Ze liep naast hem, en dacht nederig: heeft hij dan geen ogen?
Maar even later stak een half kwijnende Goede Hoop de kop op en genas voelbaar.
- Je kunt niet weten, hoe een koe een haas vangt, peinsde Freule Johanna, en ze vroeg zich zenuwachtig af, of zij dan de koe of de haas was. Als vrouw was je natuurlijk het liefst de haas. Doch op de duur werd je dankbaar, als je de koe mocht zijn....
‘Aangenaam,’ knikte ze. ‘Ik heet Mervelinck. Johanna Mervelinck.’ Nu had ze hem niet verstaan. -
‘Dat lijkt me een deftige, oude naam,’ zei hij.
‘Ja,’ antwoordde ze coquet, ‘maar ik bèn ook deftig en -’ Ze kleurde.
‘Van afkomst,’ redde hij begrijpend. ‘Dat dacht ik wel. Men herkent de vrouw van stand.’
‘Ja?’ vroeg ze. De Goede Hoop werd een vurig geloof.
Ze praatten samen over nietszeggende dingen. Het wond haar innerlijk op. Aan die charmante, oppervlakkige conversatie ervoer ze juist, dat hij haar als vrouw-tegenoverman au sérieux nam: er was een toon van lichte flirt in hun gesprek.
Toen Freule Johanna eindelijk opstond, brandde er een ongekende hitte in haar wangen, en haar knieën sidderden.
Oh, ze wist toen zeker, dat er niets aan haar te bemerken viel. Alleen op het ogenblik, dat de jongeman zo simpel glimlachend zei: ‘Ik zou het prettig vinden, nog eens weer met u thee te mogen drinken,’ toen viel de wereld in puin, en achter de brokken van het alledaagse leven schitterde een wonderlijk paradijs. De Goede Hoop veranderde van vurig geloof in bijna heilige wetenschap.
Ze spraken af: over een week. Dezelfde tijd en plaats.
En daar zit nu Johanna Mervelinck Trip, recht overeind op de stalen ligstoel, en praat, praat, praat.
‘Liebes Fräulein Ingchen’ - anders zegt ze altijd afgemeten Fräulein - ‘maakt u me mooi? Krijg ik weer een