Het meisje keek hem aan en antwoordde: ‘Tot ik hem terug zou moeten geven.’
Daar moesten ze allemaal over nadenken.
‘En wanneer zou dat zijn?’ vroeg de oudste nicht.
‘Dat weet ik niet,’ zei het meisje. ‘Niemand van ons weet, wanneer hij de dingen, die hij heeft geleend, moet teruggeven.’
‘Maar je kunt toch een datum afspreken,’ zei op één na de oudste neef. Hij had in zijn leven al heel wat datums afgesproken.
‘De datum, die ik bedoel, weet God alleen,’ antwoordde het meisje.
Ze peinsden lang, tot iemand vroeg: ‘Bedoel je, als je dood gaat?’
‘Ja,’ zei het meisje zacht.
‘Nou, zeg dat dan, schaap!’ zei de ander weer.
‘Lénen!’ beet de oudste nicht haar toe. ‘Noem je dàt lenen??!’
Ja, ze vonden het zonder uitzondering gek, en ook een beetje geraffineerd van dat kind. Ze waren er bijna ingelopen! - Of was ze alleen maar naïef?...
De oudste neef stond op.
‘Lieve mensen,’ zei hij, ‘ik moet jullie er toch heus op attent maken, dat het inderdaad mijn ring is. Ik heb er nog eens goed over nagedacht, maar ik kan binnen vierentwintig uur een prinses van den bloede ten huwelijk vragen, die geld mee ten trouw brengt. En waarom zou zij volgend jaar geen kind hebben, en over twee jaar een tweede, en zo voort? Ik ben en blijf de oudste, en juist omdat ik nog ongehuwd ben, heb ik alle kansen nog vóór me, die géén van jullie heeft.’
‘Behalve de jongste nicht,’ zei op één na de oudste nicht.
‘Maar zij is een vrouw, ze kan niet vergeleken worden bij een man!’ zei de oudste neef.
Daar werden alle nichten woest over.
‘Bovendien heeft ze met haar pleidooi bewezen, geen inzicht te hebben, en héél weinig verstand,’ ging de oudste neef luid voort.
Daar waren allen het mee eens, al wachtten de nichten met gebalde vuisten, of hij soms ook zou zeggen, dat het meisje