| |
| |
| |
20
De heer Van der Spa belde; en wachtte met een gezicht vol gewichtige expressie, tot Joris zou binnenkomen.
Deze haastte zich echter niet meer dan strikt was voorgeschreven voor een bediende met vlekkeloze getuigschriften, na de smadelijke tirade over zijn geliefde oefeningen. Het duurde volle vijf minuten, voor de deur van het studeervertrek openzwaaide, en de volmaakte knecht met een miniem laatste sprankje hoop in zijn stem vroeg: ‘Hebt u gebeld, meneer...?’
‘Ja,’ zei meneer. Hij voelde zich neerslachtig en vreemd gespannen. Hij zou alleen zijn; en de cocktail welke had moeten worden gepresenteerd, zou doelloos als een versmade bruid in de ijskast blijven. Meneer Van der Spa voelde eensklaps diep mededogen met versmade bruiden. Omzichtig vroeg hij - ook met een sprankje hoop - ‘Wie - ahem, zijn er vanavond thuis, Joris?...’
Joris rechtte zijn rug alsof hij steigerde tegen het noodlot. ‘Niemand, meneer,’ antwoordde hij donker. Wat ontzettend onwellevend was, want in elk geval was meneer Van der Spa thuis.
Deze dacht voor de vorm even na, alvorens het lang overdachte te vragen: ‘En - eh - de cocktail...?’
‘Staat in de ijskast, meneer’ meldde Joris met holle stem. Zíjn meelij met versmade bruiden was evident reusachtiger. ‘Voor niets gemengd, meneer,’ voegde hij er bewogen achter. Ook alweer onbeleefd, want er kon heel best een dorstige in het studeervertrek zijn.
Meneer Van der Spa schudde triest het hoofd en dacht nog eens voor de vorm na, wat hem de bodem uit zijn beheersing kostte. Toen was het hem aan te zien, dat een ontzaglijk origineel idee zijn brein kwam binnenspringen (hoewel hij en Joris beiden beter wisten). ‘Ik zal er vanavond eens van proeven, Joris!...’ sprak de verstandige man. ‘Ik wil niet dat je werk voor niets is geweest!...’
| |
| |
Joris' verbazing droeg de sporen van eenzelfde frisheid van denken, toen hij suikerzoet glimlachte over deze hoffelijkheid en antwoordde: ‘Graag meneer.’
‘Ik -’ zei meneer Van der Spa. Maar niemand zal ooit weten, wàt hij, want er werd op dat moment gebeld.
Joris boog. ‘U excuseert, meneer...’ en begaf zich naar de voordeur.
Zijn meester bleef achter, ten prooi aan onrust; want als daar nu een zaken-connectie zou zijn, had je kans dat hij de ganse avond geen cocktail mocht aanschouwen, laat staan proeven.
Toen de deur kraakte, keek meneer Van der Spa op; zeer bezig met niets.
‘Een jongedame, meneer,’ meldde Joris effen. De nuance in zijn stem had de werkgever moeten waarschuwen, dat er een sein op rood stond. Maar meneer Van der Spa hield zich slechts bezig met eigen nuances, en die had hij bijna opgebruikt.
‘W-wie...?’ vroeg hij dus naïef.
‘Ik kan haar naam niet verstaan, meneer,’ lispelde Joris kuis. ‘Zij wenst u persoonlijk te spreken.’
‘Tja...,’ zei meneer latent popelend. ‘Laat maar binnen.’ Hij trachtte vergeefs, een spijtig gezicht te trekken. Nou ja, 't kòn natuurlijk een vervelende meid blijken (die bestonden), maar dan zou hij zeer kort zijn.
Hij speelde wat met zijn vulpen en gluurde onderwijl tussen zijn wimpers door naar de deur. En daar kwam inééns een wonderlijk meisje binnenfladderen. De gastheer voelde zich geslagen door een examenvrees met vreemde kietelingen - hij verslikte zich bijna in een rinkelende leegte met niespoeder in zijn ruggegraait. Machtige God! -
Wat zij mooi?? - mjnea. -
Was ze lelijk?? - misschnee. - -
Ze was ontegenzeggelijk een beetje opzichtig, vond meneer Van der Spa. Hij blikte verstolen van de witte schoentjes naar de hel-blauwe rok waarin een paar schattige dijbeenhellingen zich ophieven om enig feeëriek belleblaaswerk te etaleren, wat van zitspieren tot schouders een adembenemend berg-en-dal maakte - en het lieve kind had door de haast vergeten haar papillotten uit het haar te halen - of was dit mode: al die rose strikjes...? Ze zag er uit als een taart voor dertig smullers.
| |
| |
‘Dag meneer!’ zei het onmiskenbaar lieve kind, en het schoot een kirrende lachpijl in het rulle mannenhart.
‘Dag - eh - jongedame,’ antwoordde meneer Van der Spa, en knipte ontwakerig met de ogen tegen zoveel aardigs tegelijk. Hij moest ervan glimlachen en probeerde zijn adem tegen te houden van neurie. ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn, jongedame?’ informeerde hij allervriendelijkst, opstaande. Hij moest dromen. Hier kwam op bloemetjespoten een levensgrote cocktail binnenwandelen.
‘Ik ben Moppie de Bruin,’ vertelde het kind; alsof hij haar daarmee van dienst kon zijn. En ze lachte weer zo trillerig. Een meiïge merel op stroomdraad. ‘Een nichtje van Lotje - u-weet-wel...’
Ach, kijk - dàt sloeg even een kurk in zijn stemming. Hij duizelde. En hoorde zichzelf veel te vriendelijk (want hij wou zich niet laten kennen, dat deed 'ie nóóit) zeggen: ‘Ah, eh - hum-hum... van Lòtje,... ja, natuurlijk!...’ En weer was er achter in zijn keel die vreemde kriebeling, welke zich wilde oplossen in zoemzang. Hij stond omslachtig op en grinnikte en knikte maar eens, om tijd te winnen. Hij wilde proberen, zijn lotje te bepalen. Dit kind (of was het een vrouw?) giechelde terug met het geluid alsof iemand probeerde, komkommer te schaven op een citer.
Meneer Van der Spa fronste de wenkbrauwen, hoewel hij daar innerlijk ver van was verwijderd, en zei guitig: ‘Ik kan me de naam De Bruin bijna niet indenken met 't woord Moppie ervoor!...’
‘O, maar dat went héél gauw,’ antwoordde de strikkenkop. ‘Dat valt bèst mee, hoor - ik bèn een Moppie!...’
De gastheer wankelde en poogde te beseffen, of hij reeds van die cocktail had gedronken. ‘Treffend,’ zei hij, snakkend naar adem en koelte, ‘iedereen is wat hij móét zijn!...’
‘O, gùnst,’ twetterde de gast daar snel overheen, ‘wat bent u dan?...’
Er was geen ontkomen aan. Gelukkig maar, hij had geen zin in ontkomen. Hij stelde zich de Hemel voor als een grabbelton zonder nieten; en dit moest het voorspel zijn. ‘Hendrik,’ zei hij.
‘Toch geen bráve?!’ wilde het meisje weten, voor alle
| |
| |
zekerheid, natuurlijk. Het was hem liever geweest, als zij dit gesluierd had gelaten. Maar Van Dalen had hem toch al aangekondigd, dat het uur der sluiers had opgehouden. ‘Niks, hoor!’ zei hij derhalve koen (en wiste zich het voorhoofd af, want hij besefte hoe gemakkelijk het was, zwak te staan), ‘vooral niet, als er een Moppie in de buurt is!’ Hij boog daar hoffelijk bij. Doch zijn geestigheid leek in een droge greppel te vallen.
‘Ik dacht, dat alle ouwe heertjes braaf waren,’ zei de gast.
Dit antwoord gooide bij hem alle trossen los, van wier bestaan hij zelfs na Van Dalens brieven geen benul had gehad. ‘Ik ben de uitzondering!’ zei hij weelderig. ‘Ik ben niet braaf en niet oud.’ Ach nu ja, hij meende thans zeker te weten, in 't geniep door Joris te zijn becocktailed - dat lieve kind was waarschijnlijk niet eens in de kamer.
‘Mag ik gaan zitten?’ vroeg het verschijnsel intussen.
Ze gingen allebei zitten; bij het rooktafeltje. Meneer Van der Spa nam zich voor, als zij ècht mocht bestaan, met haar samen van de cocktail te nippen. En hij dankte de hemel voor deze frivole beloning na een dag van woede-aanvallen en zorgen. Maar dan bemerkte hij, dat ze zwegen; en als volmaakte gastheer moest hij zorgen voor aardige conversatie. Hij streek met golvende hand over zijn kale schedel en zuchtte: ‘Ik weet zelf niet, waar ik soms mijn gedachten heb, neemt u me dus niet -’
‘Daar zou ik me niet druk om maken met zo'n gezicht,’ stelde het kind hem bijna ongerust, en gaf nog een citer-aria.
Hij moest hier bulderend om lachen en verwonderde zich intussen, dat het meisje hem zo bekend voorkwam. Lieve God, wat zat hij onwrikbaar in de greep van de vrolijkheid! En dat meisje jende hem er nog verder in, met haar korte gier-lachjes! Hij moest nu even pogen, geen hahaha's meer uit zijn adem te wringen, maar zijn longen gewoon een paar keren te vullen en te legen. - -
Zij was wel verschrikkelijk opgemaakt! Of was dat tegenwoordig mode? Of zag hij het verkeerd... Zou het kunnen zijn, dat Liza en Hetty àchter liepen bij enige hedendaagse trend...? Meneer Van der Spa voelde zich daar joviaal van worden. Hij tikte Moppie zeer vaderlijk op haar inspirerende
| |
| |
knie en zei: ‘Klein, klein gràppenmaakstertje!...’
Doch de juffrouw schrok hiervan, en trok haar rokken met geweld naar beneden, hoewel dat de knieën geen centimeter nader tot veiligheid bracht. Ze bleek zo onschuldig, dat ze zijn gebaar voor slechtheid aanzag! ‘Au, m'n knie, meneer!...’ zei ze, en trok haar fel geverfde schater-O in een pruildeuk.
‘O, neemt u me niet kwalijk, juffrouw,’ verontschuldigde meneer Van der Spa zijn veel te losse hand, en ging er bijna op zitten.
‘Wie wordt er nou dadelijk handtastelijk!’ verweet het meisje hem. En hij vond dat ze best gelijk kon hebben. ‘Ik ben nog geen tien minuten hier!’ voegde ze er aantoe.
Ja, dat was natuurlijk waar - enige reserve was vooralsnog niet gek.
‘U zei toch, dat u een Moppie was,’ animeerde meneer Van der Spa vaag, trachtend weer in de rails van de eerste toon te komen.
‘Maar daar kan ik niets aan doen,’ klaagde het arme kind.
Dit sloeg echter meteen weer op meneer Van der Spa's schaterlust. En nu voelde hij met verhelderende zekerheid, dat hij dorst had. En dorst was het begin van alles, behalve van antieke stoelen. ‘Hebt u zin in een cocktail, juffrouw Moppie?’ polste hij.
‘Bah,’ zei het beschaafde kind, ‘ik heb nog niks anders gehad, vandaag!’
Nu wierp dit gelukkig enig licht op haar teergevoeligheid inzake knieklopjes; hoewel zij dan evengoed toegevender had kunnen staan tegenover deze sport. ‘Wat mag ik u dan inschenken?’ polste meneer Van der Spa. Het was een wonderlijke avond, want terwijl het absoluut niet woei, zelfs geen ordinair koeltje, zag hij het gordijn naast de deur bewegen.
‘Champie,’ stelde het meisje voor.
Dit leidde hem vreselijk af, en knalde perspectieven open. Hij hoefde niet lang na te denken. Waarvoor hàd je die flessen ook in je kelder!
‘Vooruit dan!’ stemde meneer Van der Spa in, en belde.
‘Maar niet zo'n vingerhoed,’ drong het meisje aan. ‘Ik heb dorst als een ploegpaard!’ En zij voelde gewetensvol aan haar vierde strikje van links, dat óók net deed alsof het niet los was.
| |
| |
‘Vier flessen champagne,’ bestelde meneer aan Joris.
‘Heeft de juffrouw geen belangstelling voor een cocktail, meneer?...’ vermat de dienaar zich, te vragen.
‘De juffrouw zegt bah,’ zei de juffrouw; zodat Joris geknakt het vertrek verliet. Dit prikte meneer toch een beetje in zijn hart.
Maar juist, toen hij zich voornam, zijn bezoekster een heel klein beetje op haar bevallige plaats te zetten, schoot zij een stralende verflach naar hem uit en zei: ‘Het zal verrukkelijk zijn, als Lotje met uw zoon trouwt! Dan komen we hier allemaal in de buurt wonen!’
‘U ook?’ vroeg meneer Van der Spa, die zijn desillusie wilde meten omdat hij wist wat zij niet bleek te weten.
‘Ja, ik natuurlijk!... Allemáál!...’ betoogde ze nogmaals, en keek in de spiegel van een groene tas die nergens bij paste, of haar gelaat aan restauratie toe was. ‘M'n moeder en m'n broer met zijn vrouw en twaalf kinderen,’ telde ze op haar vingers. Meneer Van der Spa zegende de goden, dat hij een zo vruchtbaar geslacht had afgewimpeld. ‘En m'n zuster met haar man,’ ging Moppie voort, ‘en ome Hein met zijn drie dochters... en ome Janus en tante Toos; die hebben maar vier kleintjes.’
‘D-da's w-weinig,’ zei meneer Van der Spa verbijsterd.
‘Ach, 't kan d'r mee door,’ vond de dame. Zij inspecteerde nu even àlle haarstrikken; die waren dus geen vergissing van enig slordig opstaan in een te vroege ochtend-kater.
‘Ik ben maar blij, dat je nichtje níét met mijn zoon trouwt,’ vertelde de gastheer onvoorzichtig.
De spiegel zonk en liet een intens verbaasd gezicht vrij. ‘Trouwt - níét - wíé trouwt - natúúrlijk trouwt ze met hem,’ wist Moppie. ‘Je laat toch zo'n rijke knul niet los!’
‘Behalve, als je er rijkdom zònder knul voor in de plaats kunt krijgen,’ wees meneer Van der Spa haar, bloeiend van leedvermaak, terecht.
Juffrouw Moppie leek helemaal niet in haar sas te zijn, zo zij die ooit ergens had gereed gehouden. Ze keek onthutst. ‘Wàt!!...’ zei ze hijgend, ‘u hebt toch niet - -’
Toen kwam Joris binnen met een gastvrij blad, waarop vier flessen met helmen op, twee ijle glazen gezelschap hielden.
| |
| |
Hij ontkurkte een van de flessen met een verdekt kanonschot en schonk schuimende, pralende champagne in de kelken. ‘De champagne, meneer,’ zei hij met een cocktailstem.
‘Dank je, Joris,’ antwoordde meneer geabsorbeerd. ‘Eh - je kunt wel uitgaan, eh - als je lust hebt.’
‘Werkelijk, meneer?’ vroeg Joris voor alle zekerheid.
‘Ja, Joris,’ hield meneer Van der Spa vol, tegen beter weten in. Hij bevroedde, hoe gevaarlijk het zou zijn voor een rijk en temperamentvol man, om met een vlotte dame en vier flessen bruisende wijn in een verlaten huis achter te blijven.
Joris snoof alsof hij uien rook. ‘Graag, meneer,’ gaf hij toe, waarna hij uitermate opgericht het vertrek verliet. Op dat ogenblik nam hij zich vast voor, zijn ontslag te nemen om zich in de stad te vestigen als vrolijkheids-docent. Hij wilde zijn roeping niet mislopen door in afgelegen villa's glazen vol te schenken voor geverfde wijven in lendenrokjes.
Toen de deur was gesloten, hief meneer Van der Spa in geforceerde vrolijkheid zijn glas en neeg het hoofd in de richting van zijn gast, die wazig in een stoel hing. ‘Op de eeuwige dorst,’ zei de gastheer, en bestreed die subiet.
De dame nam een slok als een versmachtende polderwerker. Toen het vocht was weggegorgeld, schoot zij een hik af en begon daarna snel en onderbroken te spreken. Ze had iets weg van een telex. ‘U... u hebt toch niet... gèld... gegeven aan Lòtje...?’ informeerde ze.
‘Geraden!’ kraaide meneer Van der Spa.
‘Hebt u dàt gedaan -?’ hijgde de strik. ‘Maar - - Lotje - - is niet... vertrouwd met... geld...’
‘Ik vertrouw haar nog minder met mijn zoon,’ weerlegde meneer Van der Spa, die nu al geestig werd.
‘Mag ik... vragen... hoe - - veel...?’ vroeg de gast - en nam nog een teug, die haar bijna voorbij de bodem van haar glas joeg.
Meneer Van der Spa hoofdschudde. Daar zat nu een aardig meisje (al was ze dan een beetje opzichtig, en al meende hij telkens, haar allang te kennen), dat eigenlijk niets anders had te doen dan hem een beetje vrolijk gezelschap te houden. En ze maakte zich bezorgd over een afgedwaalde nicht die hij Goddank bij tijds de deur had uitgewerkt. Wat was het leven
| |
| |
toch vréémd!... ‘Het was nogal veel,’ gaf hij trots toe. ‘Nou ja, veel en veel is twéé...’
‘En - was dit... één...?’ vroeg het wicht. Ze schonk zichzelf nu maar bij. Dat had ze nodig. ‘Of was het twee - of was het twee èn twee...?’
Nu wist meneer Van der Spa niet meer of zij dronken was, of hij, of allebei of niet. ‘Het was - wel wat...’ zei hij.
‘Wàt!...’ snorkeborrelde het wicht. ‘Hoeveel miljoen heb je d'r tegenáán gesmeten, boze bol?!’
‘Ach, nou,’ aarzelde meneer Van der Spa, die begon te begrijpen, hoe karig honderdduizend gulden was, ‘ik kan me best voorstellen, dat een meisje, dat héél véél van een jongen houdt -’
‘Hóévéél?!?!’ beet ze hem toe, en nam nog een slurp alsof ze een kuur deed. Haaf gedrag begon hem bijna te ergeren. Waarschijnlijk stak er toch een aartsvaderlijke waarheid in het gezegde, dat vreemde vrouwen in eigen huis vergif waren.
‘Honderdduizend!’ blafte meneer Van der Spa op zijn beurt.
Ze tuimelde rond op haar stoel. De gastheer wist nog altijd niet of het te veel of te weinig was. Dus kon hij ook niet vaststellen, aan welke kant zijn trots moest ontbloeien.
‘Hònderd-duizend!...’ echode zij. ‘Gùlden?...’ Alsof een Van der Spa met stuivertjes rekende!
‘Jáá!’ zei hij genadeloos. Nu was hij blij, dat dat tuinmanskind zo veel had durven vragen!
Moppie greep haar glas en dronk de laatste druppels met de gretigheid van een zandzuiger. Hij hoorde het vocht klotsen in haar keel en begreep, van hoe geringe komaf zij moest zijn. Hij begon te vrezen dat zij niet zou terugdeinzen voor het krijgen van een ongeluk. Wat moest hij beginnen met een rose satijnen lijk vol strikjes in zijn huis? Hij bedacht dat hij haar in een laken kon wikkelen en op het biljart leggen, om dan later zelf ook verbazing te tonen. Maar onderwijl hield ze hem het lege glas voor en bitste: ‘Nog een!’
‘Wàt!’ blafte hij, want champagne was toch een kostbaar vocht - daar gorgelde je je vuige ziel niet mee.
‘Nòg één!!’ gierbeet de juffrouw. Hij schonk haar automatisch in, want deze toon had hij in de loop van wrange jaren leren gehoorzamen. En voor hij mocht begrijpen dat het
| |
| |
vreemd klokkend geluid niet een voorbijgeroeide veerpont was, hield ze hem nogeens dat afschuwelijke lege glas voor. Hij bleef van grondige verbazing met de fles in de hand wachten.
En achter hem zei een oppassende en dus afkeurende mannenstem: ‘Hier is nog één - - dame..., meneer.’ Hij zag een schim van Joris, welke de deur achter zich dichttrok als een zendeling die zijn broeder ziet toebereiden. En voor de gesloten deur stond een slanke vrouw in een soort lap gewikkeld - ze moest iets ellendig bloots hebben meegemaakt, dat ze zich zo panisch had verpakt. Ze leek tamelijk mooi en nog tamelijk jong, met platinablond haar en naakte armen.
‘Dag meneer,’ zei ze met een omfloerste stem. Zo moest Eva ook zijn begonnen, toen ze wakker werd uit het scheppen. Meneer Van der Spa kreeg vermoedens dat hij het slachtoffer was van een sprookje - heette het niet De Geest in de champagnefles...?
‘Dag juffrouw,’ antwoordde meneer Van der Spa - en besefte dat de geest uit de champagnefles hem warrig bezette met een soort alom-herkennen van vreemden - ook deze vrouw leek hem iemand uit nabij verleden. Grote Heer!, kòn het dan zijn, dat hij het slachtoffer werd van herinneringen - - was het reeds zover...? Nu ontdekte hij ook, dat Moppie voor dood tegen de tafelpoot leunde. ‘O, juffrouw,’ vervolgde hij derhalve alsof zulke dingen heel gewoon waren, ‘wilt u mij even helpen?...’
De dame naderde onzeker en knipperde met schrikwekkende oogbosschages. ‘Ooo, gunst, wat gebéúrt hier?!...’ informeerde ze, met een toon of ze alles al wist.
‘Ik geloof dat deze juffrouw is flauwgevallen,’ legde meneer Van der Spa uit.
‘Hémeitje! Dat zou ik nooit doen!’ zei de dame verstandig. ‘O, hoe kòmt dat nu?...!’ En daar dacht ze bliksemachtig over na, terwijl ze zich op een lieve knie liet zinken.
‘Ja, steunt u haar een beetje,’ instrueerde meneer Van der Spa, moeite doende om Moppie met een restje van de champagne bij te brengen.
‘Gut, wat is ze zwáár!...’ klaagde de dame, wier lap kraakte. ‘Ik word er gewoonweg duizelig van!...’
‘Neemt u dan ook iets,’ nodigde meneer Van der Spa haar
| |
| |
uit, en liet in de ijver van zijn gastvrijheid het hoofd van de arme bewusteloze tegen de tafelpoot bonzen. Dit contact gaf een holle klank weg en meneer Van der Spa stelde met bezorgdheid vast, dat, indien de tafelpoot zo klonk, hij de zaak moest onderzoeken op houtworm. Hij stond op en trok met fluitend geknal een tweede fles open. Daar op dit moment de onmachtige poogde bij te komen, gaf hij de hele fles aan de nieuw gekomene, om zichzelf te bedienen naar behoefte. Deze dame vond echter geen schoon glas en zette in overmaat van nederige ongedwongenheid de fles aan de mond. Het bracht haar het schuim op de neusgaten - zij was niet geoefend.
‘O, hééé...,’ zei de flauwe juffrouw naast de tafelpoot, ‘waar ben ik?’
‘In mijn huis,’ verklaarde meneer Van der Spa zonder trots, zwetend en plechtig.
‘O, ja, in mijn huis,’ herinnerde de zieke zich nu.
De krakende lap vroeg stijfjes: ‘Ik hoop toch, dat ik niet stoor...?’
Toen kwam Joris weer binnen na een lichte klop op het deurpaneel. Als een held had hij zijn teleurstellingen overwonnen. Hij droeg een nieuw blad met tien glazen en nog twee flessen van het beroemde druivesap. Zwijgend zette hij zijn vracht op het bureau en ging de kamer uit met een holle rug van afschuw voor wat hij daarbinnen bijna had aanschouwd. Parijs en Gomorra vlochten daar samen een immoreel bloemstuk, dat leed zelfs geen geringe twijfel.
Meneer Van der Spa richtte zich verticaal en keek verdwaasd van de glazen naar de gebleekte dame en dan naar Moppie, welke op de grond bleef liggen te knipogen tegen het licht. ‘Waarvoor kwam u eigenlijk, als ik het vragen mag?’ informeerde hij bij de nieuwste bezoekster.
Zij moest daar even haar vingers van door elkaar wringen. ‘Ik kom van de Globe's Run automobielen,’ verklaarde zij, ‘om eens te polsen of u interesse hebt voor onze prachtige nieuwe two-seater, die deze herfst wordt uitgebracht.’ Ze voelde waardig aan de kraak in haar lap.
Meneer Van der Spa glimlachte slim tegen haar en zegende de afwezigheid van zijn eega. ‘Het spijt me, juffrouwtje,’ zei hij vriendelijk (deze dame was veel aardiger en mooier dan
| |
| |
die vodderige tuinmansnicht!), ‘maar wat moet ik met een nieuwe wagen?! - En nog wel een Globe! Ik heb pas vorige maand een nieuwe gekocht, ziet u.’
‘O,... ik dacht zo,’ pleitte de dame allerliefst zwak, ‘misschien heeft u iemand in uw familie..., uw zoon of uw dochter, offe -’
‘Zoon?... dòchter?!... M'n lieve mens, die heb ik niet!’ beweerde de gastheer, en keek over haar blote schouder in de antieke spiegel, of hij er nu werkelijk zo oud uitzag, terwijl hij plotseling voor 't laatst nog zo bittergraag eens jong wilde zijn!... Geen kinderen hebben! Dit was de kinderwens die de moeder moest zijn van de vadergedachte. Jong, en helemaal - -
‘Wàtblief?!’ zei de bewusteloze nicht van de grond af, en hield op met oogknipperen. ‘Geen zoon en geen dochter? Ik dacht dat je op twintig eieren zat!’
‘O, bent u weer helemaal - eh - goed, juffrouw Moppie?’ vroeg de gastheer, met een zenuwtrekking in zijn hals.
‘Nee, ik droom nog,’ meldde juffrouw Moppie. ‘Ik hoor gèkke dingen!’ Maar dat was geen wonder, met zo'n gezicht.
‘Dat komt misschien van alle champagne,’ zei de andere dame, toch nog beschaafd.
‘Da's een verdomd vuile insinuatie, fladderaap!’ baste de zieke, en hees zich op aan de stoel. ‘God, wat heb ik het warm!...’
‘Kom,’ hernam meneer Van der Spa, en hij seinde de dame in de kraaklap dat zij de derde stoel moest nemen, ‘ik zal de glazen eens vol schenken, en dan praten we gezellig wat!’ Want hij vond het een zegen dat die beschaafde Globe was binnengekomen - hij wilde liever niet alleen blijven met Moppie; maar alleen zijn met die lap was ook wankele toekomst, terwijl hij een vertegenwoordigster van kostbare wagens niet het huis wilde uitsturen, als haar net een tip van het Donkere Leven was opgelicht.
‘Dat geklets over auto's moet uit zijn,’ lalde de ordinaire. ‘Ziek wor je van die krengen!’
‘Ach wat,’ verweerde de blonde zich, en neep haar wimpers samen alsof er een beroerd schepsel tussen zat, ‘auto's zijn belangwekkende dingen in het leven, en speciaal de Glo- | |
| |
be's Run -’
Doch toen ging de telefoon. Zo'n impertinente blinde vierde in de kamer die zo nodig moest rinkelen. Meneer Van der Spa sloop er indianig heen. De twee vrouwen achter hem maten mekander met de ogen doch zwegen.
‘H-halloooo...?’ zei meneer Van der Spa omzichtig.
De beide vrouwen zetten toegespitste niet-luister-gezichten.
‘O, mamaatje...’ kweelde Van der Spa, en liet een glimlach van stralende toegenegenheid op het toestel zinken. ‘Jááá, natuurlijk ben ik alleen... Och, nee, ik verveel me niet, nee, hoor - ik zit te werken...’
Hij zag duidelijk, hoe beide dames bij het rooktafeltje vriendelijk glimglansden. Dat vrolijkte hem op.
‘Nee, hoor, ik kom niets te kort, hoor!...’ Het was toch prettig, eens de waarheid te spreken, en niet eens erg moeilijk. ‘Nee, ik zorg goed voor mezelf!... Dàg, hoor, dààg!...’ En hij vlijde de hoorn op de haak.
|
|