en zij marcheerden in gesloten gelederen op. Met een prachtige manoeuvre waaierden de troepen uit tot een cirkel, die het huis van de opgewekte heer insloot.
‘'t Lijkt wel een ballet!’ riep de heer opgetogen. Hij zat op het dak en genoot reusachtig.
De mannen echter schaamden zich, want een ballet is in vergelijk met politie en brandweer een zedenloze, lichtzinnige horde, en zij waren juist zo trots op hun actie.
‘Helden, wees welkom!’ zong de heer, ‘haast je en ga op het dak zitten! De burgemeester betaalt toch door!’
De dokter, die op straat stond, schudde zijn hoofd en zei: ‘Zijn sarcasme is nog toegenomen! Hij is ongeneeslijk!’
Maar bij de buren van de heer was een allerliefst meisje te logeren gekomen, en ze had medelijden met hem. Juist op dat ogenblik stak ze haar hoofdje uit het raam en wuifde tegen de patiënt. ‘Dag arme, opgewekte heer!’ riep ze.
En eensklaps moest de heer nadenken. ‘Waarom zegt ze “arme”?’ dacht hij. En hij vond haar zo lief, dat het hem bezorgd maakte. Want met een arme heer zou ze natuurlijk nooit willen trouwen.
De brandweer haalde hem van het dak, nadat de politie alle toegangen tot het huis had verzegeld.
Toen de heer beneden werd gebracht, was hij ernstig. Hij zuchtte diep zonder te zingen. De dokter beklopte zijn borst, en de heer vond er niets aan.
Hij zat maar voor zich uit te staren en zuchtte; en zijn pols was langzaam, behalve als hij naar het venster van de buren keek. En hij kon niet meer dansen, en vond alle mensen gek, en hij was bang voor de politie; en toen een klein jongetje aanbood, kopje te duikelen, had hij er nog geen dubbeltje voor over.
Maar de dokter vond hem weer geheel als andere mensen. ‘Daarstraks op het dak heeft hij de crisis doorgemaakt,’ zei hij. En hij verklaarde de heer voor genézen en normáál.