gevaarte wendde zijn gladde kop met de lantaarn-ogen naar de toekomst en zag de kinderen niet. Maar Wouter zat hoog opgericht, nu hij niet mocht opstaan van zijn zusje - hij rekte zich en boven aan een gestrekt armpje wuifde zijn handje, terwijl hij jubelde: ‘Dààg! Dààg! Dàààààg!...’
En kijk, toen kierde er een raampje in de treinhuid en daaruit kwam een hand die terug wuifde. En uit die hand ontvouwde zich een zakdoek, een prachtige lila zakdoek, alsof de trein in bloei kon geraken, en de zakdoek droeg de groet verder uit naar Wouter, die nu toch was opgestaan, en met purperen wangen dag schreeuwde.
‘Gekke jongen, dat is toch niet voor jou!’ zei het zusje grinnikend.
En toen liet de zakdoek los uit de trein, als een verwelkend bloemblad - en hij dwarrelde prachtig en treurig neer langs de spoorbaan, woei nog even opzij voor de razende wielen, en lag dan - terwijl in de verte de trein om de bocht verdween.
Wouter liet zich niets meer zeggen. Hij rende de helling af, jubelend en duikelend over kuilen en bulten. Hij rollebolde over de spoorrails, greep de lap. ‘Kom hier!’ riep het zusje. ‘Kom ogenblikkelijk hier, Woutertje!...’ want zo zou mamma dat ook hebben gezegd, en ze voelde instinctief, enige macht te moeten laten gelden. Wouter drukte de lap tegen zich aan en begon een moeizame beklimming. Hij was ademloos en zo verrukt, dat er geen woord van berisping tot hem doordrong. Thuis moest de zakdoek naast hem liggen, toen hij ging eten. Het doekje geurde vaag naar bloemen. Mamma bromde dat het een vieze lap was, van een onbekende. Maar pappa glimlachte en zei, dat hij Wouter begreep. Mamma moest de zakdoek maar wassen, dan kon Wouter hem bewaren. En dat gebeurde.
Maar op zaterdagavond stond er een advertentie in de krant: ‘Verloren uit de trein van woensdagmiddag j.l. om ongeveer half drie: een lila dameszakdoekje met initialen M.d.C.’ En mamma wist direct, dat het Wouters zakdoekje moest zijn. ‘Wil de vinder zich melden aan het bureau van dit blad.’
Pappa las de advertentie voor. Wouter kreeg een vuurrode kleur en keek sip op de tafel vóór hem. ‘Misschien krijg je wel een beloning,’ zei het zusje, dat al wat ouder was en van eerlijke vinders had gehoord. Maar Wouter wilde geen beloning - hij wenste alleen de