‘Ik wilde afscheid nemen,’ zei het hoofd.
‘Afscheid nemen?’ herhaalde mevrouw Gravelinc, en onttotempaalde zich.
‘Ja, mevrouw,’ stemde het hoofd toe.
‘Komt u eerst eens binnen,’ beval mevrouw Gravelinc, ‘en sluit die deur.’
Dat deed de jongeman, en bovendien nog zes stappen m hun richting, waarna hij officieel aan zijn jasje trok. ‘Ik vond het niet meer dan beleefd, u even goedendag te zeggen, en te bedanken voor uw gastvrijheid, voordat ik vertrek,’ zei Bob.
‘Waaròm gaat u weg?’ informeerde de oudste dame, die zich toch wel zo veel van haar eigen jeugd herinnerde, dat ze het weggaan van een verliefde jongeman op zo'n ogenblik ongerijmd achtte.
‘Ik ben ontslagen, mevrouw,’ antwoordde hij met een buiging en gevoel.
‘Ontslagen?!!’ herhaalde de oude dame nog eens zijn woorden, en rechtte haar rug vollediger, zodat ze bijna achterover sloeg. ‘WIE HEEFT U ONTSLAGEN???’
‘Meneer Van der Spa, mevrouw,’ zei Bob.
‘Dat kan toch niet, als u net bent verloofd met Hetty,’ bedacht Liza. Zij hield er altijd een volstrekt aparte logica op na.
‘En waarom ontslaat hij u?!?!’ wilde mevrouw Gravelinc weten. Ze meende de reden wel te begrijpen, maar bij Hendrik kon je afwijkingen verwachten.
‘Meneer,’ begon Bob moedig, en trachtte slikkend enige discretie in de oude ogen te vinden (maar vond die niet), ‘wenst mij niet als schoonzoon.’
‘Is dàt het!...’ zei mevrouw Gravelinc, met alle kentekenen van een ras-echte Sherlockin. Haar rug was nu zo kamplustig recht, dat ze op een achterover hellend onbewoonbaar verklaard duivendak begon te lijken.
Er viel een kort zwijgen, omdat Bob niets wist te zeggen, Liza niets zei, en mevrouw Gravelinc nadacht. Een mug zoemde en tikte intrigant tegen de ruiten; Liza zuchtte en de overige wereld wachtte verveeld.
Toen voelde mevrouw Gravelinc voor de afwisseling eens aan haar kapsel, en sprak triomfantelijk: ‘Ik engageer u als secretaris voor mezelf. Ik heb al zo lang uitgekeken naar een