‘Scherven -’ ‘Laat uw lied beërven,’ hielp Ben, maar de agent was een do-it-selver. ‘Kralen, laat u uit de aarde halen,’ vulde hij aan, ‘schatten, laat u vatten!’ Hij had goed geluisterd. Meteen bukte hij zich weer. Een donker geribbeld stukje scherf lag in zijn hand. ‘Tiende eeuw, Rijnstreek,’ zei Ben, die zelf ook iets raapte en bekeek.
‘Dit is een verbaal-boekje, twintigste eeuw,’ legde hij uit.
‘Dat is van mij!’ zei de agent.
‘Hé, dat zou kunnen!’ gaf Ben toe. ‘Geeft u even een beschrijving.’
Maar de agent bitste: ‘Geef op!’ Meteen stootte zijn voet tegen iets. Hij boog zich nogmaals. Het was een bruine tegel met oude letters erop.
‘Zestiende eeuw,’ zei Ben. ‘Er staat op: “De laffe doet niet dan blaffen.”’ De agent kreeg een kleur.
‘Ik moet nodig de aardappels gaan opzetten,’ zei Carlotta.
‘U blijft hier,’ besliste de agent. Hij bukte zich en raapte nog een stukje steen op. ‘Ook zestiende eeuw,’ zei Ben. ‘Een haardtegel. Er staat op: ‘Godt help de soeckenden.’ Hun ogen ontmoetten mekaar. ‘U had nooit die formule moeten opzeggen,’ waarschuwde Ben. ‘Dat wendt zich tegen u.’ Hij raapte ook iets. ‘Een ballpoint, twintigste eeuw -’ Hij gaf hem meteen maar aan de agent. Die vond een ovale scherf, lichtbruin. Hij draaide het ding, om te lezen. ‘De magtige moet tot voorbeildt strecken,’ las hij.
‘Je zou toch zeggen!’ zuchtte Carlotta. ‘Énig, hè? Ik bedoel - eh -’
‘Gaat u maar naar huis,’ zei de agent. ‘En als u wilt zoeken, zal ik wel zeggen, dat ik het heb toegestaan.’
En we gingen. Maar begrijpen doe ik het nog altijd niet.