gekneed, tot rijzen gelegd, dan met zout gemengd, opnieuw gekneed, uitgerold en geslagen, gevormd en gesneden, geknipt en met eiwit bestreken - zo rollen de stukken de oven binnen, die tevreden staat te gloeien - en om half negen komen de broodjes en broden er dampend en verrukkelijk uit, glijden naar een afkoelruimte, worden gesneden en verpakt en naar de winkel getransporteerd.
Zet daar nou es het winkeltje van Piet van Eck naast!...
Er komen nog maar een paar klanten - hoofdzakelijk de oude vrouwtjes, wier benen hun niet toestaan, hun nieuwsgierigheid meer dan éénmaal te gaan afkoelen bij Nelis Pront. Nee, daar zijn ze natuurlijk de eerste keer geweest (toen was zelfs Piet van Eck er!) maar nu schuifelen ze naar Piet, en kopen daar ontevreden het gewone handwerkbrood van altijd!...
En Piet ligt 's nachts in zijn bed te tellen en te denken en weet zich geen raad meer.
‘Bij ons komt 'r geen mèns meer met z'n poten aan,’ zegt Nelis, ‘nee, jong, hygiëne!’
O, om dat éne woord zou Piet van Eck hem omver kunnen schoppen! Alsof bij hèm alles smerig is...! Zijn vrouw schrobt en ploetert immers altijd, en nu nog harder! De oude winkel blinkt, het koper glimt, alles is proper...! Kan hij helpen, dat hij geen graan koopt, maar meel - dat hij het nog zelf moet kneden, en daarvoor alle eigen spieren nodig heeft? Bij hem kopen de schaarse klanten bloed en zweet - bij Nelis alleen machine-olie...
En als Piet even z'n neus buiten de deur steekt, hoort hij als een kwaadaardig refrein ergens een ruwe stem, die zegt: ‘Hygiëne!’
Bah!...
Maar op een dag komt er een van de nieuwe klanten bij Nelis, en zegt: ‘Nelis, je brood was gistere verduld muf, jongen! En d'r zatte gekleurde pukkels in!’
‘Ken nie,’ buldert Nelis overtuigend, ‘hier gaat 't allemaal eve bèst - d'r komt geen mens nie met z'n hande aan de rommel - hygiëne! Je hebt 't je verbeeld!’
De vrouw wil zich al afwenden, als er weer iemand binnenkomt, die zegt: ‘Nelis, die brooi van gistere - da wazze muffe troep, kerel! Wat hejje nou gedaan...? Is d'r machine-olie in gedruppeld?...’
Ja, dàt zou toch kunnen?...