde Betsie fier en héél vriendelijk. Ze had eigenlijk al te veel Nympha gespeeld, die
| |
| |
dag. ‘Ik blijf nóóit haken, Jaap. Zelfs niet aan een tafel... Dat muurtje, waar jij toen bij dacht, je stuk te lachen, was een meter ruim, met prikkeldraad...’
‘Goed,’ zei Robbens, en wierp haar een twinkelende blik toe, ‘dan zal ik er een canapé van maken, met de rug naar je toe. Die is zo-wat negentig centimeter hoog...’
Hij trok vragend de wenkbrauwen op.
‘Nou, dat is toch best?...!’ zei Betsie, ‘als ik maar een wijde rok aan heb...’
‘Een rok met een split dan,’ raadde Selma, de danseres aan.
‘Dan bent u bewegingsvrij, terwijl niemand het verwacht... En dan zien ze uw benen als u neerkomt. De mensen zullen zich - -’ ze onderbrak even.
‘Stuk lachen,’ vulde Betsie aan. Zij vond het gesprek toch ietwat pikant - -
Ze grinnikten allemaal.
‘Maar kunt u écht over een canapé springen?’ vroeg Lyra ongelovig.
‘Dat zul je dadelijk zien,’ zei Robbens, ‘want we moeten de scène repeteren.’
Betsie had al menen te moeten vaststellen dat mensen van het toneel net zo nieuwsgierig waren als mensen in de zaal. Nu kon zij er niet langer aan twijfelen. Lyra en Philips en Thea, en zelfs de dieven Tom en Kees vergaten hun rol te lezen en te spreken, toen ze in de buurt van de sprong kwamen. Alleen Betsie zelf bleef kalm, want ze twijfelde geen ogenblik, of ze zou gemakkelijk over de twee stoelen heen komen, die de canapé verbeeldden in het krijt-toneel.
Het lukte ook best. De eerste keren waren de anderen te zeer afgeleid, zodat het spel houterig was. Maar Robbens stond er op een afstand met het hoofd scheef naar te kijken, en hij knikte heel voldaan.
‘Als het publiek hier niet om lacht, is het een troep stenen beelden,’ zei hij.
Betsie was zelfs na de brand op het kantoor niet zo blij geweest, dat ze het springen had volgehouden, als die middag. Ze liet de anderen lekker lachen - het kon haar geen steek schelen, dat Sandor machteloos achter de piano zat. Het succes was háár
| |
| |
succes, en dat was hoofdzaak. Als een mens zich bepaalde dingen eigen maakt, voelt hij er het absurde niet meer van. Zo was het haar gegaan in de loop der jaren, met dat springen. Ze had absoluut niet het gevoel, een uitzondering te zijn, nu ze op haar vijftigste vlot over twee stoelen kon springen. Het was gewoonweg héérlijk.
Ze ging met een gevoel van verrukking naar huis. De dag was al gedoofd, het was bij zessen. De huizen hadden dat peinzende van ouderdom, die avond.
Onderweg kwam Betsie langs een schoenetalage. En opeens dacht ze aan wat Robbens in het begin had gezegd: dat ze vanzelf tot hoge hakken zou komen, en tot andere voorgeschreven uiterlijkheden in haar rol.
‘Hij weet het van ondervinding,’ dacht ze, en stond stil. Nu begreep ze, dat hij groot gelijk had. Het was wonderbaarlijk, maar een figuur als Nympha was ondenkbaar zonder hoge hakken en een prachtig kapsel.
Haar hart klopte alweer snel van opwinding en geluk. Ze had nooit geweten, dat werken zo heerlijk kon zijn, dat je ernaar verlangde, de volgende dag te mogen voortgaan.
Thuis was het licht op. De zusters zaten kennelijk gespannen bij de tafel te wachten, of Betsie puntgaaf thuis zou komen. ‘Gelukkig dat je er bent,’ zei Cor.
Alie bracht gauw de aardappelen binnen. ‘Hoe was het?’ vroeg ze.
Betsies geluksgevoel wankelde. Wat had ze veel meegemaakt, sedert ze die ochtend de deur achter zich dicht trok!... Wat vreemd leken haar Alie en Cor, na één dag tussen die bonte mensen van de musical!... Een melancholie schemerde over alle vreugde. ‘O, het was fijn!’ zei ze, ‘het was veel leuker dan ik ooit had kunnen denken. Zulke aardige mensen, zeg!’ Ze wilde erbij voegen: ‘ik zal er eens 'n paar hier vragen.’ Maar ze dacht bij zichzelf, hoe bizar de toneel-mensen in hun zitkamertje zouden lijken, tussen de oude-dames-meubeltjes en de gehaakte kleedjes van Alie... En hoe rechtop de zusters zouden zitten, en thee schenken, en koekjes presenteren, niet meer op hun gemak, als er zo veel lippenstift en parfum in hun huis binnendrong.
| |
| |
‘Hadden jullie verwacht, dat ik teleurgesteld zou zijn?’ vroeg ze eensklaps.
De zusters zwegen even.
‘Min of meer,’ gaf Alie toe. ‘Het is niet ons milieu, Bets... Ik begrijp echt niet, wat je bezielt, hoor!... Maar dat zal wel in orde zijn...’
De twijfel in haar stem bracht Betsie even aan de kook. Ze liet het niet merken. Wat hielp het?... -
Morgen ging ze er weer naar toe!
Er werd geweldig hard gerepeteerd.
Betsie van de Pen werd langzaam maar heel zeker Betty Vandepen. Haar wezen leek overgeheveld te worden van het dooie dagelijkse bestaan naar het avontuur, dat musical heette.
Als ze 's morgens de zaal binnenkwam, en van alle kanten begroet werd met ‘Hallo, Betty!’ dan voelde ze zich veel meer thuis, dan als ze 's avonds de deur van hun huisje opendeed, en Cor en Alie hoorde zeggen: ‘Zo, dag Bets!...’
Daar kwam bij, dat de mensen van het toneel niet alleen veel sneller intiem met elkander werden dan Betsie gewend was - behalve dat verànderden ze in de loop van de drie weken, waarin het stuk tot stand moest komen. Vooral de laatste dagen vielen er telkens uiterlijke verbeteringen waar te nemen. Selma kwam met rood haar op de proppen, omdat Robbens dat voor haar rol had voorgeschreven. ‘Dit is veel gemakkelijker dan een pruik,’ zei ze. En Philips bleek op een dag krullen te hebben. Thea, de eerste zangeres-actrice, verscheen met prachtig golvend haar, dat los om haar schouders wuifde. Het gaf haar een veel ongebondener air, het was alsof de mensen door hun verandering waarlijk een andere kant van hun wezen toonden.
Betsie zelf had enige malen moeten passen op een atelier. Adembenemende toiletten, waaronder bepaalde accessoires gedragen dienden te worden, ter verbetering van de figuur-lijn. Ze kreeg van Robbens honderd gulden voorschot, om schoenen met hoge hakken te kopen. De rest, voor de tweede akte een paar violette pumps en voor de derde akte een paar goudleren sandaaltjes, werd op kosten van de zaak besteld.
‘Wat heb je een kleine voet!’ zei Lyra.
Die complimentjes gaven Betsie ook zo'n aangenaam gevoel
| |
| |
in haar hart. Ze had zo weinig vleiende dingen over zichzelf gehoord, tot dat moment. Thea had gezegd, dat ze haar voordracht van liedjes goed vond. Maar daar was dan ook twee avonden met Sandor op gewerkt. Twee bijster zware avonden, want Sandor had geen geduld, en keek haar elk ogenblik met vlammende ogen aan, zodat Betsie aandrang voelde, haar handen omhoog te steken.
En als ze thuis kwam, viel alle lawaai van haar af. Dan bezag ze de tekst van haar liedjes uit een objectieve verte, en vond ze bar luchtig en zonder veel inhoud. Dan kon ze niet begrijpen, dat zij - zij, Betsie van de Pen, zùlke liedjes zou zingen op een toneel. In een paarse japon met een bont-cape van konijn, die er uitzag als iets vreselijk kostbaars. Verbeeld je, dat ze zo'n liedje thuis zou zingen, tijdens het omwassen!... Of dat ze in zo'n japon op visite zou gaan, bij Bastemeyer!
Het leven had opeens teveel dimensies gekregen... De mensen waarmee zij samenwerkte, waren toch ook heel anders dan Betsie zelf. Het gemak, waarmee Jan Verbeyn enige malen achter elkaar dezelfde dans weg-hupte, om dan direct weer doodkalm aan de kant te gaan staan. De ongedwongenheid, die Thea tentoonspreidde, als ze met orkest moest zingen, die laatste dagen.
Want de laatste repetities werden gehouden op het echte podium in de schouwburg. Betsie kreeg buikpijn, als ze daar op dat grote toneel voor een holle zaal stond, met onder zich een deinende massa musici. Dan deed ze haar mond open, en voelde zich een klein kind dat versjes moest opzeggen voor grote mensen. Het was monsterachtig.
En dan die liedjes! Zoals Robbens en Sandor ze met haar hadden ingestudeerd, was alles best, en leken de teksten heel wat. Maar op het toneel, helemaal alleen, met Sandor streng en vuist-zwaaiend onder zich in de orkestbak, vond Betsie dezelfde teksten geestloos.
mijn tweede was miljonair.
't Verschil was maar klein,
| |
| |
't beroep is te ordinair!
Ik verloor mijn hart en vond het weer
en schonk het aan een deeglijk heer,
die bewaarde het in een doosje.
Dat verveelde me na een poosje.
“geef m'n hart maar hier,
ik ga het zelf beschermen.”
Wie zou er zich over ontfermen?
en ik zal het hoog vereren.”
Dat is de man, van wie ik houd.
Met hem ben ik dan ook getrouwd -
met hem ben ik getrouwd.’
Ergens in de donkere zaal zat Jaap Robbens, en zei schallend: ‘Nog eens, Betty. “Toen zei ik fier - geeft m'n hart maar hiér!” Je moet puntiger zijn!’
Ze grijnsde knikkend naar de zwarte zaal en voelde zich zo puntig, dat ze zichzelf eraan prikte.
Geheel anders was het met Loretta van Gode, de zangeres die haar eigen zangkunst op hoge waarde wist. Zij ging zonder aarzeling midden op het podium staan, vouwde de handen voor het lichaam, en begon met de ogen op het orkest:
‘De zon daalt in de heuvelen,
het licht verliest zijn kracht,
En in de oost ontwaaiert zich
Een zwarte hemel vol juwelen, (het is precies m'n jurk in de 1ste akte, dacht Betsie dan)
waarin 't gezang der vogel-kelen
| |
| |
‘Het zijn slechte gedichtjes,’ had Betsie tegen Robbens gezegd.
‘Het zijn geen gedichtjes, het zijn liedjes,’ antwoordde hij.
En op het toneel stond Loretta. Haar mond was even hol als de zaal, ze galmde vol animo en geleek sprekend het liefste kind van de klas.
‘Ze heeft een prachtige stem,’ zeiden de anderen. Hoewel Thea Thompson vond, dat Loretta haar handen eens los moest laten hangen, of in de zijden houden. ‘Nu is het net, of ze op haar maag een knopje heeft, waarmee ze gas geeft,’ zei ze. ‘Hoe dieper ze drukt, hoe luider ze zingt!’ Meer kon zelfs Thea niet aanmerken.
Loretta en Thea spraken trouwens niet samen. Ze waren vriendelijk en lief, en glimlachten tegen elkander. Maar het was de aanminnigheid van katten.
Betsie kon zich absoluut niet voorstellen, hoe het stuk ooit succes zou hebben, als ze zag hoe de koormeisjes en -jongens in hun gewone pakjes daar op het toneel rondsprongen en zongen en heel schalkse grimassen naar de lege zaal maakten. Dat leerde ze pas onderscheiden bij de kostuum-repetitie.
Robbens was gewend, aan het einde, vlak voor de voorstelling, op één dag kostuum-en-belichtings-repetitie te houden, en daarna nog een geheel volledige generale repetitie, waarop dan alles voor zijn strenge ogen moest kloppen.
Die dag waren de zenuwen strak gespannen. Er klopten massa's dingen niet. Loretta had nog geen kostuum voor de derde akte, een van de dansjongens had nog aldoor geen schoenen, de kapper was er niet, Betsies haren waren nog altijd peper-enzout, inplaats van schitterend wit. Maar de dansen liepen gesmeerd. De meeste toiletten waren prachtig en zaten werkelijk zeer chic. Het orkest speelde op volle toeren telkens dezelfde passages, er werd gehesen met schermen en gordijnen, lampen flonkerden en doofden.
‘Maak je nooit druk,’ raadde Thea Betsie aan, ‘dat helpt niet. Anderen doen dat wel.’ Ze leunden samen tussen de coulissen tegen een ladder en keken toe. De meesten hadden toen wel in de gaten, dat Betsie heus geen geroutineerde kracht was, al deed ze voorbeeldig haar best.
‘Er staat aldoor iemand voor m'n neus,’ klaagde Loretta kribbig.
| |
| |
‘Geen wonder, met zo'n neus,’ antwoordde Philips Eykelstein. ‘We staan gewoon te dringen als jij in de buurt bent. Die neus is het liefste wat je hebt, geloof me!’
Loretta kon daar niet om lachen.
Robbens kreeg driemaal ruzie met Sandor. De dirigent-pianist schreeuwde en zwaaide met armen en benen. Betsie vond hem vreselijk overdreven, want het ging alleen maar over wèl een opmaat of níét. Robbens bleef kalm, maar toch zeer scherp. Hij hield voet bij stuk: wèl de opmaat. ‘Maar dat derangeert de zangeres!’ kreet Sandor.
Op het toneel stond dan natuurlijk Loretta, met de handen op het knopje.
‘Dan oefent ze nog maar even,’ hield Robbens vol. ‘We hebben gelukkig tijd genoeg.’
Betsie zat in de zaal, met uitpuilende ogen van ontzetting. Voor haar was elk verschil van mening een ernstige zaak, die niet maar zó begonnen werd, en dus ook niet met een sisser kon eindigen. Maar aan het einde van elke repetitie leefde Jaap Robbens nog. En Betsie leerde inzien, dat op een plaats, waar alle gevoelens verbeeld konden worden, de echte sentimenten ook voorbijgaand waren.
Weer dacht ze: ‘Wat een verschil met thuis!’...
De laatste dag nam Robbens haar mee naar een kapper, die haar schamele lokken in allerlei sop spoelde en ze in heerlijk ruikende badhanddoeken wikkelde om er even later weer een pasta op te smeren. Het haar werd kort geknipt, wat Betsie even een rilling langs de rug joeg - en die was heus niet alleen van de kilte in haar nek. Ze was nog nooit met kort haar thuis gekomen. Het leek haar nu een geestelijke luiheid. Terwijl het haar werkelijk mooier werd! Het was glinsterend wit. Het werd in de nek naar boven geborsteld, wat tegelijk een ouderwets- en een zeer jeugdig air gaf. Een kuif van krullen lag boven haar armzalig voorhoofd, dat tot die dag alleen maar een scheiding had gekend, en soms een paar golven. Wat flatteerden zulke veranderingen! Had ze te zuinig geleefd?...
‘Toch geloof ik niet, dat de mensen zó om een gesoigneerde vrouw zullen lachen, als jij om de burgerjuffrouw in de Kieken-straat,’ zei ze over haar schouder tegen Jaap Robbens.
| |
| |
‘Dat zullen ze wel, want we schminken je oud, Betty!’ antwoordde hij.
Ja, dat schminken - daar zag ze ook tegenop.
‘Ik kan mezelf niet verven,’ zei ze.
‘Daar haal ik tòch een specialist bij,’ stelde hij haar gerust. Daarna was ze klaar, en voelde zich zo pluizig en wit als een uitgebloeide paardenbloem. Maar dat witte haar stond haar toch bijster aardig, vond ze zelf. Ze liep met een gloeierig hoofd naast Robbens naar zijn wagen. Hoge hakken, wit krulhaar. Betty...
‘Ik zie tegen morgen op,’ zei ze zacht.
Robbens grinnikte en nam haar arm. ‘Dat hoort ook zo,’ antwoordde hij, ‘zet je schrap tegen slechte kritieken. Die zullen er ook zijn, reken maar!’
Hij bracht haar naar huis, en reed weg voordat ze de deur in was. In de gang stond Betsie aarzelend stil.
In de huiskamer hoorde ze zacht de radio gaan. Ze rook dat ze haché aten, wat haar een geluksgevoel gaf. Toen ging onverwachts de deur van de zitkamer open, en Cor kwam de gang in. ‘Wat sta je daar, ik dacht dat er iets was?...’ zei ze. ‘Heb je geen generale?... -’ Haar ogen gingen langs Betsies gestalte. ‘Wat heb je een gekke pruik op,’ voegde ze er afkeurend bij. ‘Had je die nu niet beter afgezet?...’
‘Nee,’ antwoordde Betsie beklemd.
‘Maar moet je dan vanavond nog meer spelen...?’ informeerde Cor begaan.
‘Nee,’ herhaalde Betsie. ‘Dit is mijn eigen haar...’
‘Wàt!’ fluisterde Cor ontzet. ‘Zo kort?... en hoe kom je zo verschrikkelijk grijs, kindlief?...’
Betsie bedwong een aanvechting om te giechelen. ‘Dat weet ik niet,’ zei ze, en kneep haar handen tot vuisten om niet te schateren.
Cor was zo onherstelbaar degelijk!
‘Je bent bij de kapper geweest,’ stelde haar zuster vast, snuivend naar parfums die ze niet kende.
‘Slim kindje!’ prees Betsie.
‘Je ziet er ontzettend uit,’ bitste Cor. ‘Ontzèttend, Bets!’
Betsie blikte naar haar eigen spiegelbeeld. ‘Ja, je hebt gelijk,’ zei ze koelbloedig. ‘Ik denk, dat ik er volgens Jaap ontzettend
| |
| |
uit móét zien.’
‘Jaap?’ vroeg Cor na een stilte.
‘De directeur-regisseur,’ legde Betsie uit.
‘Wie noemt zo'n man nou Jááp!’ keurde Cor af. ‘Je kunt toch wel fatsoenlijk “meneer” zeggen!’
Betsie schudde haar nieuwe hoofd met witte krullen. ‘Je wist al, dat ik hem Jaap noem,’ antwoordde ze. ‘En ik kàn niet fatsoenlijk meneer zeggen tegen iemand van mijn eigen leeftijd, als ik kortgeknipt haar heb en hoge hakken!’ Ze had er plezier in, een beetje te plagen. ‘Lieve Cor, wat ben ik blij dat we haché eten!’
Daarna moest ze binnenkomen bij Alie.
‘Lieve Hemel!’ zei die, en zweeg toen verpletterd, haar jongste zuster bekijkend als een uitverkoop-etalage. ‘Hoe krijgen ze je zo gek!...’
‘Geef me eens wat thee,’ drong Betsie aan, ‘en zeg dan heel beschaafd, dat je zuster, de actrice Betty Vandepen, er goed uitziet. Op het toneel moet ik een elegante bes voorstellen. Iets stokouds, dat mondain doet.’
Alie zweeg even, voordat ze al te openhartig zei: ‘Dat bèn je al.’
Die avond kreeg Betsie hoofdpijn. Zelf dacht ze, dat het van de spanning was. Cor zei, dat het van die kapper kwam. En Alie beweerde, dat ze zich na haar ontslag idioot druk had gemaakt. Ze liet Betsie drie koppen thee drinken, wat niets hielp.
‘Ik ga maar naar bed,’ zei Betsie op 't laatst, ‘morgenochtend moet ik m'n japonnen klaarhangen.’
Dat brak dan toch even de tegenzin van de zusters. ‘Wat draag je?’ informeerde Cor.
‘In de eerste akte een roze ochtendjas, daarna een zwart fluwelen japon met een snoer diamanten,’ vertelde Betsie.
‘Toch geen èchte?’ betwijfelde Alie.
‘Bij het toneel is niets echt,’ onderwees Betsie haar. ‘Zelfs wit haar niet.’
Dat leek de anderen op te fleuren.
‘O,’ zei Alie, ‘kun je dus die rommel er weer uitwassen, zodat je weer jezelf wordt?...’
Het ergerde Betsie een heel klein beetje, misschien omdat ze zo'n hoofdpijn had. ‘Nee,’ antwoordde ze, ‘het peper-en-zout
| |
| |
is voorbij, nu ik een nieuw leven begin.’ En vóór een van de anderen kon tegenspreken, ging ze door: ‘In de tweede akte verschijn ik in een paarse avondjapon. Je moet me zien. Een stokoud beeld. Lange rok, slank en ònder de juwelen.’ Er was geen commentaar van de zusters. ‘En in de derde akte draag ik een gifgroene gala-japon met een sjaal van hermelijn. O, ja - in de tweede akte draag ik ook een bontcape. Skunks. En een hoedje, dat eigenlijk een bos viooltjes is. Jullie zult verrukt zijn.’ Ze keurde de lange gezichten, en herhaalde: ‘Verrùkt! Jullie zult juichen! Hoera, die Betty Vandepen! zullen jullie roepen. En als Jaap jullie dan in de zaal bloemstukken komt aanbieden, omdat jullie mijn zusters zijn -’
‘Maar dàt doet hij toch niet?’ smeekte Cor onthutst.
Betsie fronste de wenkbrauwen. ‘Hij is het wel van plan, maar als je hem ieder een tientje geeft, zal hij het wel willen nalaten,’ antwoordde ze. ‘Je moet denken: zo-iets is geweldig voor de publiciteit van het stuk!’
Doch dat was voldoende voor Alie, om eindelijk in te grijpen. ‘Ik vind je niets grappig,’ zei ze. ‘Ga nu maar naar bed, met je hoofdpijn. En als die man mij in de zaal bloemen durft aan te bieden, dan zeg ik: “Ik kèn u niet!”’
Ze blikten allebei ongenaakbaar naar Betsie. En begrepen niet, dat die moest lachen.
|
|