genoegen doen.
‘Ik zou je héél dicht bij me willen hebben,’ bromde de leeuw, en likte zijn bek en gaapte zenuwachtig, want dit duurde hem te lang.
‘Op een dag zal ik waarschijnlijk wel beneden komen om een ei te leggen,’ vertelde de kip hem.
Hij strekte zijn voorpoten tegen de stam van de boom en zei: ‘Laat es een ei vallen!’
‘Oho, ik dènk er niet aan!’ antwoordde de kip preuts. In werkelijkheid kon ze op dat ogenblik geen ei leggen, want een ei is een heilige noodzaak en heus geen grapje - eieren zijn als gedichten, ze eisen inzicht en voorbereiding en nog een massa dingen meer.
‘Ik ga maar,’ zei de leeuw, en hij trok zich weer terug naar de zitplaats.
Dit nu, bracht de kip van haar stuk. ‘Hij wil me zoenen,’ dacht ze, ‘en zou ik het nu om mijn koketterie mislopen?!... - ‘Waar ga je heen?’ informeerde ze nonchalant en schudde haar veren nog es op.
‘O, ergens,’ zei de leeuw verveeld. ‘Dit is ook niks!...’
Ze vergat hem te vragen, wat er dan nog meer niks was - ‘hij wil me kussen, en ik mag zo'n ervaring niet ontlopen,’ peinsde ze nerveus.
‘Wacht even, ik kom juist even naar beneden,’ zei ze dus; en haastte zich niet. Ze veegde met haar snavel over haar vlerken, rekte haar andere poot, ze voelde zich door-en-door chic. ‘Zul je een beetje voorzichtig zijn?’ maande ze behaagziek, ‘je bent zo groot en zo sterk!...’
‘Hm,’ gromde de leeuw. En dàt boeide haar nu juist zo - dit antwoord, waaraan ze niets kon vastknopen.
‘Ik kò-òm!’ kirde ze. Ze keek nog eens, lachte en strekte haar vleugels.
‘Hij zal denken dat ik een engel ben!’ dacht ze. Maar hij zag haar voor wat ze was: een kip. Ze maakte een glijvlucht over zijn rug, en de leeuw wendde zich en graaide met een klauw naar haar. ‘Hij wil stoeien,’ dacht ze, en ze kakelde gillerig.
Toen stond ze op de grond en bezag hem van nabij, en vond hem fluweelzacht en goudkleurig en prachtig. ‘Mijn voeten zijn net zo gekleurd als de jouwe,’ zei ze zacht, en look haar ogen.
Hij zette een poot op haar rug, gleed af en drukte haar met één vlerk tegen de grond. ‘Voorzichtig, kereltje!’ zei de kip. Ze blikte