cocktailfuif laten arrangeren, en het recept dat ik u heb beloofd, presenteren.’
Meneer trok zijn nutteloze hand in en dacht na. ‘Ik wil oefening 4 doen,’ pingelde hij.
‘Daar bent u nog niet rijp voor,’ constateerde Joris met gezag.
Het viel meneer Van der Spa op, dat zijn dienaar al in geen drie keren ‘meneer’ had gezegd. Hij voelde zich treurig worden. Zo was het met Nero ook begonnen.
‘U moet eerst de oefeningen 1, 2 en 3 ferm onder de knie hebben, voordat u kunt beginnen met nummer 4,’ betoogde Joris ferm.
Meneer Van der Spa kon nog alleen aan de cocktail denken, en dat juist nam hij Joris heel, héél kwalijk. ‘Ik zal het toch niet leren,’ gaf hij ten antwoord. ‘Ik ben úítgelachen. Ik wil me verdiepen in ernstige problemen, Joris.’ Hij dacht aan de brieven in het bezit van Van Dalen.
‘Dan heeft u die cocktail niet nodig,’ besloot de als huisknecht vermomde treiter, en wendde zich om.
Meneer Van der Spa overwoog de mogelijkheid van boos worden. Doch dat had hij ook al zo dikwijls gedaan, die dag. Als hij nooit meer kon lachen, kon hij stellig nooit weer boos worden - hij was temet uitgebrand. Hij blikte kommervol naar zijn dienaar, welke juist met een achteloze blik zijn successen peilde. De slaaf toonde geen medelijden. Al zijn de dienstbaren in goud gekleed, dan nog is hun ziel die van een ongeschoren scharesliep.
‘Ik kàn niet meer lachen,’ poneerde meneer Van der Spa met klem. ‘Als ik nog éénmaal lach, dan scheur ik.’
‘Dan lacht u verkeerd,’ wees Joris hem terecht. ‘U moet uw oefeningen doen, dat is zeer duidelijk.’
‘Ik ben oud en afgemat en arm,’ beweerde zijn baas beklagenswaard. Hij vond dit een aangrijpende vondst, die hij niet waar hoopte te maken. ‘Ik ben héél arm, Joris. Ik heb geen---’
Wat had hij niet...?
Alles had hij; behalve hoofdhaar en charme en een goed humeur. En dit miste hij al zo'n tijd, dat een klacht hierover lachwekkend zou klinken. Hij bezat geld, een vrouw, kinderen