Maar besefte meteen, hier als pretendent naast haar te zitten.
Nou, wat kon hem dat schelen (maar een kleur gonsde naar zijn gezicht)?! -
Snel zei hij: ‘Teelt u zelf ook bloemen?...’
Ze knikte peinzend. ‘Ja, mijn tuinman helpt me met gerberas en een nieuw soort rose rozen.’
Hij had het kunnen weten. Zij wàs een rose roos.
‘De gerberas geven ons de meeste zorg,’ voegde ze erbij. ‘Een gevoelig gewas, dat veel aandacht verlangt.’
Hij was jaloers op de gerberas, terwijl hij nog aldoor vriendelijk lachte. Er maakte zich een soort koorts van hem meester. Zijn opgave was, dit meisje vertrouwen in te boezemen, òp te vrijen, zodat ze straks regelrecht een flink verlies tegemoet ging. Ze zou onbeschermd in dit huis achterblijven, en liggen te slapen in een wildvreemde omgeving.
Ze moesten het huis goed afsluiten, zodat niemand haar kon naderen in haar machteloze slaap.... dat was wel het minste, wat ze konden doen....
En na afloop zou die kerel verderop - - àls hij haar dan nog wilde hebben..., zonder juwelen..., (want eigenlijk had die rothertog een karakterloze grinnik gehad, terwijl hij dat snertbeeld onthulde) na afloop van het avontuur - zou die vent zich dan ontfermen over het prinsesje...?
Al die tijd zat de Fijne met haar te praten, en probeerde (on)gewoon vriendelijk te zijn, omdat hij ten offer viel aan een mengsel van meelij en afschuwelijk berouw, en minachting voor zichzelf.
Was hij nu werkelijk de Fijne - een man die men dit soort zaakjes altijd had toevertrouwd?...
Hij zuchtte. En hield midden in de zucht op, omdat hij haar opmerkzame ogen op zich gevestigd zag. Hij glimlachte maar weer. ‘Ik houd het meest van rozen,’ zei hij gauw; en vond zelf dat het intens vals klonk. Maar hij zag de vreugde in haar blik, en die maakte hem gloeiend gelukkig.
Zij wendde haar ogen af. Haar stem formuleerde een zin vol muziek: ‘Wat zingen de vogels vandaag melodieus....’
Hij voelde met vervoering, dat hij werd ingesponnen. Zijn wanhoop stilde. Volkomen onbevangen zei hij: ‘Zal ik een