toinette - ze plagen haar altijd in de personeelafdeling - aan de telefoon luisteren en babbelen: ‘Qui est là? Ici Antoinette, la plus élégante femme de la “Bella Monica”.’
Dat is een steek op Adrie's nieuwe zomerjurk.
‘Où est Greta?’ snauwt die.
Het meisje Daland proest met haar drie mannen.
‘Il y a une dame ici,’ zegt juffrouw Adrie. Ze ergert zich aan Mimi, die tussen de blonde en de bruine in hangt, met om elke hals een arm.
‘Spreekt ze ook Latijn?’ vraagt de rode.
‘Alleen over bepaalde onderwerpen,’ antwoordt de bruine.
Zonder aanleiding zegt juffrouw Adrie in de hoorn: ‘Il y a trois aujourd'hui.’ Ze richt de ogen nu wraakzuchtig op de jongelui. Niet alleen Antoinette zwijgt verbluft, maar ook de cliënte met haar bewonderaars. De dame de réception legt kalm het apparaat terug en doet alsof ze op de behandelingenlijst iets telt. Dan spreekt ze vriendelijk tegen het meisje Daland: ‘Als u misschien even wilt wachten,’ een handgebaartje naar de rose crapauds, ‘de assistente komt dadelijk.’
Ze ziet die mannen niet.
‘Een blauwkousje, niet?’ constateert de rode.
‘Bestaan niet meer,’ zegt de blonde.
‘Lang leve de vleeskleur,’ gooit de bruine er bovenop.
Mimi lacht kirrend. Ze distribueert een stralende blik en vraagt: ‘Blank of gebronsd?’
De rode knijpt haar in de bovenarm en beduidt: ‘Zó.’
‘Dus toch blauw,’ stelt ze vast. ‘Gemeen loeder, om me zo'n pijn te doen!’
De blonde en de bruine schateren en de eerste informeert: ‘Zijn die andere blauwe plekken ook van hem?’
Het meisje schudt met een naïeve beweging haar krullen terug en verslaat hem: ‘Je weet best, dat die bloedblaar van jou is.’
Ze lachen alle vier onbeschaamd, en ploffen op een canapé neer. Mimi zit speels op de knieën van de bruine