Bij niemand dan Feng kon je zo-iets gelukzaligs verwachten, als manestralen in de hand te houden.
‘Vanmiddag hebben de goden me gezegd,’ vertelde Feng, ‘dat ik aan de dunste gouddraden een vogel en een vlinder moest oplaten naar de hemel. Ze zouden me vóór zonsondergang de ware wijsheid doen kiezen.’
Foe stond onbeweeglijk, met os en al. Zijn fluit was leeg van muziek. Hij zag nu, ja, dat de draden sidderden - dat aan het uiteinde twee grootvleugelige dieren zich spanden om een eigen hemelse weg te gaan. En terwijl hij nog keek, daalden de vogel en de vlinder, en zetten zich op gewassen.
‘Kom!’ zei Feng Wi Sjong, en zijn dunne grijze baardharen trilden als de gouddraden, want hij was niet te wijs voor opwinding. ‘Kom!’
Foe bond zijn os aan de tempel - wat eigenlijk niet mocht - en ging met de wijze mee. De vogel was neergestreken op een theestruik. De vlinder op een wijnstok. En daar bij stond de vrouw van Feng, alsof de goden haar daar tussen duim en vinger hadden neergelaten.
‘Heb je ooit zó iets krankzinnigs gezien,’ vroeg ze, ‘als een vlinder en een vogel aan een gouddraad? Wie zou dàt hebben bedàcht?’
Daarop gaf Feng geen antwoord; wat zijn wijsgerigheid bewees. Hij murmelde: ‘Wie lang wakker wil blijven en helder nadenken over de goddelijke waarheden, moet thee drinken. Maar wie zich lang wil wentelen in de hemelse droom, drinke wijn. De thee is voor de wetenschap en de wijn voor de poëzie. En wat is het verschil tussen de echte waarheid en de droom?...’ Hij wreef de tengere oude handen tegen elkaar.
‘Zot!’ kefte de vrouw scherp, ‘als je het hart hebt, je te bezuipen! Drink thee, dan krijg ik eindelijk eens fatsoenlijk antwoord, als ik je vraag, welke dag het is!’
Feng Wi Sjong stond doodstil. Haar woorden waren door hem heen gewaaid. Foe durfde zich niet te bewegen, zo puur vond hij dit moment. En voor zijn ogen strekte de wijze zijn hand uit, om glimlachend de vlinder te bevrijden. Die vloog op, als een bloesemblad in de avondwind, en ging.
De oude man bevrijdde de vogel ook. ‘Arme vogel van de wetenschap,’ zei hij. En met schel gekwetter zwenkte de vogel weg.