Ja, je gelooft me niet,’ zei hij. ‘Je hoeft niet zo'n schijnheilig smoel te trekken, het ongeloof drupt van je harses.’ Wat ik toch wel heel onbevallig verwoord achtte. Hij schokschouderde. ‘Wie zou dat nou ook geloven!...’
Ik kuchte en zamelde mijn beheersing. ‘Wat gebeurde er?’ informeerde ik. Zo beginnen per slot ook politieagenten die een procesverbaal opmaken.
Hij zuchtte. ‘Ik trok die kurk eruit... Eerst gebeurde er niks... Ik dacht, die fles ruikt niet fris, maar ja, je zult toch ook de-hemel-mag-weten-hoeveel jaren gesloten zijn geweest... Toen begon 'ie een beetje te wasemen, te roken, zou je zeggen. Steeds meer, steeds dichter. En het werd een reus van een wolk, die de gestalte had van een vent...’
‘Van een vent?!’ herhaalde ik beleefd; net of ik iets anders had moeten verwachten.
‘Ja, maar zijn hoofd alleen was zo groot als jij helemaal,’ detailleerde Toontje. ‘'n Geluk, dat m'n kamer ruim en hoog is. Ik zat op m'n hurken van de benauwdheid, en dacht aan het sprookje, en dat ik voor die fles een tientje had betaald - wat toch voor een geest niet duur is, maar voor een ongeluk wel - en ik was bang voor een ongeluk.’ Toontje kuchte.
Ik vroeg: ‘Stelde hij zich voor?’ Want dan weet je meteen, of zoiemand goeie manieren heeft.
‘Ja,’ zei Toontje. ‘Hij zei dat 'ie de geest in de fles was... Akhmar ben Elaskion ennogwat... Ik zei, dat ik van hem had gehoord, en dat ik hoopte, hem met iets van dienst te kunnen zijn.’
Dit vond ik typisch modern - dit nuchtere benaderen van het mysterie, en daarbij zo oecumenisch hulp bieden aan onbekende goden met groter macht dan jijzelf...
‘Maar hij lachte,’ ging Toontje voort, ‘en zei, dat hij juist mij van dienst moest zijn...’ Hier kreeg het verhaal dus eigenlijk een ouderwetse spanning...
‘En?’ vroeg ik kies.
‘Nou,’ vervolgde Toontje, ‘ik vroeg om geld...’
Dat leek me van alle tijden.
‘Maar Akhmar vroeg, hoeveel, en waarvoor ik het dacht te gebruiken.
“Geld moet altijd ergens vandaan komen,” legde hij uit, “waar-