maar: ‘rotzooi’, kwalificeerde Tommy. En Elvira vermat zich, te knikken.
‘Je denkt te veel,’ zei Tommy.
Elvira vergat zich zozeer, dat ze ten tweede male knikte.
Ik kleurde en dacht nòg veel meer, terwijl ik mijn mouw weer neerstroopte. ‘Nou jij, Wies!’ zei Elvira.
Wies, magere stumper, met grote lichtblauwe ogen en een even lichtblauwe jurk met enorme pofmouwen, keek ons verbaasd aan.
‘Ik?!’
‘Ja,’ zeiden wij onverbiddelijk.
‘Maar dat màg toch niet!’ suste Wiesje.
‘Waarom niet?’ informeerde Tommy agressief.
‘Nou,’ legde Wies uit, ‘toen ik vanmorgen deze jurk aantrok, zei m'n moeder: “Wies, kind, nou voorzichtig, hoor! - dat je mouwen niet knappen!”’
Was het plompe humor, lag het er dik op? Wij grienden van 't lachen, want het was zo onverwacht. En dat is het beste geheim van alle humor.
Natuurlijk gebeurde dit, terwijl de onderwijzer de klas uit was. En alle kinderen om ons heen begonnen biceps te tonen en te demonstreren, zodat niemand fatsoenlijk zat te werken, toen meneer weer binnenkwam. Alleen Wiesje zat toen te schrijven. ‘Zolang jullie niet met mij meedoen, kan ik ook niet met jullie meedoen,’ betoogde ze. En deed daarbij onloochenbaar Elvira na.
Ja, dat zijn allemaal kleine herinneringetjes. Maar nu die ene, heel grote; ik weet niet, hoe ik die moet vertellen.
Het zal zó zijn gegaan: Elvira Beatrice Rosalie ter Tuynen Egelsbergh was op een middag vóór schooltijd haar fiets naar het hok gaan brengen. En of ze nu in dat adellijke huis geen W.C.'s genoeg hadden, of dat ze te langdurig lunchten?! - Elvira moest ontzettend nodig een plasje doen.
De schooldeur was nog niet geopend. En of Elvira nu een schaamteloos wicht was, of alleen maar een héél onschuldig meisje, uit paradijselijk-reine kringen?! - ze aarzelde niet, en zocht zich een passende plaats achter het fietsenhok.
Maar de zonde loert in de wereld overal, en daar was ergens een gemene jongen uit de zevende klas, die Elvira zag gaan, en die slim genoeg was om te begrijpen, dat ze niet de eenzaamheid zocht om