| |
| |
| |
13
‘Zo,’ zei Sally. ‘Kom binnen.’ Haar gedragen kalmte sneed Eva door de ziel. Hoe moest ze in 's hemelsnaam beginnen!
‘Eef, wat zie je eruit!’ vervolgde Sally. ‘Heb je niet geslapen?’ Ach, wat kon Eva nu haar slááp schelen! Zij moest Sally heel iets anders vragen, en dat was verduiveld moeilijk, al waren ze steeds goede vriendinnen geweest.
‘Is het echt waar, dat jullie zulke ontzettende financiële verliezen hebben geleden, Sal?’ informeerde ze rechtuit.
Sally blikte haar snel aan. ‘Ja,’ antwoordde ze eenvoudig, ‘'t is een beetje veel, wat Paps heeft verspeeld.’
Eva had niet de moed om te vragen, hoe ze ervoor stonden.
‘Ben je geschrokken?’ polste ze, en voelde in haar tasje de zilvervloot opdringen.
- Wat had Sally anders nog een behaaglijke woning.
‘Ik ben me kapot geschrokken!’ bekende Sally. Ze knikte tegen Eva, en aangezien die ook net tegen haar knikte, hielden ze er allebei mee op.
‘Het huis groot en de man dood,’ zegt het spreekwoord.
Het ging zo dikwijls zo. En bij Sally thuis? -
‘Hoe staat 't met 'm?’ informeerde Eva, maar vast.
‘O, wist je dat ook al?’ zei Sally. ‘Kind, ellendig, dat snap je.’
Jasses, daar had je 't nou. ‘Toch niet ernstig?’ vroeg Eva geschokt.
‘Jawel, wèl ernstig natuurlijk!’ zei Sally. En tot Eva's ademloze schrik zag ze tranen in haar ogen komen.
‘Sally,’ riep ze uit, en ze sloeg een arm om haar schouder, om dan te fluisteren: ‘toch niet dóód?...’
‘Nee, natuurlijk niet dood,’ antwoordde Sally.
En toen bemerkte Eva pas voor 't eerst, hoe vermoeid Sally er zelf uitzag. ‘Je hebt ook erg in zorg gezeten,’ zei ze, en vond in Sally's zielige houding reuze krachten. ‘Kop op, Sally. Als ik je met iets kan helpen, dan weet je, dat 'k voor je klaar sta.’
Sally van Hellenduyn snufte even, en knipte hartgrondig met de ogen, en keek zwijgend het raam uit.
Buiten roesde de stad, en alle mensen voelden zich belangrijk - hoe was dat ook weer? De zon scheen flauw door de wolkensluier.
| |
| |
‘Het is allemaal zo anders gelopen, dan ik had gedacht!’ murmelde Sally. ‘Vader is over de kop geweest, en dat had ik moeten begrijpen. Het heeft hem erger aangepakt, dan we dachten. En Derk is niet in staat geweest, zich logisch voor te doen, omdat hij nu eenmaal die idióte belofte had gedaan...’
Ze sprak in raadselen, voor Eva's verstand. En Eva zei het haar eerlijk.
‘Ach,’ schouderschokte Sally, met een schijn van drift, ‘Derk was van het eerste ogenblik af verkikkerd op je, Eef! Maar jij schijnt die speciale vrouwelijke intuïtie niet te bezitten... Jij bent aldoor blijven hameren op je plicht en op Derks afspraak, en je week nog voor geen millimeter van je pad...’
Ze snoot haar neus, alsof het erbij hoorde. Eva luisterde verpletterd naar een en ander, zonder énig geloof te durven hechten aan het verhaal. De wereld leek een kaleidoscoop van kakelbonte stukjes geluk en verdriet en rarigheid.
‘Je zult wel gelijk hebben gehad,’ vervolgde Sally, met een poging tot vriendelijkheid. ‘Maar hoe een onervaren vrouw kans ziet, Derk zó volledig op een afstand te houden!... Ik weet er nu ook geen weg mee, je houdt dus echt niet van 'm... en dat snap ik óók niet, want hij is zo'n aardige jongen!...’
‘Maar - - - -’ stotterde Eva, ‘hij stak me doorlopend de gek aan, Sally... en hij flirtte, terwijl hij toegaf, dat 'ie van een ander meisje hield... Moet ik me dan laten vrijen?’
‘Ach, 't was niet waar,’ bitste Sally.
Nietwaar!?!
En zich herstellende, met gedwongen vriendelijkheid, duwde Sally haar vriendin ook weer zo'n witte envelop in handen, met in bekend schrift haar adres erop. ‘Hier, lees zelf maar. Dat moet je maar es slikken.’
De brief was van drie dagen tevoren. ‘Beste Sal!’ stond erboven:
‘Heb je Eva al bij je gehad? Ze is 'm gesmeerd, Sal, en ik ben bang, dat ze niet meer bij een van ons zal aankloppen. Ik kan je niet zeggen, hoe wanhopig ik erover ben. 't Is een verdomd zielig geval, en het ergste is, dat ik me dubbel en dwars schuldig voel. Vader heeft in een van zijn allerkrankzinnigste buien ons tot een huwelijk willen dwingen. Je weet, hoe dat toegaat. Ik heb tot het laatste toe meegespeeld, aangezien ik me slap lachte om Eef. Ze nam hem namelijk net zo ernstig, als hij zelf deed. Je had haar jawoord moeten horen, Sal! Ik dacht dat ik scheurde!
Maar de ellende is, dat ik daarmee te ver ben gegaan. Ik had
| |
| |
haar direct, toen we met z'n tweeën waren, moeten troosten. 'k Begrijp ook niet, waarom ik het heb nagelaten, want ik heb ze nooit zo weinig geestkrachtig gezien, en misschien had ik dan de zaak kunnen verklaren. Ja, misschien had ik haar dan nog een beetje vriendelijk kunnen stemmen voor mezelf. Dat had ik toch zo verduiveld graag gewild. Maar Eva is in paniek gevlucht. Het enige, wat ze achterliet, was een heel lief briefje voor Mams, een pakje voor mij, waarin enkele sieraden, je weet wel; en jouw grijze schoenen. Uit dat laatste maak ik op, dat jij haar ook niet meer zult zien.
Hemel, Sal, ik maak me zo reuze bezorgd en ik zit zo enorm in de put! Waarom gaat een man houden van juist die vrouw, die 'm niet wil hebben? Ik kan aan niets anders denken, want ze is nou absoluut alleen. Door ons (en vooral mijn) toedoen is de deur van haar tante zeer beslist gesloten, zie je. Hierbij stuur ik je een chèque voor Eva. Ik neem aan, dat ze in de stad is, daar Gijs haar een spoorkaartje derde klas heeft verkocht. Je snapt, ik heb Gijs moeten stoppen, met het oog op praatjes. Nu zou het kunnen zijn, dat Eva toch nog opduikt, hetzij bij haar tante, of anders bij de schoonheidsspecialiste of zo. In elk geval weet jij altijd van die dwaalweggetjes - zet al je voelhorens uit, en tracht Eva die chèque in handen te spelen. Als je geen meelij met mij hebt, heb het dan met haar, want daar bestaat wel reden toe.
Intussen is de hel los. Paps was natuurlijk al zo'n beetje over de zenuwen, en nu komt dit erbij! Ik ben er maar uit getrokken, want zonder Eva hoef ik daar niet te blijven. 'k Kom expres niet naar de stad. Als Eva me onverwachts zou zien (en ik haar niet), dan zou ze op hol slaan. Maar je kunt op geen tiende begrijpen, hoe ik me voel. Het gekke is, dat ik ondanks massa's krankjorume verwikkelingen beslist aldoor heb gemeend, dat zij mij net zo zuiver in de gaten had, als ik haar. Dit is blijkbaar niet zo geweest. Of is haar uithoudingsvermogen afgeknapt? Ik vind het miserabel. Je weet, dat ik me er altijd op heb laten voorstaan, andere mensen volkomen te doorzien. Het is rampzalig, dat dit juist niet het geval was, bij Eva. Is dit een teken, dat we dus niet bij elkaar passen? Ik kan het niet geloven.
Weet je Sal, het ellendigste is, dat ik geen kans meer heb, haar een heleboel dingen uit te leggen. Zoiets maakt je kapot. En dat 't arme kind zo de dupe moet zijn van mijn kun- | |
| |
sten! Juist zij, die zo weinig onafhankelijk is, door die ellendige tante!
Ik wou, dat 'k haar nog ééns mocht ontmoeten. Enfin, nou heb ik je nog niet 't fijne van de zaak verteld met Vader en Mams. Laat ik dus, tegen mijn gewoonte in, voor deze maal aan een tweede velletje papier beginnen.
Mams was in allerhoogste mate verbaasd, en gelooft nog steeds, dat Eva terug zal komen. Eerst zei ze: “Ze is alleen het dorp in!” ondanks de afscheidsbrief. Toen Eva wegbleef, werd het: “Ze is alleen maar even een treintje over naar de stad. Ze zal wel een ander jurkje halen, of zo.”
Het werd een marteling, Sal, vooral, daar Mams geen gelegenheid liet passeren om haar mening te openbaren: “Eva houdt dòlveel van onze Derk! Ik heb het toch zelf gezien! Anders had ik niet zo veel van haar gehouden!”
Dat dit olie op Vaders vuur was, hoef ik je zeker niet te vertellen. God, kind, ik dacht beslist: “Zo meteen stapt 'ie eruit”. Maar Paps kan tegen een stootje. Mia heeft nog nooit zo dicht bij mijn huwelijksbootje gestaan. Ik heb echter afgestoten van de wallekant, en dobber in mijn eenpersoonskano rond - waarheen? Met een verschrikkelijke scène ben ik direct na het eten vertrokken.
'k Wil niet theatraal doen, Sally! Hoe moet ik me nu uitdrukken in deze helse situatie: alleen, boordevol zielsverwijt, niet in staat te werken, versmaad door een meisje, waar ik werkelijk heel veel van houd.
Kom, zusje! Laat je glasheldere redactie-brein eens draaien, en bedenk de juiste oplossing voor je diep rampzalige
DERK
P.S. die niet meer kan lachen.’
Eva liet de brief zakken. Een wonderlijke verlegenheid was op haar gezonken. Er was geen sprake van het voorgeschreven romantisch geluksgevoel. Integendeel, ze was treurig gestemd.
Er lag zoiets fataals in de historie. Als Derk maar een beetje gewoon was geweest, en vriendelijk; dan had ze veel van hem kunnen houden.
Ze had nu een paar dagen in de overtuiging geleefd, dat ze werkelijk van hem hield. En het had haar hart zo verwarmd. Doch de werkelijkheid was vreemd nuchter...
Derk, die van haar hield! - Derk, die berouw had!! - Derk, die zich over iemand bezorgd maakte!!! - - - En zij als voorwerp
| |
| |
van liefde, wroeging en wanhoop!!!! 't Was allemaal gèk. Trouwens, de hele brief was gek, 't was precies iets uit een operette.
‘Hoe voel je je?’ informeerde Sally, niet vrij van wraakzucht. ‘'k Weet zelf niet,’ zei Eva. ‘Ik heb nooit de mogelijkheid overwogen, dat Derk van me kon houden.’
‘Waarom niet?’ zei Sally, alsof dit verbazingwekkend was.
Eva moest terdege over haar antwoord nadenken. ‘Hij is zo ronduit,’ antwoordde ze ten laatste. ‘En zo eerlijk. En ik ben, nadat je me hebt meegenomen naar al die schoonheidsmensen, een en al namaak. Mijn uiterlijk is één grote leugen, Sally. Als Derk daarvan houdt, houdt 'ie niet van mij. Ik ben anders.’
Sally bekeek haar met een raadselachtige blik. Ze stond op en even staarde ze peinzend over Eva's hoofd heen het raam uit. -
En Eva bleef rustig in de vensterbank zitten, en pulkte wat aan een bloemetje voor het raam, en greep weer naar Derks brief. En op dat ogenblik werd ze pas verblind door de gloed van het geluk. Hij hield van haar.
Derk hield van háár, van Eva Blombergh, zonder geld, zonder tehuis, zonder grote gaven, sedert een week in nette stijl op schobberdebonk door de eenzaamheid... En toch wankelde ze nog even, als ze aan de duizenden meisjes dacht, en aan alle wilde, veel te vrolijke verhalen. En - aan de geheime vriendin... Was dat heus fantasie geweest?...
Dan kwam Sally terug, en over haar arm droeg ze Eva's ouwe voorjaarsmantel en de bekende grijze geruite jurk; en in haar handen had ze Eva's grijze fil d'écosse kousen en zwarte schoenen-met-een-bandje... En in de andere hand hield ze, als een werelds tegenwicht, een goudkleurige pot cleansing cream en een zijden doekje.
‘Ontdoe je zelf van aardse tooi, Eef,’ drong ze aan. ‘Hier is je hemd en je onderjurk en je broek; en wordt nou nog eens even de ouwe Eva. Toe, doe me dat plezier.’
Eva kon niet loochenen, dat een en ander haar zeldzaam onaangenaam trof. Maar ze besloot, zich niet te laten kennen.
Het duurde een kwartier, en al die tijd mocht ze niet in de spiegel kijken. ‘Nee, Eef, die bustehouder ook uit. Nee, Eef, je haar in de oude vorm. Wil het niet? - Dan zullen we er zo dadelijk een grijs doekje omheen binden. Met rooie pepermunten, of is dat te werelds? - Nee, Eef, geen poeier op je neus, meid!’
| |
| |
De kleren zaten afschuwelijk. Ze drukten over de borst, ze zaten ruim en slap om het middel, ze trokken bij de elleboog. En die ontzettend lange rokken!... En haar schóénen! Ze liep vast met hoera-tenen! -
Sally leidde Eva plechtig tot voor de grote toiletspiegel in haar slaapkamer. En toen moest ze kijken.
Eigenlijk was het wreed van Sally. Eva zag een schamel, onappetijtelijk figuurtje, bij het caricaturale af. Onder de grijze hoofddoek piekte één hei-gouden lok, waar ze over had kunnen huilen.
‘Dit is overdreven, Sal!’ zei Eva.
‘Heus?’ vroeg Sally. ‘Wat is er dan overdreven aan?’
Ja; wat was er overdreven aan...
Eva bekeek het spiegelbeeld nog eens goed. Alles was, zoals 't was geweest. Het was eigenlijk nergens overdreven...
't Bracht haar de grauwe, verveelde dagen van haar jongemeisjesjaren in herinnering. Wat had ze een afschuwelijk leven achter zich gelaten. Wat had ze er erbarmelijk uitgezien...
‘O, Sally! hoe heb je me dit kunnen aandoen!’ riep ze uit. Entja, ze zat nou eenmaal slap in de tranen...
‘Wat is nou gelogen, Eef?’ vroeg Sally. ‘Als een vrouw zich innerlijk mooi vóélt, liegt ze dan, als ze zich uiterlijk ook mooi maakt, of liegt ze, als ze zich lelijk maakt? - - - Ja, lelijk maakt, Eef? Wat jij en je tante spelenderwijs deden, zou mij de grootste moeite kosten. En die middag, dat je bij mij kwam, toen je de attentie van een aardig agentje had getrokken, en de lente in je hart bespeurde, die middag voelde jij je innerlijk mooi, Eef. Daarom wist ik toen opeens, dat je geschikt was, om Derk te helpen. En als ik zo door de leugen van je lelijkheid heen kon zien, zou dan Derk niet een beetje door je make-up heen kunnen zien?’
Het klonk allemaal erg overtuigend voor iemand die - hoe formuleerde Derk dat ook weer - zo weinig onafhankelijk was als Eva. Sally was altijd zo'n handige, echte journaliste. Die wist alles te draaien, tot je 't door haar bril zag. Dat was toch immers die fatale middag óók zo geweest. -
Eva was meer geschokt dan ze wilde weten. Het werd haar nu pas duidelijk, dat ze tot op dit moment met een gedachte had gespeeld, die al lang feitelijk waarheid was geworden: ze kòn niet meer terug. Het was inderdaad zoals Sally zei: haar vriendin voelde zich meer verwant aan de mooie gecultiveerde Eva Blombergh, dan aan de simpele, onopvallende. Het zou een leugen zijn, terug te keren tot de volkomen niet-gemeende
| |
| |
eenvoud: ze hoorde er innerlijk niet bij, en het was de vraag, of ze er ooit bij had gehoord.
‘Misschien is mijn hart wel leugenachtig,’ zei Eva in volle ernst.
't Enige, wat ze van Sally ervoor terug kreeg, was een moederlijke glimlach. Dat lag zwaar op de maag.
Het was onmogelijk, nog langer in de spiegel te kijken. Eva's gezicht hoorde zelfs in natuurlijke staat niet meer bij deze plunje. En er was ook iets in haar houding gewijzigd, waardoor alles tezamen veel weg had van een lachnummer.
Ja, het pad der grijze deugd, naar keuze wit of zwart gestippeld, was voorgoed achter Eva Blombergh afgesloten. 't Maakte haar eenzaamheid nog groter. Want al beweerde Derk nu, dat hij van haar hield, dan kon een kind begrijpen, dergelijke dingen met speciaal gewicht te moeten wegen.
Derk en zij waren veel te sterk uiteenlopende karakters. Wellicht was hij geboeid geweest door haar preutsheid omdat hij die bij anderen niet had gevonden. Of misschien was hij alleen maar geprikkeld door haar tegenstand...
‘Sta je vreselijk te wankelen, Eef?’ informeerde Sally zakelijk. ‘Laat me gauw weten naar welke zijde je omgeklapt bent, kind.
‘Dat weet je al,’ zei Eva neerslachtig.
‘Jij ook?’ vroeg Sally. En begon maar vast de haakjes van Eva's grijze ruit los te maken.
‘Ja, ik ook,’ gaf deze somber toe.
‘Dan moet je je maar voor éénmaal van mijn poeder en rouge bedienen,’ zei haar vriendin peinzend. ‘Want als echte vrouw zul je liever met verkeerde make-up over straat gaan, dan helemaal zonder.’
En dat was ook weer zo vreemd waar; het was een deel van Eva's kleding geworden. Zij zou het in hoge mate onzeker en vervelend hebben gevonden, ‘zonder’ de straat op te wandelen.
Zwijgend werkten ze samen verder aan haar metamorfose.
Het was allemaal zo vreemd - - in wat voor hypnose, in welke betovering was Eva verstrikt? - -
En ze wist niet eens, welk doel alles had.
Toen ze dan eindelijk weer in elegante gedaante voor de spiegel stond, en Sally's plagend applaus moest slikken, vroeg ze: ‘Wat moet ik nu doen, Sal?’
Daar moest Sally weer zo'n raadselachtig gezicht van zetten. Eva hoorde buiten een bloemenventer roepen. Hij had mooie
| |
| |
rozen. Hele-mooie-rozen. Met een onverstaanbare prijs. Om de een of andere niet-verklaarbare reden had ze 'n gevoel, of hij het over haar had.
‘Heb je al gesolliciteerd?’ informeerde Sally.
Ja, dat had Eva. Maar daar kon ze zo gauw geen antwoord op verwachten. Hoewel ze driemaal daags bij de portier van het hotel had geïnformeerd, of er geen post was. -
‘Als je Derk es ging oppassen?’ stelde Sally langs haar neus weg voor.
Smakeloos vond Eva dat. Ze antwoordde kort, dat Derk wel op zichzelf kon passen.
Sally keek haar aan met een verwarde blik, waarvoor Eva haar ogen moest neerslaan.
‘Het is jammer, dat je zo weinig met hem op hebt,’ zei Sally zacht. ‘Het zou zijn beterschap beslist versnellen. Sorry, Eef.’ ‘Beterschap?!’ blafte Eva onthutst. ‘Is 'ie dan niet lekker?...’
‘Niet lèkker?!’ herhaalde Sally op haar beurt. ‘Je weet toch, dat 't ernstig is! Je vroeg straks zelf naar hem Eef!’
‘Ik - -’ o, ja, - nee, - ze had toch Derk niet bedoeld!
‘Ik vroeg naar je vader,’ hijgde ze.
‘Ooo, - o,’ Sally knikte en keek haar aan. ‘Ik dacht, dat je 't over Derk had. Derk ligt met 'n hersenschudding.’
‘Een hersensch...’ Eva zaktee finaal door de vloer. Alles werd rood en zwart, ze hoorde de rozenkoopman ook niet meer.
‘Hij is door z'n stoel gevallen.’
Dat was weer zo'n krankzinnig antwoord, waarvan ze de ernst betwijfelde; tot ze in een licht moment aan de vouwstoelen dacht. -
‘Hij moest thuis nog iets halen, en Vader was er gelukkig niet, en Mams zat op 't terras met de thee. En toen ging Derk - - ’ Sally keek op.
‘In zo'n flapstoel...’ vulde Eva aan, en voelde haar hart dicht knijpen.
‘Ja, en dat doet 'ie altijd zo -’
‘O Sàlly!’ riep ze uit. ‘Is de lat gebroken?!’
‘Ja,’ zei Sally. ‘Mams is vreselijk overstuur geweest... Derk sloeg glad door de stoel heen... met z'n kop op het terras... Ik ben gisteravond even...’
Eva hoorde haar alleen nog uit de verte praten. De duizenden meisjes, de verborgen geliefde, de boze vader - alles zonk in het nietigste niet. Dat Sally daar nog kon staan práten! Over wat 'n dokter zei, en hoe Mams huilde! En over 't medeleven van de mensen in 't dorp. ‘Zou ik 'n taxi kunnen huren?’
| |
| |
vroeg Eva, er dwars doorheen.
Sally zweeg beteuterd. Ze sloeg haar ogen neer en zuchtte even.
‘Zou ik niet doen, Eef. Neem de trein. 't Maakt misschien een half uur verschil, en zolang ligt Derk nog wel ziek zonder jouw hulp.’
Haar woorden schroeiden dwars door Eva's hart.
‘Over drie kwartier gaat er een trein,’ ging ze dromerig voort.
‘Ik breng je met de wagen naar je kamer, je pakt je rommel en wuift iedereen toe, en haalt de verbinding met gemak.’
‘Gauw dan,’ drong Eva aan.
‘Ja,’ zei Sally, en glimlachte. En eensklaps kwam ze naar Eva toe, en gaf haar een kus.
Toen Eva uit de trein stapte, had ze 'n gevoel of ze droomde. Al was haar haast groter geweest dan die van Sally, - het tempo van het donkere meisje was adembenemend. Terwijl Eva haar mantel dichtknoopte, zat ze al in de wagen. En terwijl ze in een verfrommeld spoorboekje uit Sally's dash-board-vak de juiste vertrektijd trachtte te kristalliseren, waren ze al bij het hotel. En met een tube tandpasta in de hand botste Eva tegen een buigend kamermeisje op, dat al 'n fooi in ontvangst had genomen; en beneden boog iedereen behalve Sally, die inschakelde toen Eva naast haar plaats nam en al reed toen zij 't portier nog moest sluiten.
Eva begreep ook niet, hoe ze zo snel aan een spoorkaartje kwam. Van de treinreis wist ze niets meer dan het brandend berouw, dat ze niet tòch een taxi had genomen. De landerijen waren groen en licht, en ruim was de hemel erboven. Maar al noemde men het dan geen boemeltrein, - hoeveel uren schommelde hij langs het landschap, en hoeveel tientallen van plaatsen en plaatsjes hielden de trein op?!
De gedachten van het meisje stonden absoluut stil bij het ongeluk. Ze wist niet meer of ze van Derk hield, of ze bang was, zijn vader te ontmoeten, of het weerzien met het dorp haar gelukkig zou maken. Zij dacht niet aan grieven of wantrouwen of vriendelijkheid; haar hele leven was als een potlood geslepen naar één smalle, scherpe punt toe, die haar bedreigde en stak, en waaromheen al het overige was weggevallen.
En intussen reed de trein maar, en stopte; en mensen gingen eruit en werden verwelkomd, en anderen gingen erin en werden nagewuifd... En de trein reed weer, en stopte weer en reed weer...
| |
| |
Het dorp had een heel ander gezicht, als je 't vanuit het stationnetje binnenkwam. Het was opeens een plaats vol mensen en huizen en bomen en bedrijf, terwijl langs de autoweg alles harmonisch aangroeide. Maar 't was Eva's eigen lieve dorp, en daar had je de winkel van de dames Zwart; en tegen een lantaarnpaal met lofwerk leunde Perel.
Toen hij Eva zag, ging hij op eigen kracht staan en knikte bezorgd, wat haar een ijs-hart bezorgde.
‘'t Is erg, wat?’ zei hij.
‘Toch niets bijgekomen?’ vroeg ze bevend.
‘Nee, alles is nog net zo,’ antwoordde hij. ‘Mar erg ìs 't!’
Er was geen taxi, - zelfs geen ponywagentje bij 't station. Zoiets had het dorp niet. Mensen, die 't dorp bezochten, werden altijd verwacht, en dan door de betreffenden afgehaald in een of ander vehikel; of ze werden niet verwacht en liepen. Zo is het leven.
‘Zal ik u brenge?’ stelde Perel voor.
Ze vergat, hoe hij haar indertijd had gegriefd, en zette haar korenblauw schoentje op een wagenspaak. Perel hielp haar onbevangen en zakelijk, zodat ze erg gauw boven was.
Een van de dames Zwart, met de ogen over het etalagegordijntje, moest er het hoofd van schudden en achterom iets zeggen.
Ja, ze was er weer.
En nu Eva eenmaal het dorp had betreden, klopte haar hart even minder zwaar.
De jonge zomer rijpte rondom. In de tuintjes bloeiden nu pioenen en campanula en slaapmutsen, en het gras was druk bevolkt met madelieven en paardebloemen. Het tere groen van de bomen langs de weg was dichter geworden, de perelaars en pruimebomen hadden hun blanke bloei lang geleden gestaakt en maakten gemene zaak met beuken en geschoren linden. Zo was de straat geworden tot een galerij met een groene koepel.
De poezele bigjes waren nadenkende jonge varkens geworden, met reeds enige ervaring in 't bemodderen; de lammetjes hadden ook oudere allures en graasden - lieve hemel, ging het leven zo snel?
Daar had je de snoepwinkel van Teuntje. Op een wit karton in het raam stond met blauw potlood in letters als krakelingen- ‘heden toverballen’; Teuntje beoefende dus de nieuwe spelling. En verderop doemde het dak van Aatje Broek. En ach, die heerlijke levensboom in Geertje's voor- | |
| |
deur! - -
Eva wist opeens, met diepe, heel warme ontroering, dat ze hier gelukkig was geweest. Gelukkig! Zelfs tijdens haar hevige ruzie met Derk op het kleine akkerpad tussen 't koren. Gelukkig, misschien zelfs op het ogenblik in de stal bij Leendert Perel. En nu zat ze naast hem op z'n kar, en reed stap-stap doodbedaard naar Derk, waar haar gedachten al lang waren; waar haar hart al duizendmaal heen was gefladderd.
En Sally had de brief, waarin Derk zijn liefde voor Eva bekende... Die moest ze van haar zien te krijgen.
‘Hoe is 't met je zoon, Perel?’ informeerde ze.
‘Lang nie gek,’ zei Perel tevreden.
‘En de vrouw?’
‘Ok.’
Zo in telegramstijl zouden ze nog heel wat kunnen praten, voordat Eva de Wilde Heuvel bereikte.
Maar midden in 't dorp werden ze gezien door burgemeester Van der Dam.
Hij stak een wandelstok op en glimlachte met al zijn gouden, namaak- en eigen tanden. Eva kon het kijken niet laten, want die gouden waren in de verte toch nog bijna familie van haar, en de kunsttanden helemaal.
‘Weer terug?’ vroeg hij. En ze had het hart niet ‘nee’ te zeggen. Zou hij nooit jong zijn geweest, en in zorg over zijn recht-statige burgemeesterske?
Het paard hinnikte en Perel zuchtte.
‘'t Werd tijd dat u kwam,’ vertelde de burgemeester.
En toen vond 't paard uit eigen beweging, dat het tijd werd om door te rijden.
Ze knikten en wuifden, doch hadden net zo goed kunnen blijven stilstaan, want negen stappen verder had je Freule Ianshoven. Ze hield met moeite Heintje in toom, die huilde om het paard van Perel, en beslist van een vlierstruik wou grazen.
‘O, wat ben ik nu toch blij!’ zei Freule Ianshoven, alsof ze begon te zingen. Zou ze nooit hebben gehoord van Gesina Blombergh op de kermis, en het bloed dat zich niet verloochent?
‘De Bindelaars zeiden al, dat u beslist dadelijk zou terugkomen, maar u zat natuurlijk vast met uw werk!’
Eva knikte en ontweek een elleboog van haar metgezel, die in z'n zak naar een pruim zocht.
‘Is het waar, dat u gauw gaat trouwen?’ informeerde het freuletje verder. ‘Meneer Bindelaar vertelde, dat u een reusachti- | |
| |
ge receptie wilde geven, maar dat u 't met Derk nog niet eens was op dit punt, omdat Derk een staande receptie wilde, en u meer sans gêne, met een kopje thee...’
Het lieve dorp had overal oren.
Toen wou hun paard weer verder, en 't hielp niets, of Perel al ‘ho’ riep, of ‘stik, verdomme!’ Dat wond alleen Heintje op, zodat Freule Ianshoven bijna achterover sloeg.
Eva voelde zich angstig en blij tegelijk. Als Derk maar niet ongeneeslijk ziek was... Maar dan zou ze altijd bij hem blijven, want dan had hij haar beslist nodig. O, als hij maar niet boos was, of veranderd. -
‘Perel,’ vroeg ze, ‘hoe komt het, dat mensen in een dorp altijd alles weten?’
‘Omda't zo stil is,’ meende Perel wijsgerig. ‘En klein.’ Hij verhuisde de pruim, ontdeed zich zijdelings van een straal tabakssap en legde uit: ‘Roer es mê je vinger in de zee! Of roer es mê je vinger inne teil woaters...’
Ze kon alleen maar knikken bij zulke glasheldere redenaties. ‘Ik weet bevobbeld,’ vervolgde Perel, en hij kneep zijn ogen half dicht, ‘daddu schrikkelik boos ò'me gewee' bin. Mar da' hoorden ik te loat... anders ha'k je alles verteld, jefrouw... 't Had noit, noit zo gek magge goan...’
Eva zweeg uit het veld geslagen, en voelde een onaangename warmte naar haar wangen stijgen.
‘'t Enige, wa' niemand wist, was just waddu weten wou... En da' zit zo...’ Hij vouwde een eeltige bruine hand open, alsof Eva de hare erin moest leggen. Maar dat leek haar onnodig, daar bovenop die bok, in haar blauw-groene pracht. ‘Meneer Derk ze voader het mijn 't land voor me koeis afgenome. Rijke mense kenne zoies wel es doen... En da' het 'n reuze kerremis gebroch mê z'n zoon... En op 'n oavond kwamp meneer Derk bij me proate, om 'n ander stuk land voor me te hure... Mar ik was d'r nie, want ik most me werk toch afdoen! En ik was noar de netoares in de stad... En me vrouw was reuze zwanger, en 't kon elk ogenblik beginne, za'k mar zegge. 't Wer' mê alles mee zo loat, da'k in de nacht thuiskwamp. In die nacht, jefrouw, is me zoon gebore... en d'r was niemand as meneer Derk, toen 't begon, 's oaves, en we wone zo afgelege, en de jeffrouw van de djakennie was vroeg nar huis gegoan, omda' ze oavanddiens' had..’
Het was een spannend verhaal. Daar liet het leven in dit blijde dorp, waarvan Eva nog slechts bloesem en schaapachtigheden had mogen waarnemen, plotseling een ernstig gezicht
| |
| |
zien! De gelukkige vader moest er diep van zuchten.
‘Meneer Derk het me zoon gehoald. Pas loater is de dokter gekomme, 's morgens om drie uur... toen was alles al kloar... Mar me vrouw schoamde d'r eige zo bar, ze dee niks as grienbekke. Ik zeg: “Mens, meneer Derk is 'n schilder, die ziet elleke dag twoalef noakende vrouwe.” Mar ze kon 't nie verkroppe en ze schreuwde van 't huile, en snokte, dat' zíj doar nie bij hoorde. En meneer Derk en de dokter en ik moste allemoal op de Bijbel belove, dawwe d'r niks van zouwe zeggen.’
Eva begreep. De angst van Netje Perel voor dit dorp. Haar vreselijke verlegenheid. Perels trouwhartige praat tegen Eva in de stal. Derks vasthouden aan het eens gegeven woord.
O, ze begreep alles, àlles. Daarmee had ze hem moeten helpen, om ondanks de pressie van het Germsen-monster eventueel roeren in deze situatie te voorkomen. Wat had hij er veel voor over gehad! Hoewel ze een dergelijke geheimhouding overdreven vond. Maar ja, zij was ook maar een vrouw... ‘Dus nou heb je de Bijbel verzaakt, Perel!’ zei ze.
‘'k Hè 't Netje van tevore gezegd!’ antwoordde hij kort. Toen leunde Eva in verrukking achterover en verongelukte haast, want er was geen leuning. En ze zei: ‘Perel, wat ben ik ontzàglijk blij met dit geheim!’
‘Joa,’ antwoordde Perel, en kneep zijn gezicht in rimpeltjes. Maar eensklaps reed het paard door de bocht in, tussen de hekken van de Wilde Heuvel door. En meteen schrok het van geraas en sprong opzij. Perel klakte met de tong. Eva verloor het laatste evenwicht en greep zich aan haar koetsier vast. En Perel sloeg een stalen arm om haar heen, zodat ze met baretje en make-up tegen zijn harige, ontblote borst lag.
De enigen, die dit aanschouwden, waren Simon en Mária Bergenaar de Moule, die juist van het huis kwamen in hun badkuip. Ze hadden Eva nog nooit zo nieuwsgierig bekeken.
Die richtte zich op en duwde het baretje in de juiste stand.
‘Gunst, bent u het?’ vroeg Mária. En keek nu naar Perel.
Hoe of 't met Eva ging? En of ze nu pas had vernomen, dat Derk ziek was? Of had ze aldoor moeten dansen??
‘Ach, nee, de juffrouw danst toch niet, Mária!’ zei Simon.
Nou ja-. -. -. Ze privé-secreteerde dan toch... Mária begreep best, aan haar ogen te zien, dat Eva nooit op die wagen geklauterd zou zijn, als Perel een vrouw was geweest...
Ze moesten opzij. En de Smoelen moesten achteruit. Ze bedankten elkaar, en knikten; en dachten elk het hunne. Veel
| |
| |
lieve wensen vervulden de zomerlucht.
En Eva reed stap-stap recht op het bordes af. De vogels zongen. Het paard zwaaide zijn staart. Een vlinder danste luchtig langs de rozen.
Overigens was het angstig stil.
|
|