deurhoek.
‘Dan zal ik ook maar geen snoepje nemen,’ besloot de meneer tactisch, ‘want als het gevaarlijk is, moet ik ook oppassen.’
‘Jij krijgt geen snoepjes,’ voorzegde het blonde hoofd, ‘jij krijgt een pak op je somieter!...’
De meneer, die niet beschaafd genoeg was om dit voor Latijn te houden, grijnsde breed. ‘Kom es binnen,’ zei hij, ‘en vertel me es, waarom. Denk je, dat ik een krant in m'n broek had moeten stoppen?’
Aan deze mogelijkheid had de kleine man niet gedacht. ‘Helpt dat?’ vroeg hij zeer opgewekt.
‘Vaak wel,’ lichtte de gast hem voor.
Het jongetje kwam de kamer in, en liet de deur dichtvallen.
‘Waarom dacht je, dat ik je zou - eh - (de man moest even nadenken) zou uitvreten?’
‘Dat zei pappa,’ legde het kind uit. ‘“Dat soort vreet je uit,” zei pappa.’
De meneer knikte, niet geheel ernstig. ‘En wat was dat met die poten? Heeft je pappa poten...?’
‘Juist niet!’ wees het kind hem terecht. ‘Pappa zei: “die komt me 'n poot uitdraaien!” en dàt vind ik geméén...!’
‘Ja,’ beaamde de man demonstratief verbaasd, ‘dat vind ik ook verschrikkelijk gemeen, hoor! Bah...!’
Het jongetje hield z'n hoofd scheef en bekeek de man keurend. ‘Wou je dat dan niet doen?’ informeerde hij.
‘Nee,’ ontkende de gast. ‘En wou jij nu toch maar een pepermunt?’
Daarover werd even nagedacht. ‘Denk je dat 't niet gevaarlijk is?’ vroeg het kind.
‘Beslist niet,’ zei de meneer. Hij haalde een rolletje uit zijn zak, liet zich op z'n hurken zakken en presenteerde. Hij dacht: ‘die rotte TV-programma's!... Zo'n kind ziet niets dan dreigementen en misdaad!... Hoewel ik móést hem natuurlijk geen pepermunt geven!...’
Hij vroeg vriendelijk: ‘Kijk je vaak naar de televisie...?’
Het jongetje schudde triest het hoofd. ‘Bij tante Ientje wel, maar hier nooit,’ zei hij. ‘Ik breng 'm op straat.’
‘Op stráát?’ herhaalde de man verbijsterd.