dachten haastig iets telde. Doch de P'hiel, die getrouwd was, hoofdschudde reeds.
‘Dat komt van de onbeschaafde witte mensen,’ zei hij. ‘Zij, die elkaar spiegeltjes geven, en kousen dragen in hun eigen huidskleur, die gearmd over straat lopen en boeken moeten verkopen over seksualiteit!’
Maar Hipsibip zag hem niet-begrijpend aan. Ze had in Parijs alleen de nacht gezien, want overdag had ze altijd moeten slapen om uit te rusten van het dansen.
‘Zeven bloemen, Hoogwaardige Vaders,’ zei ze, en wierp een wissel van tien miljoen tun op het tafeltje.
‘Vrouw!’ riep de P'hiel, begrijpende, dat dit niet de tale des kinds kon zijn.
‘Schaap,’ zei de Porr, want hij voelde zich nog altijd herder. En voor het eerst van hun leven waren zij eensgezind.
‘Welk geloof hang je aan?’ vroeg de Porr.
‘Welke kerk dien je?’ informeerde de P'hiel.
‘Ik dien niemand en hang niets aan,’ zei het meisje. ‘Ik dans ter ere van God, en dank Hem dagelijks voor alle vreugden en zegeningen.’
De Porr maakte tussen hem en haar het teken van de Ster in de lucht. De P'hiel murmelde het gebed der wedergeboorte. Maar het hielp niets; op tafel lag de wissel voor tien miljoen tun.
‘Al wat Uw Hoogwaardigheden te doen hebben,’ vermaande Hipsibip, ‘is zeven bloemen te geven, en mijn opgave te noteren.’
‘Dat heb ik al gedaan,’ lispelde de Hihahombom. Hij, die de beschaving en de goede zeden kende, had als een domme machine de zonde opgeschreven.
Toen telde de P'hiel zeven bloemen uit voor Hipsibip. Hij stopte de wissel in de verzegelde bus voor het weldadig doel, en richtte zijn ogen over het meisje heen.
Ze ging glimlachend weg.
‘Hoe kon je dàt doen, Hoogwaardige Broeder?’ hijgde de Porr. ‘Ik had haar willen bekeren!’
‘Laat haar,’ antwoordde de P'hiel. ‘Zij zal smaad oogsten, en dat zal haar sneller tot ons terug brengen dan al uw en mijn woorden kunnen doen!’