speelde mee. Hij haalde zijn schouders op.
De inspecteur had met één oogopslag gezien, dat deze man in genen dele leek op enige hertog. ‘Is er geen andere man binnen?’ informeerde hij, tactisch zijn twijfel verbergend.
‘Loop toch effe mee,’ noodde Dora snijdend, ‘dan kan dat kind zich het apezuur schrikken en weggaan!... Ja, bij de keukendeur zit d'r chauffeur, die heeft net 'n bakkie koffie gehad!... Zijn negende!...’
‘Nou ja,’ aarzelde de inspecteur, met het schijnsel van een grinnik om z'n lippen.
‘Niks te nauja'en,’ zei Dora. ‘Méé zal je! Zal ik eindelijk lol hebben van je aanwezigheid hier. Kòm, herejesseskraakme!’ Ze stampvoette onverantwoordelijk met haar hoge hak.
Doch hij wendde zich schouderophalend af.
‘Die kerels op de Larixweg weten meer van die hertog, wat ik je brom,’ voorspelde de gastvrouw. ‘Die kerels die je hebt laten gaan!... Die wouen de tuin van zeventien in, - Marcel, waar of niet?’ Pingel knikte dienstvaardig. ‘En later is d'r een neger die tuin uit komen rennen met het pak van die hertog aan -’ ze vertelde het verhaal nu aan Pingel - ‘en hij riep halleluja, en in de tuin vonden ze alleen de linkerhand van die hertog - ze herkenden 'm nog aan z'n zegelring!’
‘Wàt!’ riep Pingel ontzet.
‘Jezus, mens, wat overdrijf je weer!’ zei de inspecteur, en grinnikte nu ronduit.
‘Ik ben òp,’ hijgde Dora. ‘Ga nou maar, inspecteur, of kom binnen, of blijf logeren - ja, ik verwacht nou alles van iedereen, as je maar netjes blijft!...’
De inspecteur stond bij de voordeur en salueerde. ‘Ik begrijp er geen draad van,’ zei hij.
‘Waarom zou je ook, je wordt toch doorbetaald,’ treurde Dora. ‘Nou, salu, tot over een uur, want je komt natuurlijk weer terug.’
Grijnzend trok hij de deur dicht, en sneed daarmee het helle licht weer af, zodat de schemer van de hal duisternis leek.
Dora voelde of de deur wel goed dicht was. Ze leunde er tegen aan. ‘We moeten wèg, Pingel!’ fluisterde ze in steno-