Ze zeiden hem allebei goedendag, en de man had opeens spijt, dat hij de vorige avond voor het slapen gaan zijn handen niet had gewassen. Dat was toch eigenlijk wel wat gek geweest!
‘Ik kom jullie halen,’ zei de engel Gabriël. ‘Om op visite te gaan bij mijn Meester.’
De man schrok, want zó oud voelde hij zich nog niet.
Maar de vrouw liet zich niet uit het veld slaan. ‘Gauw dan maar,’ zei ze, ‘want er wacht ons nog heel wat bezoek vandaag.’
Zo kwam het, dat de buurvrouw van beneden hen al om half acht de trap zag afkomen.
‘Waar gaan jullie heen?’ vroeg ze verbaasd.
‘We gaan uit met de engel Gabriël,’ zei de man.
De buurvrouw voelde zich beledigd, omdat ze meende, bespot te worden. Ze ging het dadelijk aan haar man vertellen.
Intussen zag de buurvrouw van twee-hoog-daarnaast het echtpaar over straat wandelen.
‘Ze lopen niet eens gearmd!’ zei ze. Natuurlijk zag ze de engel Gabriël niet, die tussen hen in liep. Er zijn maar heel weinig buurvrouwen, die zulk gezelschap wèl zien.
En na een korte wandeling door wonderlijk lichte straten, die het echtpaar nog nooit had gezien, kwamen ze bij een schitterend gouden tuinhek. De engel Gabriël deed het open en liet hen vóórgaan. Helemaal achter in de allerheerlijkste tuin die men zich kan denken, zat hun gastheer op een stoel van bloemen en ijskristallen en sterren en hemelblauw, en hij knikte hen toe.
‘En,’ vroeg hij, ‘wat willen jullie nu eens hebben?’
Ja, wat wilden ze hebben?
‘Nog vijftig jaar erbij,’ zei de man.
‘Waarom?’ vroeg Onze Lieve Heer.
‘Omdat we graag samen willen zijn,’ antwoordde de man.
‘Maar begrijp je dan niet,’ legde Onze Lieve Heer uit, ‘dat mensen, die al vijftig jaren samen zijn, elkaar niet meer kunnen verliezen?’
En eensklaps scheen er een helder licht in de gedachten van het echtpaar. Ze zagen waarlijk, dat de dood geen mes is, dat een band van vijftig jaren samenzijn kan doorsnijden.
‘Geef ons dan vijfentwintig jaren,’ vroeg de vrouw.