‘Het sidderende, tere, ongelijnde, dat zichzelf tot kroon maakt rondom een gloeiende kern,’ legde hij uit. ‘De blauwe binnenzijde, die geest is, met daaromheen het sluierdansen van oranjeschijnsel - - dat de kunst zou kunnen zijn'...’ Hij zuchtte.
‘En de walmpluim van recensie,’ voltooide ik.
Hij schoot in een helle lach. ‘Ik bedoel het niet zinnebeeldig,’ zei hij dan. ‘Ik hoop, eens het materiaal zó te beheersen, dat ik een vlam kan maken...’
Ik schoof een eindje uit zijn buurt, want ik dacht nu toch te begrijpen dat hij een brandje wou stichten. En waar? en waarom?...
‘Heb je er haast mee?’ informeerde ik.
‘Een kunstenaar heeft altijd haast,’ zei hij peinzend. ‘Maar de vlam komt pas, als hij levensvatbaarheid heeft.’
Ik knikte. ‘Martijn, wat bedoel je?...’ vroeg ik toen.
Hij gaapte weer. ‘Dat ik op een dag een vlam wil scheppen. Een vlàm, jongen! Van glas of van steen of van metaal - ik wéét niet, waarvan - ik wil de siddering, het wapperende leven, de ademhaling van het vuur uitbeelden in materiaal. Dat móet kunnen. IK moet het kunnen.’ Hij keek met een lach opzij; de zon streek over zijn gezicht en gaf er een aureool van blankheid aan.
‘Waarom maak je het jezelf zo verdomd moeilijk?’ vroeg ik.
‘Als je - in stéén - een vlam wilt maken..., dan wordt het een vervelend stuk brok... al zou je het dun uitbeitelen en er Godweet-wat aan doen... Steen blijft steen...’
Hij keek ernstig, met een schijn van teleurstelling. ‘Dat nu niemand me begrijpt,’ zuchtte hij. ‘Maar je bent ook nog zo klein!... Hoe oud ben je nu, Daantje?
Ik was bijna zeventien.
Ja, dan kon je toch niets verwachten!...
‘Toen jij zeventien was,’ gaf ik terug, ‘dacht je al net zo omslachtig als nu.’
‘Ja, maar ik ben een groot kunstenaar,’ wees hij me terecht. Hij hoestte brullend.
Mijn hond kwam aanrennen met de oren in de nek.
‘Je moet eerst maar es een spelende hond maken,’ animeerde ik.
Hij glimlachte melancholiek. ‘Ik moet jou ook nog maken,’ bromde hij. ‘Al die burgerlijke onderwerpen!...’
En dat was dan weer de grens, waarachter ik hem als een hert in een sprookjesland moest laten gaan - zelf blij vende staan bij