's Avonds at hij in zijn kosthuis alle schalen leeg.
‘Meneer, meneer!’ zei de kostjuffrouw. Meer wilde ze daar de eerste maal niet van zeggen.
‘Ja,’ glimlachte de keurige jongeman, ‘ik zit er heus wat gespannen van in mijn jasje!’ Hij dankte maar een beetje langer, na de maaltijd.
Die nacht sliep hij best. Alleen droomde hij, dat zijn linkerbeen weer schopte. Hij liep door de stad, en zijn been trapte zo gemeen tegen de fontein bij het raadhuis, dat die melk begon te spuiten. En zo nu en dan bleef de straal borrelend steken, en dan - ‘blub!’ schoot er een roze baby uit de fontein. De jongeman droomde, dat hij zich onmatig schaamde, terwijl zijn linkerbeen lachte.
Badend in 't zweet werd hij wakker. Hij lag ongemakkelijk in bed. Zijn pyjama zat hem nauw en gedraaid om het lichaam.
Toen hij in de vroege morgen opstond, voelde hij zich vreselijk gezond. Hij sprong uit bed, rukte zijn pyjama-jasje uit en liep naar de wastafel. Het been was normaal.
Doch toen de arme kerel zijn eigen beeld in de spiegel zag, verstarde hij. Dat kon toch niet mogelijk zijn? -
De spiegel had waarschijnlijk een vetvlek - -
Of het licht viel zo gemeen, die dag - - -
Of de juffrouw had zijn hempje verkeerd gewassen - - -
Hij betastte met schroomvallige handen zijn borst...
Maar het was wáár, ja: hij had een buste.
De patiënt duizelde. Hij kreunde van schrik en riep God aan.
Daarna voelde en keek hij nog eens.
Zelfs in zijn hoge nood moest hij vaststellen, dat het een heel mooie buste was, voorzover hij wist.
Er flitste een schaamtegevoel door hem heen, waar de droom van afgelopen nacht eenvoudig niets bij leek. Hij trok een jas aan, sloeg een deken om, wikkelde zich in een beddesprei en verschool zich achter de deur. Daar belde hij zijn hospita. En toen zij de trap op kwam hijgen, beval hij haar sissend door een kier van de deur, ogenblikkelijk de dokter te roepen.
De juffrouw vroeg of hij griep had, en de kommensaal zei ‘Ja’, daar hij zo gauw niets anders kon bedenken, wat netjes was en toch heel ziek.