En vandaag, in het ‘Bella Monica’, plaats van ontmoetingen, juist nu zij de cabine verlaat, verrijzen daar bij de trap trede na trede twee bekende lange gestalten, die lachen en praten.
Het is nogal druk in de ontvangzaal, maar Baronesse Honc ziet geen kans, ze te ontwijken....
‘Dag juffrouw,’ zegt ze vriendelijk tegen de assistente die haar geholpen heeft. Haar ruggegraat is een thermometer, waarin het hetende kwik omhoog schiet.
Freule Mervelinck en meneer Borger lachen om iets onbekends.
De mannenstem zegt duidelijk boven al het verspreide vrouwengemurmel uit: ‘Zou je dat willen?’ en dan lachen ze weer.
Je heeft hij gezegd.
Pas als ze dichtbij zijn, bemerken beiden het kleine ronde figuurtje van Baronesse Honc. De vrolijkheid op Johanna's gezicht stolt tot een kille hardheid. Haar ogen kijken een decimeter over haar vriendin heen. Maar die beziet met een strenge glimlach de glazen zuil, waarin le papillon enchanté fladdert tussen zilveren doosjes en rode letters. Ze lijkt oud tegenwoordig, en nu helemaal. Doch ze schijnt onwrikbaar te staan op het voetstuk van principe en oordeel. Als ze passeren, groet André Borger, de secretaris, nadrukkelijk eerbiedig. Hij is niet te negeren. De overmoedige nederigheid verraadt een zwakke plek in zijn opvoeding. Maar dat is niet erg.
Erg is, dat hij zodoende de palle fierheid van mevrouw Honc beentje licht. Ze móét opkijken; ze doet 't ook. Haar houding ontglipt haar. Ze knikt schichtig.... mompelt snel: ‘Dag Jo....’
Jo gaat haar echter voorbij, breed en groot en ongenaakbaar als een pantserkruiser.
Mevrouw Honc staat niet stil bij de flarden van haar vertreden prestige. Ze gaat verder, een beetje te rechtop. De glimlach, die altijd over haar trekken ligt, is droevig en haar wangen zijn erg rood.
- Waar moet het heen, denkt ze, als wij allen de liefde