elkander.
Mijn moeder zweeg. Ze leek beschaamd, en dat maakte dat ik haar niet kon aanvallen.
‘Ik weet zeker,’ besloot ik dringend, ‘dat ik gelijk heb. Martijn is een gewone knul, een aardige vent... Ik - ik ken hem niet erg goed -’
‘Goddank!’ schoot mijn moeder daardoorheen.
‘Maar hij is toch iemand die ik wel eens ontmoet, en ik vind het afschuwelijk,’ probeerde ik te formuleren, ‘dat hij bewusteloos van het politiebureau naar huis is gebracht...’ Hij was in mijn gedachten te voornaam om dit te mogen meemaken. Niet zozeer Martijn, als wel mijn wereld werd erdoor aangetast. Dat moet mijn vader ook hebben begrepen. Hij klopte me op mijn dij, zoals hij had gedaan toen ik een klein jongetje was.
‘Dat is ook nog helemaal niet zeker,’ bromde hij. ‘Die gekke vrouwen altijd, met hun telefoontjes!’
‘Nu zullen wij nog de schuld krijgen, dat die Martijn -’ begon mijn moeder verontrecht.
Maar mijn vader zei: ‘Jullie krijgen nergens de schuld van. We horen morgen wel, wat er is gebeurd. Daantje moet nu gaan slapen, er is nog niets bekend. Ik, Daan, geloof niet elk telefoontje - wie belde er op, Anna?’
Mijn moeder aarzelde een beetje pruilend, als een klein kind, betrapt op jokken. ‘Lena Geelsen,’ zei ze.
‘Nou, Lena Geelsen!’ herhaalde mijn vader, en klopte me nog eens op m'n dij. ‘Een mens dat de hele dag zit te reutelen als een kokende theeketel! Nee, Daantje, ga jij nou maar fijn maffen - morgen horen we wel de juiste toedracht. Welterusten, jonkje!’ En daarmee kon ik dan gaan - getroost en gerechtvaardigd. Nog altijd geloof ik bij tijd en wijle, dat vader over meer tact beschikte dan moeder.
Vier dagen later hoorden we de toedracht: Martijn had erop gestaan, gewond als hij was, naar het politiebureau te worden gebracht. Wankelend had hij een potlood genomen, en op een blad papier gezichten getekend. ‘Dit zijn ze,’ had hij gezegd. Het waren vage koppen, meer schaduw dan sterke lijn; maar herkenbaar. ‘Eén had een hazelip, dat hoorde ik aan zijn manier van lachen,’ had Martijn erbij gevoegd. Toen was hij bewusteloos omver gezonken.
Ja, vier dagen later. Toen waren er al kerels gepakt, op aanwijzing van die tekening. Drie hadden bekend - waaronder