anderd, zodat haar geest daar beneden in de sawahs moest verblijven?... Zo straft men ongehoorzame Bovenaardsen. -
Doch Tisna Wati hield nu eenmaal van de jongeman die daar op aarde een veld omploegde; en zij was niet zo gedwee als Dewi Sri.
Reeds de volgende dag zou Batara Guru uit trekken om een bruidegom te zoeken voor zijn schone dochter, toen er berichten kwamen, dat de luchtreuzen weer samendromden rond de hemel-muren.
De machtige god wapende zich, en weggaande, zei hij tot Tisna Wati: ‘Als ik terug kom, breng ik je bruidegom mee.’
‘Moge het geluk mij overschaduwen met gouden waaiers,’ antwoordde de dochter. Pas echter was de Heer van het firmament vertrokken, of zij sloop naar de parelmoeren kant‘elen, en liet zich glijden op de Zuidewind, tot zij als een bloem wiegelend in zijn baan neerstreek. En zó genegen was de Zuidewind haar, dat zij vlak achter de jongeman in de sawah stond.
‘Ach,’ dacht zij, ‘nu kan ik hem pas goed zien! Wat een rechte rug heeft hij, wat werkt hij ijverig, en wat staan zijn voeten sterk in de aarde!...’ En zij hield van hem; de vogel van haar genegenheid schoot neer in de bladeren van zijn ziel, en bouwde daar een nest voor alle tijden.
Toen keek hij om, en zag het verbijsterend mooie meisje.
Zijn ogen dronken de glimlach van haar lippen, zij streelden haar fluwelen voorhoofd boven de siddering van haar wenkbrauwen.
‘Wat zoek je hier, kleine vlam?’ vroeg hij en staakte zijn werk.
‘Ik zoek mijn bruidegom,’ antwoordde Tisna Wati.
De jongen schoot in de lach over deze woorden, en zij lachte vrolijk mee.
Batara Guru, die alles kon vernemen op zijn verheven slagveld, herkende haar lach; hij blikte naar beneden.
Hij kon zich niet bekommeren om iets anders dan de hevige strijd tegen de luchtreuzen, en dit maakte zijn woede witgloeiend. In sissende drift sloeg hij de vijanden op de vlucht, en kon hen niet vervolgen, zo ongeduldig was hij.
Tisna Wati werd overweldigd van een hemelhoge schrik, toen zij onverwacht haar vader voor zich zag staan.
‘Dochter,’ sprak hij, en zijn stem was dreigend als een onweer om een eenzame boom, ‘je plaats is niet hier.’