Open dichtwoord op de levensvreugde(1982)–Olaf J. de Landell– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Gebureluur Men heeft gezien wat ik heb misdreven: ik heb een jongen een kus gegeven. Kijk, indertijd zoende ik onze kat, en dat was vréémd - maar wat hinderde dat? En later kuste ik onze hond en ontstak daarmee de lasterlont. En al die gekuste kleine kinderen - - met dit soort drift moet men buren niet hinderen! En al dat gezoen van meisjes en vrouwen kon toch geen keurig mens vertrouwen. - (Eens kuste ik een tulp; en een gouden regen. Daar heeft men haast een onecht kind van gekregen.) Maar nu heb ik een kerel gekust; en dat is een teken van vuige lust. Ik ben niet kinds en ook niet gek - dus dit toont een gevaarlijk moreel gebrek, omdat minstens één buur het zag, en ik schaam me niet eens! Ik kan nog lachen!... Vorige Volgende