neus met de koektrommel. Hesje, verhit, opende het portier om een bevallige dosis venijn te luchten.
Maar de oude juffrouw aan het stuur van de droogvaarder opende ook haar deurtje, en riep glimlachend: ‘Ziet u, hoe goed hij het doet, dank zij uw hulp?...’ en een jong meisje naast haar lachte en knikte.
‘Ik moet u héél hartelijk danken namens prinses Eline de la Tour Olmberg,’ zei de oude dame, duidend op dat meisje. En startte opnieuw, wuifde (waarna het stuk blik afsloeg), startte nogmaals, knikte (waarna het ding een knal gaf), startte ten derde male en reed.
De slee van Letty en Hesje moest een stukje terug.
De Fijne grinnikte - hij kon zich daar niet van beheersen. Pingel lachte hardop. Ze keken allemaal een beetje naar die prinses....
Het stuk roest hijgde weg.
Maar toen de ruimte tussen de vehikels een eindje straat openliet, lag daar het kostbare, zwarte foedraal, dat die dag zo'n dramatische rol had gespeeld. En dat maakte een bliksem rijp in de Fijne, die opeens zijn lach voelde verschieten. Er was ergens een hoger adres, dat de spot met hem dreef, en dat kon niet meer. Er moest niet nog meer bij komen - hij had er een schatje op overgehouden, maar dit krèngerige stuk fluweel wou hij niet meer zien. ‘Ròtding!’ gilde de Fijne; die natuurlijk niet helemaal fijn was. De punt van zijn bevallige schoen raakte het foedraal middenscheeps en deed het omhoog zeilen als een ruimtecapsule. En opvliegend barstte het met een raar kakelend geluid vanéén - - - en een stroom, een waterval van flonkerend, wuivend goud met diamanten en smaragden en paarlen en chrysolieten tuimelstrooide zich uit over het plavei. Want dit was het etui, waarnaar Letty het hare had laten maken - en het was uit het krakende automobieltje gevallen als uitroepteken achter de dankbetuiging.
Ze gilden allemaal - de voetgangers en de dure sleeërs. Ze smeten zich uit hek en portier en hingen over mekander heen te tuutogen naar deze verschrikkelijke, fonkelende, stralende berg op het asfalt. -