zat. ‘Zíén jullie het zèlf???!!!’
‘Jja,...’ bibberde Liza, overweldigd door de mimische lenigheden van haar echtgenoot. ‘W-wat wil 'ie nou...?’ alsof ze niet zelf drieëntwintig jaar met hem in de boot had gezeten. Wat leer je daar ook van? -
‘Ik wéét niet, wat hij wil,’ fluisterde mevrouw Gravelinc. ‘Ik weet nóóit wat hij wil - behalve als ik het begrijp...’
‘'t Lijkt wel vastenavond,’ prees Hetty, met het hoofd scheef om beter mee te kunnen kijken met Pa's kramptrekkingen. ‘Wat een smoel!’
‘Hij is krankzinnig,’ stelde mevrouw Gravelinc droevig vast. ‘Hij doet me aan iemand denken, maar ik weet niet aan wie... Die was ook gek, en die begòn altijd met diezelfde grijns...’
‘En dan? - -’ drong Liza aan. Ze was als kind al heet op nare verhalen geweest.
‘Dan viel hij op zijn knieën,’ meldde mevrouw Gravelinc en maakte haar hals extra lang om geen centimeter van het verloop der ziekte daarbinnen te hoeven missen, ‘en dan wou hij lucifersdoosjes eten. Soms vond hij alleen pianotoetsen lekker, en eenmaal heeft hij mij gebeten, omdat dat volgens hem geen verschil maakte. - Nu weet ik zeker, wie het was: mijn zwager. En ik was bij hem om hem te vermanen, omdat hij naar niemand meer wilde luisteren, zonder op een teen te zuigen.’
‘Eigen?’ wilde Hetty weten.
‘Ach, maar natuurlijk,’ stemde haar grootmoeder toe, met haar ganse aandacht bij schoonzoon en wringend toetmasker, dat telkens als hij zijn lombrosobol achterover mikte, openspleet tot onmenselijke hapgraagte. Ze meende te mogen vaststellen dat hij de pianotoetsen lang achter zich had gelaten.
‘En toen...?’ informeerde Liza rillerig. ‘Is hij niet genezen...?’
‘Nee,’ stelde mevrouw Gravelinc vast met enige voldaanheid. ‘Hij verslikte zich in een wasknipje.’ Ze richtte zich tot de anderen door haar nek in te schroeven, en zei indrukwekkend: ‘Wij moeten een zenuwarts roepen, als we niet vóór de avond allemaal vermoord willen zijn!’
‘Hemel!...’ kreet Liza, en bedacht dat ze nooit had ver-