weer binnen.
Ze was nog niet achter de gesloten deur, of ze barstte los. ‘Jij ben de grootste stommeling die ik na Loze Loetje heb gezien!’ Loze Loetje was een kinds mannetje geweest, waar sommige jongens hun alibi plachten te vinden. De Fijne trok zijn wenkbrauwen op. ‘Staat me die bak vol flonkers op de keukentafel,’ sneerde Dora, ‘en meneer zit in de kamer met die twee wijven te flikflooien!... In de kàmer!...’ Ze snoof smadelijk. ‘En waar zijn die twee anderen? De verrajers?... Als d'r hier een zandbak achter in de tuin was, zou ik jullie daar alle drie vinden taartjesbakken!’
Maar ze had het foedraal moeten loslaten, en ze wendde zich af van zijn ogen, die steenhard op haar in keken en door geen enkele belediging werden geschokt.
‘Je bent er gauw weer bovenop,’ zei hij koel. ‘Dat verheugt me - een dronken vrouw is altijd een affreus gezicht, vind ik.’
Hij zette het foedraal op een stoel.
‘Jij hebt me dat slaapmiddel gegeven!’ kreet ze.
‘Ik heb dat slaapmiddel weggegooid in het putje,’ antwoordde hij. ‘Doodeenvoudig, omdat ik geen enkel risico wilde nemen.’
Hij zag nu pas duidelijk, dat haar coiffure scheef was gaan hangen door het slapen. Haar rechterwang was gloeiend rood. Eigenlijk gaf hem dat een gevoel van meelij. Doortje, Doortje!... waar was ze in geraakt, door hun schuld!...
Hij had eigenlijk nooit tevoren zo scherp begrepen, wat voor vergif zij waren, onderling, voor de goedwillende zwakke.
‘Door,’ zei hij op veel zachter toon, ‘ik heb niks te hopen bij dat meisje - maar - jíj moet toch kunnen begrijpen, wat 'r in me omgaat, denk ik zo.... We weten nou, dat ze op nummer zeventien op haar beurt gaat misgrijpen - die vrijer is er niet meer. Laat ons de zaken terug draaien, Door - ik geef haar die tas, en we doen of er niks is gebeurd - kan je daarmee niet akkoord gaan, Door?...’
Maar zo eenvoudig is het nooit in het leven met andere mensen.