er reeds door verdoofd geraakt tot willoosheid toe. Enfin, zij brachten samen de ganse dag door, genoten van lieflijke dingen rondom, weerspiegeld in elkanders ogen. En op een bepaald moment nam Paolo een ring van zijn pink, en schoof die aan haar hand.
De dame was tot tranen geroerd, want het was een prachtige ring: een gegraveerde robijn in een rand van zwart-met-goud email, gedragen door twee drop-heldere briljanten. De dame lispelde ‘bello! bello! bello!’ en kuste Paolo.
Later namen zij afscheid. Geliefden nemen altijd afscheid, ik heb nog nooit gehoord van minnenden, die van het eerste ogenblik af zeggen: ‘Ziezo, en nou blijven we samen, wat er ook gebeurt!’
Ze kusten elkaar, glimlachten en gingen.
Vijf meter verder wuifden ze, en zeiden ‘tot ziens!’
Na vier meter herhaalden ze dit, en zo voort, tot er een bocht kwam in hun afscheid.
Wat nu de mooie vrouw met de ring betreft: dié had gelogen.
De volgende dag wachtte Paolo vergeefs.
En tijdens de wanhopige avond ontmoette hij een grote, zwarte Italiaan, die zíjn ring droeg.
Paolo liet niets merken. Hij kwam zéér toevallig aan hetzelfde tafeltje te zitten, begon een gesprek. En deze ras-prater wist zó te boeien, dat de man na een uur nog luisterde. Na weer een uur was hij stomdronken, en Paolo nam de ring terug. Hij betaalde de wijn en ging zijns weegs.
Twee dagen later ontmoette hij de schone van zijn inmiddels hervonden hart. Ze glimlachte en opende haar mond om een treurige klacht te uiten, dat ze hem niet eerder had getroffen - toen Paolo, blij lachend, over zijn voorhoofd streek.
De vrouw bleef met openhangende mond staan, gebiologeerd door zijn ring. Toen zag hij, dat het schijnsel van gedachten achter haar ogen, vals was. Ze drong zich tegen hem aan - ‘ik had mijn geld in een speciale voeringzak,’ vertelde Paolo mij - en ze zei: ‘Amigo - hoe kom je aan díe ring - ik dacht, dat ik hem had...! En toen ik thuis was - -’
Paolo lachte zijn stralendste grinnik. ‘Signora,’ antwoordde hij, ‘wees niet boos: ik heb er enige exemplaren van. Ik geef ze altijd aan zeer mooie vrouwen, die ik bewonder. U bent een van deze bevoorrechten geweest.’