| |
| |
| |
12
‘Eefje,’ zei Derk plechtig, toen ze in de tuin waren aangeland, ‘Nou ben je eigenlijk al met me getrouwd, kind, want zo kernachtig doet geen priester het, laat staan die vervelende burgerlijke stand!’ En hij làchte!...
Terwijl Eva zich met knikkende knieën overeind probeerde te houden, en innerlijk siste als een stuk ijs in 't vuur, lachte Derk.
‘Zul je dan nóóit eens ernstig worden!’ vroeg ze verwijtend.
‘Toch niet voor zóiets!’ verbaasde Derk zich. ‘Ik heb me moeten inhouden, met alle manlijke beheersing, om niet pal in vaders gezicht te bulderen van 't lachen!’
Dat benam haar de adem. Een dergelijke houding viel buiten de grenzen van normaliteit, meende Eva.
Maar Derk leunde tegen een boom en schaterde vrij uit.
‘Zoals jij de ouwe heer de waarheid zei!’ hikte hij. ‘Je bent 'n heldin, Eva! Ik zou 't zo niet durven! En je ging almaar verder, zonder te zien, hoe je 'm op hoogspanning bracht! Nee, lieverd, ik mag er geen meelij mee hebben, dat je nu met me moet trouwen!’
Dat maakte de verontwaardiging helemaal in haar los. Ze vroeg op hoge toon, wat ze dan had moeten doen, aangezien ze van haar schijn-verloofde niet voldoende hulp had ontvangen.
‘Je had moeten huilen,’ zei Derk. ‘Maar jullie, moderne vrouwen, zijn nog taaier dan kerels. Mams is de enige, die met vader weet om te gaan.’
Had ze dat maar eerder geweten! Nu had ze zich expres zo machtig voorgedaan!...
Intussen zou Eva geen vrouw geweest zijn, 't zij dan modern of ouderwets, als ze net zo onverschillig over het aanstaande huwelijk was heengestapt als Derk. Zij informeerde, hoe hij dit meende te moeten oplossen, daar een trouwpartij op hun programma niet voorkwam.
‘Niet?’ verbaasde Derk zich. ‘Wat is dat nou, Eva? Ik meen duidelijk je belofte aan Paps te hebben verstaan!’
Maar hij kreeg toch een heel klein beetje medelijden met haar, en opperde een schijn-huwelijk.
| |
| |
‘Je hebt nou toch je tante verspeeld.’
Wat Eva gemeen vond.
Over andere oplossingen moest ze maar met zijn vader overleggen. En alles zei hij met een gezicht, dat straalde van plezier.
‘Wat zal je meisje ervan zeggen?’ wreekte Eva zich.
‘O, die maakt zich natuurlijk bezorgd,’ zei Derk. Zelfs dat scheen genoegelijk te zijn.
Toen verloor Eva eindelijk alle zelfbeheersing en begon zo te trillen, dat ze geen woord meer zeggen kon. En Derk toonde, een waardig zoon van zijn vader te zijn, want hij werd op slag ernstig en vriendelijk en sloeg een arm om haar heen - het was dus geen sprookje, dat zijn moeder het meest bereikte met huilen.
Hij bracht Eva naar een paar vouwstoeltjes, vleide haar met zorg neer, en zei, een glas water voor haar te zullen halen.
Ze bleef een ogenblik alleen in de stille tuin, en was daar intens dankbaar voor.
Er was nu geen tijd meer te verliezen - ze moest weg. Derk had gemakkelijk lachen en grappen maken, doch zij stond er alleen voor.
Hoe had hij dat ook weer tegen tante Gien gezegd? -: ‘Als er over veertien dagen bij u wordt gebeld...’
De tweeling behoorde zelfs theoretisch tot de onmogelijkheden, en Eva was ook nog niet dadelijk aan de laatste stuiver toe; maar was ze óóit zo alleen geweest?...
Dat ze bij tante Gien niet meer behoefde aan te kloppen, stond voor haar vast. Zonder geld zou ze haar al heel moeilijk accepteren, mèt beslist helemaal niet, aangezien dat Eva's moraal in hoge mate verdacht maakte.
Bij Sally kon ze ook niet meer aankloppen. Nee, nu zou ze dan toch op eigen benen moeten staan.
Derk kwam terug met limonade. Hij bediende Eva vol toewijding. Ze kreeg zijn zakdoek te leen, met een ruime plens eau de cologne erop. En Derk liet haar als een klein kind drinken, met een arm om haar schouders, en het hoofd vlak naast haar. Dat verminderde haar nervositeit niet. Alleen wenste ze een ogenblik, dat zo zijn geliefde hen eens kon zien. En aangezien Derk juist vroeg, wat ze nu wel dacht, zei ze het hem.
Had ze verwacht, dat hij lachen zou? Of eindelijk eens boos worden? Hij keek haar nadenkend aan en glimlachte heel teder.
‘Ave Eva!’ zei hij toen. ‘Wees gegroet, vrouwmens!’
| |
| |
Wat ze een walgelijke vertaling vond.
Hij stond op en liet zich, met de hakken achter de dwarslat, langzaam op het tweede stoeltje neer op de manier, welke zijn vader zo irriteerde.
‘Ben je nooit eens bang, dat die lat breekt?’ informeerde Eva, om haar gedachten van andere onderwerpen af te leiden.
‘De verwachting in je stem is muziek, Eva!’ zei Derk. ‘Zou je lachen?’
‘Ik zou gieren!’ antwoordde ze, rancuneus.
‘Zelfs tegenover elkaar zijn we niet eerlijk,’ zei Derk peinzend. ‘Je zou dodelijk overstuur zijn, en je zelf de schuld geven van 't een of ander. En als ik het niet overleefde, zou je verkrimpen van berouw, over alle onaardige dingen, die je hebt gezegd en gedacht.’
Zijn woorden gaven Eva zo'n raar gevoel, alsof ze naakt stond.
Hoe kon iemand zo dwars door haar heen kijken! Het was aangrijpend. Ze wendde zich akelig getroffen af.
‘Ja, ik doorzie je hart, Eva!’ voegde Derk er vriendelijk bij. ‘Je hebt héél wat onaangenaams gedacht, over mij. Maar lieverd - diep in je hart heb je er geen woord van gemeend.’
Hij legde een hand op haar pols. ‘Weet je eigenlijk zelf wel, hoe 't er diep in je hart uitziet, Eefje?...’
‘Nee, daar heb ik jou voor nodig!’ bitste ze.
‘En weet je, hoe 't er in mijn hart uitziet, Eef?’
‘Jawel,’ antwoordde ze, en voelde haar boosheid weer aangloeien. Hij had zeker aan één geliefde niet genoeg? ‘Uitverkoop tegen spotprijzen, met de daarbij behorende run van burgerjuffrouwen.’
Hij keek eigenaardig. Wellicht teleurgesteld? Hij had beslist een verrukkelijk flirt-gesprek verwacht. Eva stond op.
‘Kind, kind,’ zei Derk, en keek op z'n horloge, ‘dat wordt dus toch vier uur drie.’
Zelfs dàt raadde hij. Ze moest gauw uit deze omgeving verdwijnen.
‘Kunnen we nooit es eerlijk samen praten, Eva?’
‘Nee, Derk.’ Zij gaf 'm zijn zakdoek terug.
Eerlijk praten moest hij maar met een andere doen. Ze liep over het grasveld naar huis toe. Voelde zich aan het eind van al haar krachten. De tranen welden in haar ogen ondanks haar hevige pogingen om zich te beheersen.
Ze bedacht, desnoods te zullen vluchten.
Nu meteen.
| |
| |
Ze moest haar tandenborstel en haar geld halen, en zo nog enkele dingen, en dan met een pakje onder de arm gewoon naar het station lopen. Dat zou niet opvallen.
Eva koerste door de eetkamer en de hall naar de trap.
Maar eerst liep ze, verblind door de tranen, nog even tegen een dik, warm iets op, dat naar sigaren en haarwater rook.
‘Kun je niet uit je ogen kijken?!’ schetterde de gastheer.
Ze was echter nu reeds, door haar besluit, los van alles.
‘Op zij!’ snauwde ze.
En pa Van Hellenduyn ging opzij. Zonder repliek.
Wat was de stad druk en koel-onverschillig. Het was niet akelig, - het was bijna prettig. Eindelijk vrij. Helemaal vrij, niet gebonden aan enig oordeel. Het was in de stad heel zomers. Waren het de grote hoeden, de dunne japonnetjes, de lichte zomerpakken van de mannen? Eva besefte het niet. Het was er niet zo teder zomer als buiten.
Ze kocht een klein, chic koffertje en deed daar haar pakje in. Zo stapte ze naar een net hotel in een buitenwijk.
Het eten smaakte haar niet; ze had een katterig gevoel in de maagstreek en hoofdpijn. 't Vertrek van de Wilde Heuvel, met een afscheidsbriefje aan mevrouw Van Hellenduyn en een pakje (juwelen) voor Derk, had haar meer opgewonden, dan ze kon vermoeden.
Nu zou de bom barsten, en Derk moest dan maar in zijn eentje de kaarten op tafel leggen, en trouwen met Mia, of het hele spel openen, en trouwen met die andere - -
Eva achtte haar plicht volbracht. Wat was ze er arm en berooid uit te voorschijn gekomen! Weliswaar had ze haar twaalfhonderd gulden van de eerste vier dagen, maar nu had ze geen schijn van een eigen dak boven 't hoofd, en kon Sally, haar enige vriendin, ook niet meer ontmoeten.
Na het diner belde ze Sally op. Dat leek haar niet meer dan beleefd.
‘Hallo, met Sally van Hellenduyn!’
Ze hadden allemaal die zorgeloze intonatie.
‘Je spreekt met Eef.’
‘Hé, kind, waar zit je?’
‘Ik ben gevlucht. Vanmiddag heeft je vader in een ontzettende scène Derk en mij gedwongen, in een huwelijk toe te stemmen.’
‘Krankzinnig!...!’
‘Ja. Derk nam niets au sérieux en kletste over een schijnhuwe- | |
| |
lijk.’
‘Ach, Eéééf!’
‘Ja. Ik ga niet meer terug.’
‘Waar zit je?’
‘Dat zeg ik niet, Sally. De boel is nu toch finaal kapot.’
‘Waarom bel je dan op?’
Dat was weer echt de nuchter denkende, praktische, werkende vrouw.
‘Om je te zeggen, dat ik je zo dankbaar ben voor alle vriendschap, die ik van je heb ondervonden.’
‘Klets niet, meid.’ Dat verwarmde Eva's hart toch wel een beetje.
‘Ja, ik zou het onbeleefd hebben gevonden, zo uit je leven te verdwijnen.’
‘Kind, daas nou niet. We hebben je ontzaglijk in de modder gewerkt! Ik kom meteen naar je toe. Waar zit je, lieverd?’
Toen hing Eva de haak op, want het werd haar opeens te machtig. En ze huilde in haar eentje daar in die hotel-telefooncel. Ze voelde zich meer dan armzalig; zij kende niemand en niemand kende haar, en ze wist ook niet, hoe dit moest veranderen.
Met haar behuilde gezicht wilde ze niet in de algemene schrijfof zitkamer worden gezien, dus ging ze met een avondblad naar boven.
Wat was er logischer dan dat ze aan solliciteren dacht, om maar weer op kantoor te gaan?
Het zat in de familie.
Eva vond vier advertenties, die haar geschikt leken.
Als ze echter erop wilde reflecteren, zou ze toch naar de schrijfkamer moeten. Nee - en daar had je de lichtzinnigheid weer - zij besloot boven te blijven, en kroop geschokt en ijskoud onder de wol.
Nu was ze nooit verwend geweest met aangenaam gezelschap, noch met genegenheid. Hoe kwam ze zich zó ontzettend verlaten te voelen?
Was haar leven dan op de Wilde Heuvel inderdaad prettig gevuld geweest, ondanks Derks problemen-jagerij en de humeurige uitvallen van meneer Van Hellenduyn? Op de een of andere manier was Eva er aangenamer bezig gehouden, dan ze had beseft. Wellicht door de hartelijkheid die ze zowel van Derk als van zijn moeder, en ook van de dorpsbewoners had ondervonden. Er was iets, - iets subtiels, wat ze niet onder woorden wist te brengen - wat haar had verblijd, al die veer- | |
| |
tien dagen. Het leven was ondanks haar persoonlijke hartkloppingen tòch wel behaaglijk geweest.
Terwijl ze tussen de kille lakens wegdoezelde, trok heel het bont avontuur aan haar voorbij: Aatje en Teuntje, en Geertje. De geiten. Ach, hun lieve, zachte ogen! - Eva's eigen plotselinge, uiterlijke verandering; tante Gien, schrikbeeld van zelfbedachte gerechtigheid; de mooie kleren en juwelen - dingen, waar elke vrouw toch in haar hart belangstelling voor heeft. Mevrouw Van Hellenduyn en haar altijd boze man, en Derk... en alle heerlijke bomen en bloemen en planten...
Het was, mèt alle verwikkelingen en zorgen, een heel blij lied geweest.
Vreemd, dat een mens zoiets altijd pas later kan overzien, als het voorbij is.
Eva sliep slecht en droomde ongenoegelijk. Het leven was een eindeloze jacht, van kantoor naar kantoor. En overal zat een donkere jongeman met grijze ogen te schateren, en alles wat Eva werd gevraagd, was haar onbekend.
Van Greften, de baas waar ze was ontslagen, zat aan een soort vleesmolen te draaien, waar ritsen bankpapier uit siepelden; en hij bulderde vlak in Eva's gezicht: ‘Zul je je hand erin steken, of niet?’ en ze zei ‘ja’, al dacht ze er geen seconde over. Daar moest de vleesmolen zo verschrikkelijk van lachen, dat alles dreunde - - en toen zag Eva pas, dat 'ie ook weer het gezicht had van die zwarte jongeman met grijze ogen. Zij probeerde met 'm te praten, zonder dat de baas het merkte. Ze zei: ‘Als je maar íéts had gemeend van alles, wat je zei en deed - -’ en moest balken van 't huilen, uit puur medelijden met zichzelf. Doch Derk lachte en antwoordde:
‘Klets niet, meid!’ en hij wilde haar kussen. En al huilend gaf Eva hem zo'n ontzettende slag in 't gezicht, dat 'ie helemaal aan bankpapier uit elkaar fladderde -
Zij werd dodelijk onthutst wakker, badend in zweet en tranen. Want ze meende nu wel zeker te weten, dat ze in haar afschuwelijke onbeheerstheid Derk van de aardbodem had weggevaagd. Derk dood! Wat ze juist zo had gevreesd. Of eigenlijk niet gevreesd, want daar was niet veel aanleiding toe geweest, voordat ze haar onmenselijke kracht op hem had gemeten...
Maar ze was toch een paar maal om de een of andere reden bang geweest, dat hij pijn zou hebben...
Ja, waarom had ze zich eigenlijk zo dwaas bezorgd gemaakt? Daar was immers geen reden toe, want Derk redde zich heus
| |
| |
wel!
Och, waarom irriteerden zijn lachbuien haar zo? Ze waren meestal wel gegrond, en de een heeft nu eenmaal meer gevoel voor een bepaald soort humor dan de ander. Bovendien, waarom zag ze hem aldoor voor zich? Ze waren nu van elkaar af, de knoop was op een praktische manier doorgekapt. Zij moest er blij om zijn!
Waarom voelde Eva zich zo ontzettend verlaten! Toen ze Derk nog niet kende, was ze niet eenzamer geweest. En ze had zich toch niet zó ongelukkig gevoeld, nee, beslist nooit... En waarom huilde ze eigenlijk zo?... Welk onbekend verdriet maakte deze stroom van tranen in haar los, en dreigde haar hart weg te spoelen? - Er gebeurde iets vreemds, met Eva's hart. Of was het haar ziel - - Het was, of die zich opende, - of ze bloemen zag en rook, veel bloemen; àlle bloemen, die in veertien heerlijke lentedagen tegen haar hadden geglimlacht. Het was, of ze een zachte stem hoorde zingen van een ver land en een stille boom boven een laag dak...
Toen trok er een wonderlijke gloed door haar heen. Ze lag doodstil. En dacht beschaamd: ‘Ik houd van hem’.
Het was tegelijk een hevige pijn en een zoete sleutel voor alle vragen. Haar gehele gedachteleven kon er aleen maar bij zwijgen en het hulpeloos aanvaarden.
En dan van zo nabij te weten, wat voor een gruwelijke flirt hij was, en hoe luchthartig.
Was het werkelijk liefde?
Hij had haar gekust, en ze had er alleen maar verdriet om gevoeld, en schaamte. Zij had een verlovingsring van hem gedragen, zonder enige vreugde. Eigenlijk was ze alleen maar op een kleine, vreemde manier gelukkig geweest, als hij boos was, of als ze medelijden met hem had. Wàs het dan werkelijk liefde?
Ach, het kon niet! Liefde was heel iets anders; groter, mooier, warmer...
Hoewel Eva diep in haar hart wist, hoe hemels gelukkig ze geweest zou zijn met een klein cadeautje van hem, dat hij echt had gemeend. En ze besefte ook, dat ze heel teder voor hem zou kunnen voelen, wanneer hij niet zo luchtig over alles heen was gestapt.
Derk.
Er zat een visioen en een muziek in die naam, welke haar klein en verlegen maakte. Ze wilde het graag vergeten, maar kon aan niets anders meer denken.
| |
| |
De nacht ging voorbij met peinzen en woelen. Alle uitwegen leken dood te lopen op dit ene grote bewustzijn - dat zelf geen toekomst toonde!
Eva moest zich verzetten en zo snel mogelijk werk zien te vinden.
Maar als ze zich het dorre kantoorleven trachtte voor te stellen, kwam Derk weer voor haar ogen en lachte, of keek haar heel betekenisvol aan. Dat leidde Eva gruwelijk af van haar brave plannen.
En bovendien, hoe moest het nu komen met haar uiterlijk? Want dat kon niet blond en schoon blijven; dat kostte inderdaad teveel voor een gewone kantoorjuf! Ze zou weer terug moeten in het ouwe gareel, dat was het ergste. Of was het ergste, dat ze voortaan alleen zou zijn?...
Ach, alles was verschrikkelijk. Hoe kon nu toch het hele leven zo als een kaartenhuis in elkaar storten, terwijl Eva heus niets kwaads had bedoeld?
Zo sleepte zij zich vier dagen en vijf nachten door de mateloosheid van vergeefse gedachten en zelfverwijt. Ze ging in wanhoop naar monsieur François. Hij was ten hoogste verbaasd. Quoi?! Mademoiselle wilde weer worden, zoals ze was geweest?? Onbegrijpelijk!
Dat moest Eva dan toch maar slikken van een hoffelijke Fransman.
Nee, het was héél jammer, maar lelijker kon hij haar niet maken.
Dat klonk in haar gevoelig oor ook niet beleefd.
‘Ik wil maar zeggen,’ voegde monsieur François hieraan dan ook haastig toe, ‘u bent nu toch inderdaad mooier dan vroeger, n'es-ce pas?’
Eva hield haar muisgrijs verleden de hand boven 't hoofd door de schouders op te halen.
‘Mais mademoiselle!’ zei monsieur François. ‘U was werkelijk te weinig verzorgd. Een vrouw als u heeft verrukkelijke mogelijkheden, mademoiselle! Ik ben gelukkig geweest, u te mogen helpen. Kijkt u in de spiegel, mademoiselle!’ Hij sloeg met een hemelse blik de handen in elkaar.
Eva keek in de spiegel. En zag de monsterachtige gele krullen boven een onmogelijk roze gezicht met diepe kringen onder de ogen. Wie had haar óóit kunnen suggereren, dat ze enigermate aan schoonheid had gewonnen! Zij begreep, hoe tante Gien geschrokken moest zijn, toen ze ontdekte, dat Eva Eva was.
| |
| |
‘Mademoiselle,’ monsieur François raakte vertrouwelijk haar hand aan, ‘u bent niet in de juiste stemming. U heeft - permettez, s'il vous plaît - zorgen. Maar als ik alle vrouwen naar hun dagelijkse nuance de coeur moest verven en kappen, dan had ik dagwerk, alleen met mijn echtgenote...’
Hij was veel te Frans voor een Hollandse vrouw met verdriet. ‘Ik heb geen geld om dit vol te houden’ zei Eva eerlijk.
‘Ah,’ (met een schandalige knipoog) ‘ca viendra...’
Nee, bij monsieur François bereikte ze niets.
Die avond solliciteerde ze, in de schrijfkamer van het hotel gezeten, op zeven advertenties; drie voor kantoorwerk, één voor verkoopster in een manufacturenhandel, twee voor hulp in de huishouding en één als kassajuffrouw in een warenhuis. Bij de een zou ze niet meer spitsroeden lopen dan bij de ander, dat stond wel vast. Van alle dingen had ze even weinig verstand.
Eva voelde zich doodziek. En tegenover de spiegel staande besloot ze, voor monsieur François een knieval te doen om tenminste een minder opzichtig kapsel van hem los te krijgen. Dat troostte haar die nacht, in haar vele wakkere uren. Zij stond al om acht uur voor de deftige kapperszaak, omdat ze bang was, Sally er te ontmoeten op normaler uren.
Monsieur François sliep nog.
Ze liep vijf blokjes om en berammelde tussentijds de deur.
Om negen uur kon ze binnen gaan tussen twee werksters door.
Monsieur François hoorde haar aan, terwijl zijn tong nog bij zijn kiezen bedelde om de rest van het ontbijt.
‘Quoi?!’ riep hij uit. ‘Nòg eenvoudiger? Mademoiselle!!’
Intussen had ze hem een juffrouw zien toeknikken, en hij had zelfs even met haar moeten smoezen. Ze verdween, met omzichtige afstof-manualen, in een telefooncel van wit, gecapitoneerd leer.
Het zweet brak haar uit. Belde dat mens de politie op, of Sally?
‘Tja,’ zei monsieur François, ‘gaat u eens zitten...’
‘Ik heb vandaag geen tijd,’ antwoordde Eva.
Waarom? Of ze zo bezet was?
Eva knikte.
De kleine Fransman keek haar open aan. Toen glimlachte hij, met een blik naar de telefooncel, en knikte ook.
‘Kom, mademoiselle,’ zei hij. ‘We begrijpen elkaar. Mag ik u iets vertellen? - Alors, mademoiselle Van Hellenduyn was
| |
| |
hier gistermiddag, extraordinairement agitée - u zult wel begrijpen, waarom. Ik weet de reden niet.’
Eva's wangen mochten eindelijk weer eens van zichzelf blozen.
‘Zij is radeloos over u, mademoiselle!’
Eva haalde nog eens de schouders op.
‘Vraiment! Ze heeft er alles voor over, u te ontmoeten. Mademoiselle Van Hellenduyn a pleuré...’
Dat was absoluut tegen Sally's stijl, dat Eva er geen woord van geloofde. Eerder zou Sally de politie aan het werk zetten. Of Eva nu niet éven wachten zou?...
Ze kreeg een schok. Sally was al op weg! Ze zou dadelijk daar zijn! Nooit! Nóóit! Eva moest dadelijk verdwijnen. Niets kon bitterder zijn dan nakaarten. En Sally's hulp, hetzij geldelijk of voor introducties, was Eva na alles niet welkom. Nee, ogenblikkelijk verdwijnen was het enige.
‘Mademoiselle’... kreet de kleine Fransman. ‘Alors, mademoiselle!... un moment, un moment, je vous en prie, mademoiselle!...’
Op de mat hield zij haar schreden in.
Hij was buiten zichzelf, vloekte zelfs, en sloeg zich voor 't hoofd, dat hij zo stom was geweest, te geloven, dat enige vrouw redelijk zou kunnen zijn!
‘Als ik u niet vangen kon (hij zei letterlijk “vangen”), moest ik u dit geven.’
Ze kreeg een witte, geparfumeerde envelop uit zijn portefeuille.
En daarmee in de hand stormde ze de straat op, een zijstraat in, een steegje door, nog een zijstraat in, om dan per tram naar het hotel te vluchten.
Eva had vage visioenen van groene grachten en een bloeiend park, doch misschien waren dat slechts herinneringen uit blijder dagen.
Als een dwaze beende ze naar haar privé-kamer en ging op de rand van het bed zitten, voordat ze de witte envelop opende. Alsof er kostbare dingen in konden zitten! Alsof ze nog goede of vriendelijke dingen wachtende was.
In de envelop zat een chèque voor een bepaalde bank. Achttienhonderd gulden. D.A.N. Reyder van Hellenduyn. En in een hoekje, heel klein, stond geschreven: ‘z.o.z.’
Zij draaide het papiertje om. Daar stond in het bekende schrift, dat ze eerder op een visitekaartje gelezen had:
‘2 d. à f 300,- + 8 d. à f 150,-.’
| |
| |
Haar eerlijk(!) verdiende geld. Maar toch was dit het niet, wat haar zo aangreep, dat haar ogen dreigden alweer over te lopen. Eronder was in waterverf een takje vergeet-me-nieten geschilderd.
Wie deed dat nu op een chèque! Alleen Derk kon zulke luchtige, romantische dwaasheden begaan. De Hemel mocht weten, hoeveel vergeet-me-nieten hij al had geschilderd.
En toch trof het haar ontzettend diep; ze moest er haar neus van snuiten, want alles had zo mooi kunnen zijn. Zij was er zo kapot van, dat ze overwoog, de chèque te bewaren en niet in te wisselen.
De kelner, die 's avonds bij het diner een vaasje met een roos en wat vergeet-me-nieten op haar tafeltje zette, net als op andere tafeltjes overigens, zag ze erop aan. Zij voelde zich bespied en had geen rust meer.
De daarop volgende ochtend stond ze om negen uur voor het bewuste bankgebouw. Een nuchter, praktisch inzicht gedurende de nacht had haar de achttienhonderd harde guldens doen verkiezen boven het geschilderde bloemtakje, waarvan de waarde haar twijfelachtig leek.
Het was weer donderdag, nu was ze al een week in de stad.
Een brommerige vlerk van een jaar of twintig nam de chèque aan en zei, de kassier te zullen roepen. Toen hij de ondertekening zag, nam hij Eva brutaal op, en zei:
‘Nou, nou, u bent d'r ook gauw bij! U hebt zeker ook gehoord van hun verliezen!’ en hij grinnikte met het onverschillig leedvermaak, dat alleen arme klerken op dure banken kunnen koesteren.
‘Welke verliezen?’ informeerde Eva koel.
‘Van die familie,’ zei de jongen. ‘Zoiets van een miljoen, hè?...’
‘Een miljoen?’ herhaalde ze perplex. ‘Wie?...?
‘Nou,’ hij haalde humeurig-spottend de wenkbrauwen op. ‘Die mensen Reyder van Hellenduyn!’
Eva had het gevoel, of ze op haar hoofd stond, en kon geen woord spreken.
De kassier, een donkere man met een vreselijk verantwoordelijk gezicht en een Haegs accent, vroeg haar, of ze híér even wilde tekenen.
Zij zette haar naam onder de vergeet-me-nieten. 't Leek wel een trouwbelofte.
Terwijl ze haar legitimatie toonde, vroeg ze zo gewoon mogelijk, wat er waar was van de geruchten van de financiën van
| |
| |
de familie Reyder van Hellenduyn.
‘Dat zou ik u niet kunnen zeggen, daeme,’ antwoordde de kassier. ‘Wij houden ons niet bezig met geruchten.’
Een dergelijke klap in 't gezicht was haar te bar. Met het hooghartigste air van de wereld vroeg ze de directeur te spreken.
Zeker, daeme. Of ze ook zeggen kon, waarover ze de directeur wenste te spreken?
Dat meende Eva hem beter zelf te kunnen uitleggen.
De kassier verdween met een schuldige rug.
Eva vertelde de directeur, dat ze lang buitenslands was geweest, en zich interesseerde voor genoemde familie, omdat ze tot haar heel goede kennissen behoorde. Dat ze hen liever niet zelf naar een zo pijnlijke aangelegenheid wilde vragen, en daarom had getracht, zich tot een beschaafd, vertrouwd man te wenden.
Wat ging het liegen haar al vlot af!
Maar zij werd geloofd en hoewel de directeur duidelijk liet merken, hoe ontzettend moeilijk hij de situatie vond, toonden de vergeet-me-nieten duidelijk genoeg aan, dat Eva inderdaad héél goed met de familie was bevriend. Ja, de relatie was waarschijnlijk intiem genoeg, en niet verouderd, gezien de datum van de chèque.
De zaak werd haar fluisterend uitgelegd. De oude heer Reyder van Hellenduyn had indertijd verliezen geleden, en toen nogal gewaagde speculaties geambieerd om de gaten te stoppen. Dit was niet gelukt. De bankdirecteur moest er spijtig van kijken.
Nee, integendeel, door deze handelingen waren de gaten groter geworden. De speculaties ook. Ach, hoe gaat dat. -
Eva knikte. Ze spraken nu als geldmensen onder elkaar.
Na enkele maanden werd het verlies van de heer Reyder van Hellenduyn nu onverwachts op ruim één miljoen geschat.
‘Ontzettend!’ zei Eva, met droge lippen.
‘Tja-’ de directeur had er slechts een wereldwijs schouderophalen voor.
Eva liep verdoofd langs zijn buiging het kantoor uit, met haar achttienhonderd gulden, en zag de nederige kassier niet.
Daar had ze nu achttienhonderd gulden van hen aangenomen! Ze moesten straat-arm zijn!... Het geld brandde Eva in de vingers.
Derk had het misschien niet geweten.
En Sally ook niet, anders had ze niet zo'n hoog bedrag voor
| |
| |
Eva bedongen.
En al die juwelen, die gekocht waren!...
En de kostbare kleren!...
En alle kleine, fijne pleziertjes, waarmee Eva's leven veraangenaamd was - o, God, o God!...
Ze verging van berouw en medelijden.
Nu liet zich immers ook meneer Van Hellenduyns humeur beter begrijpen! Wat was hij miserabel geweest, als hij de Beurs had bezocht! En 's avonds vaak, als Derk en Eva thuis kwamen van een avond-wandelingetje, en hij de krant had gelezen.
Wat een leven op een vulkaan; en daar de praatjes over zijn zoon nog bij...
Eva wilde het geld niet houden.
Ze waren nu zeker tot de bedelstaf gebracht. God, zij waren dichter bij het orgeltje-met-een-poot en zingen langs de straat, dan Eva.
En wie weet, hoeveel er nog met achttienhonderd gulden te doen viel! Zij kon ze redden, met hun eigen, dwaas-weggegooide geld. Het was ook veel te veel geweest, voor haar. Het kwam de ouders toe. En Derk ook. -
Zo is er niets veranderlijker dan een mens; Eva ging regelrecht naar Sally.
|
|