gelaat, toen ze het meisje haar mantel toereikte. En diezelfde tegenzin bleef en verdiepte zich aldoor, als Louise iets beetpakte: een potje crême, een nieuwe lippenstift.. tot ze bewegingloos op de stoel zat en een onbestemde angst haar keel dichtkneep.
‘Ik begrijp niet, hoe ik eraan kòm,’ had ze gezegd. Ze voelde in het zwijgen, dat het meisje haar niet geloofde.
En toen werd die bewering voor haarzelf ook als een onwaardige leugen, zodat ze het niet durfde te herhalen, toen de directeur binnenkwam.
Ze had kunnen huilen van schaamte, zonder zelf te begrijpen, waarom.
Die jonge directeur had zijn gezicht volkomen in bedwang. Hij zei, dat dit een aandoening was, welke beter door een huidspecialist kon worden behandeld. Hij vroeg of ze er pijn aan had, wat ze eraan deed, en was heel vriendelijk. Maar in haar overgevoeligheid bemerkte ze slechts, dat hij vermeed, haar gelaat aan te raken, zoals die glorieuze eerste maal, toen de huid onderzocht werd.
Hij gaf haar het adres van een specialist, die zij volgens zijn aanraden onverwijld moest raadplegen.
Louise had zich opgejaagd gevoeld. Ze was opgestaan.
Van een gewone schoonheidsbehandeling scheen niets te zullen komen, vandaag. Na een korte buiging was directeur Berrends verdwenen.
De beweging, waarmee de assistente haar in haar regenmantel hielp was een martelende belediging geweest, die ze zonder verweer moest ondergaan.
Toen stond ze eensklaps in de ontvangzaal, tussen al die pratende mensen, die weer keken....
En nu loopt ze hier, op de brede monumentale trap, achter twee rustige oudere mensen....
Ze zal ergens een taxi aanroepen.... André had de auto vandaag nodig....
Ze heeft alle tijd, om die arts te bezoeken. Of zou ze daar eerst weer een tijdstip voor moeten bespreken? -
Oh, al die gezichten....
Wat heeft ze? Wat is deze uitslag? -