‘Schoonheid...!’ lispelde hij, en zijn hart stond in wondende brand.
Dat bolletje zwol in de loop van de volgende dagen. De papaver sprak niet meer. Misschien kon zij niet ritselen zonder bladeren - misschien schaamde ze zich tezeer.
De tweede kamille had daar groot plezier in. ‘Als je nu kinderen van haar had, zouden ze ook in hun blote bol komen te staan,’ zei ze wreed tegen haar soortgenoot. Maar hij antwoordde: ‘Ze draagt de droom in zich - dat kun je duidelijk zien.’
Na een poosje trouwde hij toch met de andere kamille, en het was een heel moeilijk huwelijk - zij wist te veel van hem en ze was te weinig papaverig. Hij kon nog niet naar een rode klaver knikken, of zijn vrouw was stil, en 's avonds zei ze dan: ‘Ben ik te wít voor je?!...’ Ach, wat begreep ze van hem?...
Op een dag kwam de professor langs. ‘Kijk,’ zei hij tegen de student, ‘die kamillen moet je met bloesem en al plukken; dat is de beste medicijn, die er bestaat! Tegen keelpijn, wonden, maagpijn, koorts. Kamillen zijn bèst, zeg! En daar staat een aardig papavertje - dat is de slaapbol, dat weet je toch? Niet ongevaarlijk!’
‘Dat dacht ik wel,’ zei de kamillevrouw.
Maar ach, de student was een rare jongen. Hij nam de bloem van de kamilleman, en kookte die met de bol van de papaver; en hij dronk hun thee in zijn eentje op z'n kamer. En hij werd er helemaal wonderlijk van, hij voelde zich als een hemel vol sterren, hij zong zonder enige reden: ‘Eindelijk! Eindelijk! Eindelijk!...’
De professor onderzocht hem en voelde hem de pols. ‘Wat bedoel je: “eindelijk”?’ vroeg hij.
Maar de student kon niets anders antwoorden. ‘Eindelijk, eindelijk, eindelijk!...’ zei hij, en tranen van vreugde liepen hem over de wangen. Daarna viel hij in slaap.
‘Het is kennelijk een intoxicatie,’ stelde de professor vast. ‘De knaap heeft iets van papaverine genomen, dunkt me; maar wat is de bijmenging, hè...? Vlegel van een jongen, zeg!’
En toen de student de volgende ochtend wakker werd, gaf de professor hem een geducht standje. Maar de jongen luisterde niet. ‘Ik heb bloemengeur in mijn aderen,’ zei hij zacht, ‘en zomerkoelte en een verlangen, dat mijn ene hand de andere doet zoeken - ik ben verliefd op God en de hele natuur! Kamillepapavers en zwevend