Waarom wist ze dan nu zo duidelijk, hoe hij eruit zou zien - -
Het was een vernedering. Maar de geest van de wijn schroefde haar slag na slag vaster aan het schroeiend besef van die mogelijkheid - - die grote, enige mogelijkheid....
En plotseling hoorde ze haar eigen stem, trillend, maar toch heel koel: ‘André.....’
‘Ja?’ zijn ogen - zijn rode lippen - - ‘wat is er?’
Alsof hij het niet wist.
‘Hoeveel.... salaris.... vraag je.... als....’ - - - O, God, die voorouders - ‘als ik.... je aanneem.... als....’ Hoe dikwijls had ze nu reeds ‘als’ gezegd? -
Zijn glimlach was teder en rustig. ‘Ja, Hans, als wat?’ ‘....als secretaris....?’
Het mannengezicht werd peinzend.
Verbeeld je, dat hij nu eens niets bedoeld had.... God, help! Johanna, wat dan? -
‘Duizend gulden per maand,’ zei hij.
Ze hadden elkaar dus toch begrepen.
‘Maar ook geen cent meer,’ antwoordde Johanna kalm. Daar zat ze dus, en sprak over - een prijs -
Hoe kwam ze zo ellendig volleerd?!
‘Behalve de caudautjes met mijn verjaardag, Sint Nicolaas en Kerstmis,’ bedong hij.
‘Waarom ook niet met Pasen en Pinksteren?’ schamperde Johanna bitter. Ze had een visioen van twee boeren op de markt, die met handslag iets verkochten en opboden.
Hij lachte. ‘Ik zal je het vel niet over de oren halen,’ zei hij. ‘Drie cadeautjes per jaar, elk van duizend gulden.’
Op haar schouderschok ging hij voort: ‘Ja, Hans! Dat is niet duur! Wij moeten allemaal met onze tijd mee....’
Ze bloosde over zijn grofheid. Haar huid prikte. Maar zijn glimlach bleef teder en zijn ogen schitterden.
Johanna blikte naar de plaats, waar zijn hals in de hagelwitte boord verdween, en naar de donkere mouwholten bij de polsen.