rook naar de zwarte, hoge hemelkoepel. Selene reed alleen door de nacht. Van de hoogste top overzag zij de grenzen van de wereld: de zeeën, de woestijnen, de bergen. En ver weg schitterde de Olympos, nog steeds wenkend naar haar. Zij rustte op de berg Latmos, en voelde zich gelukkig in haar eenzaamheid.
En toch. -
Toch was de wereld nog te jeugdig, om dit evenwicht te mogen bevatten. Ergens loerde de beproeving, welke Selene op goddelijke wijze zou moeten weerstaan of oplossen...
Zo is het op een nacht gebeurd, in de geluidloze wijdte boven een pril, groen Griekenland. De maan gleed groot en licht boven de aarde voorbij, toen Selene uitzag over de velden. En het noodlot hechtte haar oog aan de gestalte van een slapende herder.
Terwijl ze hem aanschouwde, was het of er een rilling langs de hemel trok, de bomen ritselden en de bloesems bogen. Want daar beneden, tussen het slapend vee, sluimerde een heel jonge man. Hij droomde zó licht, dat een glimlach over zijn trekken lag; of Zeus het bewustzijn als een glans over de dood had gelegd.
Selene keek naar het krullend haar, zij zag de zware wenkbrauwen, de wimper-schaduwen en zijn schuldeloze mond. Ze beschouwde zijn sterke schouders en de slanke tors, de speelsheid van zijn ledematen, de bloesem van handen en voeten. En een pijn, zij wist niet vanwaar in haar ongekwetste hart, steeg op om de vergankelijkheid. Een smart, die haar bijna de adem benam.
Ze peinsde: ‘Hoeveel nachten zal ik hier mijn wagen langs de hemel rijden, voordat hij verdord en ontluisterd sterft tot stof?’
Selene, de godin wendde haar wagen naar de aarde. Zij sprong eruit, en boog zich over de slapende herder. -
Terwijl hij ontwaakte, overglom hem een stralend licht. Hij meende, gekust te zijn. Er geurden diepe aromen van onbekende bloemen rondom. Hij richtte zich op - het was hem, of een glanzende wagen, met reuzen-wielen van licht, langs hem heen het veld òpzwenkte, en steeg, steeg... Endymion wreef zich de ogen uit; hij zag slechts de volle maan, zwaar en geheimzinnig boven zich aan de hemelkom..., en het vee sliep nog. Maar zo zoet was het visioen geweest, dat hij zich zuchtend neerlegde en zijn ogen sloot, om het terug te roepen.
Het kwam die nacht niet weer.