Berrends zucht. Dit is het leven. De laatste woorden, die hij van haar hoorde, waren: ‘U heeft mij heel gelukkig gemaakt. Noemt u de preparaten naar mijn dansen. Dat is origineel.’
Heeft hij haar echt gelukkig gemaakt? - Wie weet. Vrouwen zijn soms gelukkig met onnatuurlijke schoonheid, met mooie kleren, met sieraden....
Hij had haar zo graag een ander geluk gegeven.
Waarvoor had zij al deze kunstmiddelen nodig? -
Ja, hij is een stommeling. Een onmogelijke idioot. Hij weet nog alles, wat hij tegen haar had willen zeggen. Maar nu hoeft hij zich er niet meer over op te winden.
Hij gaat stil zitten, en kijkt op het papier voor zich.
Maria Mora was nog niet oud. In de krant staat ‘op eenendertig jarige leeftijd.’
Je kunt het denken niet laten, Frank Berrends. Je weet, dat het vergeefs is, en toch is er ergens een granieten ongeloof, waarop elk krantenbericht versplintert.
Je kijkt maar rond in de kamer, waar zij ook is geweest, en je fluistert: ‘Maria Mora is dood.’ En als je 't zelf hoort moet je haast lachen, want dat kàn immers niet? -
Langzaam, heel langzaam zul je eraan wennen. De gewoonte zal droppelsgewijs het ongeloof uithollen; en op een verre ochtend zul je ontwaken en fluisteren: ‘Ze is dood,’ en je zult er niet verbaasd over zijn. Er zal alleen maar verwondering in je zijn, dat je er ooit aan getwijfeld hebt.
En dan zul je bemerken, dat het leven je op zijn brede rug reeds lang geleden wegdroeg.
Misschien heb je het willen tegenhouden, en wellicht heb je het juist opgejaagd. In elk geval zul je dan de teugels vieren en stil om je heen kijken naar de wereld, die in een hoog vragend accoord zich voor je opent als een lentedag. En wat dan?
Ja, dat kan niet elke mens weten. En dat hoeft ook nog niet....
Frank heft het hoofd op. Is er geklopt? Hij roept ‘binnen!’ Fröken Hannsen glipt binnen.