eens gezegd: “ik bewonder alle vrouwen, die zien opmaken, want terwijl ik dagenlang werk op een mooi gezicht, schilderen zij er iedere dag een.” Wat zou hij wel van u gezegd hebben?’
‘Hij zou me een oplichter genoemd hebben,’ antwoordt Frank luchtig. Hij is erg zenuwachtig.
‘Waarom?’ verbaast Maria zich.
‘Omdat ik me laat prijzen voor het maken van een schoonheid, die door le bon Dieu reeds lang tevoren geschapen was.’
La Mora lacht en talmt. Mademoiselle Antoinette pakt de preparaten in het étui, dat erbij hoort. Nu zal het gauw gedaan zijn. Frank wenst opeens, dat het al voorbij was.
Dan klinkt Maria's stem zacht: ‘Monsieur Berrends.. Ik heb een reusachtige moedervlek, pal op mijn scheenbeen. 'k Kan 'm haast niet wegschminken, en voor branden ben ik doodsbang.... weet u er niets tegen te doen?’
Frank vraagt, de vlek te mogen zien.
Het is een donkerbruine plek van bijna twee centimeter doorsnee, die coquet in de gladde witte huid ligt.
Hij is bedekt met een stukje rose watten.
‘Ik heb er zo'n hinder van,’ klaagt Maria. ‘Ik durf er haast niet mee te dansen. Je zou er 'n minderwaardigheidscomplex van krijgen.’
Frank denkt na. ‘Bent u ook bang voor diathermie?’
‘Oui,’ zegt Maria. Het rijmt op elkaar. Frank moet erom lachen. ‘Ook, als ik het zelf doe?’ vraagt hij dringend.
Ze aarzelt, wat hem warm maakt.
‘Nu heb ik geen tijd meer,’ bedenkt ze dan, een beetje opgelucht. ‘Maar als ik mijn tournée door Zweden en Noorwegen geëindigd heb....’
Het klinkt hem als muziek in de oren. ‘Zoudt u terug willen komen?’ vraagt hij blij.
‘Ja,’ zegt ze zedig. Ze kan toch van Gisbert niet vergen, dat hij haar overal nareist. In deze stad is nu immers haar pied à terre -
Het wat je gaat weer op de moedervlek en de kous erom.