van de duisternis, zijn je haren nu gevlochten?...’
De maan antwoordde: ‘Nee, o, flonkerende held, gouden speerpunt in mijn hart, mijn haren worden gekamd.’
Zij wisten beiden, dat ze onwaarheid sprak. Zij hadden erom willen lachen, als het had gemoogd; maar de waarheid joeg hun nog vrees aan, want de ganse schepping was maagdelijk.
Dan ving de zon een slang, en hij zei: ‘Slang, ga snel voor mij uit naar die schone daar, achter de bergen. Zeg haar, dat ik sidder van het wachten.’
De slang repte zich naar de maan, en bracht haar de boodschap. De maan echter, die gevat was als elke vrouw, zei: ‘Je hoeft niet terug te gaan: hij komt zelf reeds, ik zie hem dicht achter ons.’ En zo kreeg de zon geen antwoord, en haastte zich nog meer. Zijn verlangen wies zo hevig, dat hij een krokodil ving, en sprak: ‘Krokodil, haast je naar die schone daar, achter de vlakten. Zeg haar dat ik hijg van verlangen.’
De krokodil spoedde zich naar de maan, en vertelde haar wat de minnaar had gezegd.
De maan glimlachte zacht en antwoordde: ‘Ja, hij komt reeds. Je hoeft niet terug te keren.’
En weer bleef de zon vergeefs wachten op antwoord.
Toen ving hij een vogel, en beval deze: ‘Vogel, vlieg toch sneller dan snel naar die schone, daar achter de palmen, en zeg haar, dat mijn liefde mij doet wankelen langs de drempels van de dood.’ En de vogel suisde weg, en bracht de liefde-klacht over.
Toen zei de maan: ‘Een slang is lelijk, om als bode terug te zenden aan mijn geliefde. Een krokodil mag de bevalligheid niet vertolken voor mijn gemaal. Maar de vogel wiekt langs de hemelen als een losgeraakte bloem - die kan weer-keren. Vogel,’ beval zij, ‘ga terug, en fluister hem in, dat mijn haren zijn gebonden, maar mijn schuwheid nog niet...’
En de vogel vloog terug naar de zon, en deed hem glimlachen om deze lieve woorden. Hij haastte zich uitermate, en haalde haar in.
Toen de maan zijn nabijheid bemerkte, werden haar ogen wijd, en toch wist zij niet, waarheen te kijken. Zij had hem willen zeggen, dat ze hem beminde, en toch ook vreesde. Ze had zijn bescherming willen aanroepen tegen zijn verlangen. Want zo doen vrouwen: zij maken van de man een dubbele mens, die zijn eigen vijand