Dora overwon zichzelf en vroeg: ‘Heb u geen hulp nodig?...’
‘Nee, een agent heeft me bijgestaan, nadat hij die oude slapende mijnheer had thuisgebracht,’ legde de juffrouw uit. Ze had lila vlekken in haar gezicht van de hitte, haar kapsel piekte. Het gaf Dora een gevoel van wroeging, dat geheel naar de eis te laat kwam.
‘Wilt u iets drinken?’ vroeg ze als een late liefdebloeier.
‘Nee, ik ga op bezoek, en daar krijg ik wel iets,’ zei het mensje, nog altijd opgewekt. ‘Dank u, hoor, dank u, dank u!’
Ze wendde zich af en wrikte zich op haar oude benen naar de weg.
‘Ik had haar een boterham moeten geven,’ bedacht Dora met tranen in haar stem.
‘Je zou haar hebben doodgemaakt,’ troostte Pingel. ‘Ze eet alleen lucifers of beschuitkruim met opgedroogd water.’
Ze blikten haar samen na, met alle opgespaarde medegevoelens welke zij die dag nog niet hadden geloosd.
‘Ik hàd haar kunnen en willen helpen,’ overdacht Pingel halfluid.
‘Nou, gadverdoremifa, had dat dan gedaan,’ gleed Dora uit. ‘Ik zal het je wel verboden hebben! Ik heb dat arme scharminkel half laten verhongeren, ik heb d'r alleen - -’
‘Doordraven heb je altijd bèst gedaan,’ zei Pingel sarcastisch. ‘Maar jij stuurde haar weg, en ik heb nog gezegd -’
‘Wéééét ik!’ gilde ze.
De oude dame bij het hek hoorde iets en wendde zich om.
‘Nou komt ze terug,’ dreigde Pingel benauwd.
‘Nee,’ bitste Dora, wrong haar gelaat in een grimas van confectie-hartelijkheid, stak haar hand op.
De oude dame groette terug met een lief, dor handkusje.
‘Dat krijg je ook nog, je verdient het niet,’ stookte Pingel.
Toen dook achter hen de Boom op. De Boom, rood van opwinding, zonder snor, alleen met een eilandje van rauwe huid, waar hij in zijn zenuwen aldoor de snor had afgeplukt en gemonteerd, om te voelen of 'ie het nog dee.
‘Weet je, wat jullie verdiene?’ vroeg hij bedrukt. ‘Geen cent van de prinses, geen pareltje of stukkie glim - en dat