Zo staan zij nog, als miss Anita binnenkomt. Ze is wat gehaast, want de cliënte heeft een beetje lang moeten wachten: de hamamelis was op. Onvergeeflijke nalatigheid; er moest eerst nieuwe gehaald worden.
‘O,’ zegt Anita. Ze voelt zich overgoten door een ijskoude panische schrik, als ze die twee mensen daar ziet in hun warmlevende intimiteit. ‘It is not allowed....’ begint ze schuchter, met de ogen op de man; meteen ziet ze, dat hij huilt en haar spraak zakt weg. ‘Pardon,’ mompelt ze vluchtend.
Nadat de deur dichtgegleden is, heft Bob Rafen zijn hoofd op. ‘Vergeef me,’ vraagt hij. ‘Vergeef me in Godsnaam....’
Ina drukt zijn gezicht weer tegen haar schouder. Er zijn momenten, dat je elkaar niet in de ogen mag zien, omdat de wederzijdse gedachten te teer zijn.
Ze blikt over zijn donkere haar heen en denkt: we hebben allebei een les gehad.
Is er nu een wanklank in haar geluk?
Vóélt ze zich gelukkig? -
Misschien moet ze nu eergevoel tonen of wellicht alleen maar verstandig zijn, en geen scherven trachten te lijmen.
Maar Ina Lindes weet met de vroege wijsheid van verdriet, dat niet één geluk volmaakt is, en dat de grootste bevrediging leeft in het niets eisende liefdegeven.
En wie zal ze anders haar liefde schenken dan de man, die erom smeekt, en die zonder het te beseffen haar hele leven tot zich trekt?
Deze verbintenis is niet slechter dan een andere; eerder beter; geen van beiden zal zich luchthartig laten drijven op de broosheid van een ogenblikkelijk geluk.
Ina behoeft echter zelfs dit niet zo te beredeneren, want ze weet, dat ze niets meer wenst dan dit....
‘Ik hoop, dat je me nooit weer....’ zegt ze. Verder komt ze niet. Haar stem is onvast. Maar ze heeft haar vergeving al uitgesproken. De mannenarmen omgrijpen haar. Ze voelt tegen haar hals, hoe Bob's gezicht vertrekt van spijt.