| |
| |
| |
10
Eva schaamde zich heus, de waarheid onder ogen te zien: ze bleef dertien dagen op ‘de Wilde Heuvel’ voordat er een bom barstte. Natuurlijk had ze in de resterende acht nog minstens een dozijn keren op 't punt gestaan, te vertrekken.
Haar eergevoel raakte al te zeer in de knel. Maar daar dook dan eensklaps de bijna wetende glimlach van Mia op, ergens in de dorpsstraat; of Derk had weer een invitatie aangenomen die ze niet konden negeren; en eenmaal rolde mamaatje Van Hellenduyn van de trap. Ze brak alleen maar een kralenketting en een hoge hak, doch schreide zo hartstochtelijk, dat ze ervan naar bed moest.
Haar eega, die alle hoge hakken vervloekte, en traptreden schopte, en raasde over die stinkende dikke traplopers, waar je in bleef steken als een indiaan in kreupelhout, eindigde met een doos gebakjes en een boeket rode rozen, en hij liep een hele middag de antieke kamer met de erker op en neer, en snauwde zelfs tegen de buste van Haydn, die op de vleugel achter een vaas met seringen stond.
Eva kon toen natúúrlijk niet vertrekken. Behalve de trein van vier uur drie kende ze nu negen andere uit 't hoofd, te beginnen bij zeven uur vijftien 's morgens.
Ze schreven almaar uitstel-kaartjes naar tante Gien, waarop nooit enig antwoord kwam. Dat gaf haar een lichtelijk, onbevredigd en eenzaam gevoel. Meldde ze niet herhaaldelijk, dat ze in de huishouding hielp, en was dit soms minder keurig dan op kantoor?
Eenmaal nog was ze met Derk in de wagen naar de stad geweest, om haar uiterlijk op peil te laten brengen. Dat was hoog nodig, want de oude Eva groeide door de nieuwe heen. Monsieur François maakte haar lokken nog wat blonder - had hij de vorige keer niet gezegd, dat 't zo blond niet mocht, omdat ze toch geen cocotte was? - En Amanda Pèche epileerde haar wenkbrauwen een halve milimeter dunner (had zij niet beweerd, heel weinig aan Eva's uiterlijk te hoeven veranderen).
En tot slot kreeg Eva nog een heel aardige, goedkope jurk, een paar kousen en een stel ondergoed ten geschenke.
| |
| |
Dat was geen luxe, want een rijk, chic meisje loopt immers niet weken-lang in dezelfde blauw-groene combinatie!
Nee, ze kreeg een allerliefst framboos-roze jurkje met stroken, wat ze eerst allemaal zelf wilde betalen; maar Sally en Derk waren roerend eens, dat deze aanschaf ambtshalve was, en dus buiten haar honorarium hoorde te vallen.
Toen ze weigerde, en tòch zelf wilde betalen, keek Derk zó gegriefd, dat ze capituleerde.
‘Doe nou nooit weer zo stom,’ fluisterde Sally, ‘je zou 'm ontzèttend beledigen!’ Wat Eva niet begreep, en om de een of andere duistere zwakte wilde voorkomen.
Dat was de dag, waarop ze 's morgens Mia's wantrouwend lachje had toegeknikt in de lentelijke dorpsstraat. Dus liet ze zich gewillig terugvoeren. Per slot was het hele spel begonnen om Mia te overtuigen.
‘En dat zùllen we ook!’ zei Derk, al te vastbesloten, ‘al moeten we er vijfentwintig jaar voor samenwerken!’
Op zulke gekkepraat kon Eva uit principe geen antwoord geven, al meende ze wel te mogen aannemen, dat ze tegen die tijd zoveel verdiend zou hebben, dat zij Dèrk zou moeten onderhouden... - Maar er viel niet verder over te denken, aangezien ze geen regeling getroffen hadden voor pensioen.
Bij hun veel te vrolijke thuiskomst wachtte echter een bevestiging van Derks plannen, welke weinig minder dan een stortbad was.
Het was weer een maandag, en meneer Van Hellenduyn had dus de Beurs aangevoerd. Zijn humeur was erger dan de vorige maal. Hij schoot dodelijk scherpe blikken op de vrolijkerds af en gromde als een wild zwijn. En hij verbood zijn eega, een volgende keer wéér piepkuikens met aardbeien-compôte op tafel te brengen. Het moest uit zijn met dergelijke dure onsmakelijkheden!
Eva had altijd verondersteld, dat alleen vrouwen over de liefde roddelen; maar mochten ze de gastheer geloven, dan was hem die dag het aanvoeren uiterst bemoeilijkt door gepraat van andere Beursmannen over Van Hellenduyn-junior en diens verloofde.
Derks vader had voor het eerst vernomen, dat de verloofde van zijn zoon helemaal niet geëngageerd was; dat niemand wist, waar ze vandaan kwam; dat ze in héél vreemde gelegenheden had gedanst...; dat ze in de stad geregeld uitging met mannen, die ze betaalde! (‘gut, waarvóór?!’ vroeg mevrouw Van Hellenduyn zich af); dat ze zich op de feesten
| |
| |
bedronk en gastvrouwen uitvloekte -; dat ze ontzettend (veel te) kostbaar gekleed was voor een secretaresse. Men had er voor alle zekerheid bijgevoegd, dat iemand meende, haar herkend te hebben, 's nachts om drie uur bij een stalletje met rolmopsen.
‘Die zijn er toch niet op dat uur!’ zei Derk stellig. Zijn vader hield echter vol, dat ze er wèl waren, en versprak zich daarmee. Een man had luide en nadrukkelijk het vermoeden uitgesproken, dat de jonge Van Hellenduyn in heel slecht gezelschap geraakt was. Maar tja, - er werd immers ook gemompeld, dat er iets met een ander meisje was, wat de jonge Van Hellenduyn uit de weg wilde gaan.,.. en dat hij dáárom...
‘Wie heeft je dat allemaal aan je professors-neus gehangen?’ barstte Derk los.
Eva zat verlamd, en voelde zich in haar hernieuwde schoonheid met de roze jurk plus geleende grijze suède schoentjes van Sally de ondegelijkheid zelve.
‘Iedereen sprak erover!’ donderde meneer Van Hellenduyn. ‘Ie-der-één!’ en hij stompte driemaal met zijn mes op de tafel. De anderen begrepen wel, dat dit een deuk in zijn kroon van degelijk geld-man beduidde. Maar achteraf bleek iedereen toch terug te brengen tot de jonge Denheuvel met een stel vrindjes; de rest van iedereen had slechts geluisterd. En genoemde Denheuvel was volgens Derk een volle neef van de Germsen.
Hierin stak volgens pa Van Hellenduyn niets kwaads.
‘Behalve, dat Mia me graag zelf had gehad,’ zei Derk nederig.
‘En dat ze schrikwekkend intrigant is! Niet, Eef?’
‘Ja,’ beaamde Eva. ‘En w-wat die d-dronkenschap betreft - -’ ze voelde zich overgoten van helle blossen- ‘zíj heeft me laatst met een of ander smerig goedje dronken gemaakt. -’
‘Wàààt!’ lispelde mamaatje Van Hellenduyn, die een nieuwe kralenketting droeg.
‘En dat was voor het eerst van mijn leven,’ voegde Eva er met grote moeite bij.
Derks ogen schitterden. Hij legde over de tafel heen een hand op de hare. ‘En toen Eef voelde, dat ze duizelig werd van iets, wat Mia gewoon sinaasappelsap had genoemd, heeft Eefje haar in lekkere ronde woorden gezegd, hoe ze zulke streken vond,’ zei hij voldaan.
‘Zo!’ bromde de heer des huizes. En Eva meende om zijn mond diezelfde trek te zien, die bij Derk een schaterbui vooraf ging.
| |
| |
‘Waren het èrg ronde woorden?’
‘Verduiveld ronde woorden,’ bevestigde Derk tevreden.
‘Misschien bedoelde de jonge Denheuvel dàt wel,’ bedacht zijn moeder slim.
‘En hoe kwam zij aan die woorden?’ informeerde pa onheilspellend.
Ja, hoe kwam Eva eraan?
‘Van mij,’ verklaarde Derk, niets minder scherp dan zijn vader. Het was een pracht-antwoord, dat aan alle kanten prikte. Pa Van Hellenduyn vroeg dan ook niet, hoe Derk eraan kwam. -
In elk geval, betoogde de Beurs-aanvoerder, was het verdomd onaangenaam, als je kinderen altijd in zulke vreemde situaties genoemd werden.
‘Dat gebeurt met iedereen,’ zei Derk kalmerend. ‘Van jou hebben ze verteld, dat je zo enorm gokt, dat je geregeld tienduizenden verliest! Nòú!!’
Toen stak pa Van Hellenduyn een kippepoot in zijn keel, en kokhalsde en rochelde en dronk water, en zei, dat zijn vrouw kippen met poten op tafel bracht, om van hem af te komen.
En zijn eega pruilde en speelde met haar ketting en zei: ‘Ach, hoe kàn dat nou, troel! Als je zulke rare dingen denkt, praat ik vanavond niet meer!’
Daar werd de heer des huizes zo giftig over, dat hij Eva bulderend vroeg, op welk kantoor ze privé-secretaresse was. En Eva verloor alle overgeschoten beheersing, en zat verlamd. Maar ze had kunnen weten, dat haar verloofde haar op zulke momenten niet in de steek liet.
‘Zou je je nou eindelijk eens willen gedragen alsof je de welopgevoede vader van een net gezin bent,’ zei hij. ‘Eva komt niet uit een milieu, waar zulke scènes gewoonte zijn. 't Arme kind vreet zich op van de zenuwen en kan niet eens antwoorden!’
Zijn vader had echter nog een beetje energie over. ‘Pas jij op!’ brulde hij, ‘of ik neem maatregelen! Die rooie van hiernaast zal waarachtig haar redenen wel hebben voor intriges! Jij flonkert tegen alle meiden met je ogen!’
‘In elk geval ben jij geen meid,’ redeneerde Derk ernstig. ‘Man, kijk naar je piepkuiken!’
En in de nog hijgende stilte daarna, snoerde mevrouw Van Hellenduyn verdere vijandelijkheden dood: ‘Jullie zijn ècht vervélend!...’
De vla werd zwijgend genoten en de verloofden vluchtten zo
| |
| |
gauw mogelijk de tuin in. Ach, het verschil tussen binnen en buiten! Weliswaar was de hemel betrokken en kleurde molgrijs tegen de einder - maar wat waren de bomen groen! En wat waren de eerste bremtakken hel-geel! Had Eva ooit ergens zulke verblindende madelieven gezien? Zij meende toen voor het eerst te beseffen, het liefst van alle bloemen juist madeliefjes te mogen, omdat ze er zoveel van zichzelf in terugvond, ongewenst als zij stonden tussen het korte gras en al die parmantige sierstruiken.
Derk zag niets van al die heerlijkheden. Hij schopte tegen boomstammen en sloeg naar alle bloemen die uit 't gelid bogen, en hield Eva's arm veel te stijf vast voor iemand met intieme relaties elders.
Ze liet 'm maar begaan, want met zo'n vader mocht hij toch ook wel enige vrijheid en hartelijke tegemoetkoming ondervinden!
‘Nu zie je zelf, hoe levensgevaarlijk de hele boel is!’ siste hij. ‘Paps zou uit zuivere kwaadaardigheid mij aan Mia vast-fantaseren en alle tedere banden met jou voorbij zien!’
‘Schijn-banden,’ verbeterde Eva.
‘Wat? - ach, verhip!’ Hij zuchtte als de westerstorm.
‘En weet je wel zeker, dat 't fantaseren is,’ informeerde Eva praktisch, ‘met Mia?’
‘Begin jij nou óók al?’ kreet Derk, en stond stil om haar boos aan te kijken. ‘Heb ik je daarvoor vanmiddag een japon cadeau gegeven?’
Ze wisten beiden, dat hij zulks gedaan had om haar te paaien.
Moe geit mekkerde en een van de kinderen stemde in.
Eva trok Derk mee er naar toe. Er woei een koele wind; de perziken lieten hun bloesemkronen dwarrelen en stonden verwachtingsvol ten hemel gestrekt. Het was allemaal zo teder en ontroerend! En daar middenin liep Derk te sputteren en te dreunen - en wat voelde hij waarschijnlijk anders dan schuld? Eigenlijk was Derk ook ontroerend. Alleen die raadselachtige stilte in zijn verleden benam Eva de adem.
‘Ik wou dat ik wist, wat er precies gebeurd is, in die beruchte nacht van maandag op dinsdag,’ zei ze eindelijk hardop, en krauwde moe geit tussen de oren. Haar opmerking was ontegenzeggelijk gewaagd en brutaal.
Derk liefkoosde een jong bokje, dat zich dit met grote aandacht liet welgevallen. ‘Toen sliep jij, hè?’ murmelde Derk tegen het bokje. ‘Zo hoort het ook, voor kleine bokjes - en geitjes!’
| |
| |
Eva voelde, dat ze op haar plaats werd gezet en zweeg maar. Het was zo'n ellendige toestand en ze voelde zich bar eenzaam. Tante Gien, die haar geen letter waardig keurde, zo gauw ze haar huis had verlaten. Sally, die haar zomaar aan deze krankzinnige familie had overgelaten, Derk vol onberekenbaarheid en met veel te vriendelijke manieren, terwijl hij Eva op de werkelijk belangrijke punten alleen liet staan.
Ze wist niets zeker en had niemand, om zich aan vast te houden.
Zij richtte zich op en keek uit, over het brede gazon en de mooie boomgroepen heen, in de lage, donkere wolkenbedding. Een mens moest zo kunnen wegvliegen. Eenzaamheid onder de mensen was honderdmaal zwaarder dan alleen-zijn in de verlaten natuur.
Eva bepeinsde, dat ze al elf dagen op de Wilde Heuvel logeerde. Geen wonder, als iemand naar haar baas informeerde; welke chef gaf zolang tussentijds vrij?
Opeens zag ze, boven het ongeduldige bokje, Derks ogen.
‘Moet jij niet illustreren?’ vroeg ze. Want hij zou toch ook wel iets te doen hebben. ‘Moet je niet tekenen?’
‘Ja,’ zei Derk, met die diepe, zachte stem, welke aan zijn zingen deed denken. ‘Jou moet ik tekenen. Zoals je daar staat, en je volslagen alleen voelt, omdat ik je dwaze nieuwsgierigheid niet wil bevredigen.’
‘Klets,’ antwoordde ze scherp.
Maar op dat ogenblik grepen Derks handen als klemmen om haar enkels en duwde alle stut onder haar staatsie vandaan. Zij zwiepte languit over Derk heen, terwijl ze juist meende, in 't gras te vallen.
Eva schuimbekte. Dit ging te ver! Per slot van rekening was ze toch geen meid van de straat! - Ze had kunnen krabben en bijten, als Derk niet met intens genoegen haar handen had vastgehouden. Ze kookte, ze ráásde! Zij trachtte vreselijke dingen te zeggen over kerels, die hun geliefde vergaten, om alle mogelijke andere vrouwen te knuffelen. Doch Derk liet haar zover niet komen.
‘Op een goeie dag vermoord ik je,’ zei hij genoegelijk. ‘Omdat ik je nooit es mag zoenen! Je maakt allerlei lage lusten in me wakker, die er nóóit zijn geweest, Eva! Eva! Nee, ik sta niet toe, dat je praat. Je zegt toch allemaal banale dingen over trouw en zo. Je maakt me kapot, Eva! Je scheurt m'n innerlijk finaal aan rafels, met je tragische zedigheid! Op een heerlijke dag vermoord ik je uit puur medelijden! Geef me nou toch es
| |
| |
één enkele kus, verdomme! Zomaar, een doodgewone kus, op mijn wang, Eva! Kind, ik sméék je erom!’
Eva dacht er niet aan.
En al had ze er wèl aan gedacht, dan was 't nog onmogelijk geweest, want hij hield de hand op haar mond.
‘Kom, Eef! Lieve Eef! Droom nou niet eeuwig van die ene nacht uit mijn leven, want feitelijk weet je van geen enkele andere nacht iets! En kijk niet ál te woest, als ik je nu meteen loslaat, want daar komt Mia aan!’
Hij líét haar los.
Eva rees bloedrood en verkreukeld overeind, voorzover de kwispelende geitjes haar bewegingsvrijheid lieten.
‘Dààg!’ zei Mia, van argeloze afstand. ‘Wat een lieve geitjes...’ Toen ontdekte ze Eva's gezicht, dat kookpunt verried, en Derks manuaal - er hingen woeste, losgeschoten lokken voor zijn ogen, - en een ogenblik neep haar gelaat tezamen.
‘Zo Mia'tje!’ begroette Derk, met een kwajongensachtige grijns, ‘kom je d'r ook bij zitten, meisje!’
Ze stond stil. ‘Ik geloof, dat ik stoor!...’
‘Heus?’ vroeg Derk.
‘Ja -’ hijgde ze, en smulde zichtbaar van Eva's verkreukelde rose zij.
‘Moet je niet doen,’ raadde Derk broederlijk. ‘Is niet netjes, Mia'tje.’
Eva moest zich met geweld herstellen en ondanks haar woede op Derk voelde ze zich tegenover de andere vrouw zonderling voldaan. ‘Pas maar op,’ waarschuwde ze. ‘Hij stoeit vanavond met iedereen!’
Doch Derk wees de diverse hokken aan: ‘Kijk, Mia; hier zit de geit, en daar zit de bok. Voor wie kwam je, kind?’
En Mia, in gewone doen al zo'n uitstekend verstaandster, gaf het andere meisje niets toe in blos of verlegenheid - maar Eva stond het beter!
De hele dinsdag en woensdag werden nog doorgebracht op de boven omschreven wijze: in zonnig gekibbel en schijntederheid, zwaaiend tussen verrukking over het buitenleven, ontroering over kleine menselijke dingen, en benauwende situaties.
Meneer Van Hellenduyn kalmeerde wel weer, doch toonde desniettegenstaande een griezelige belangstelling voor Eva's verleden en voor Derks toekomstplannen.
Eenmaal, dat was woensdagmiddag, en Derk was inderdaad
| |
| |
door Eva's opmerking een kort ogenblik tot teken-ijver geraakt, was zij alleen met de heer des huizes.
Met brommerige vriendelijkheid informeerde hij naar haar werk, naar Sally, naar velerlei in Eva's leven.
Ze vertelde zeer overdachte bijzonderheden, zich voelend als een koorddanseres: elke volgende stap kon een tuimeling worden.
Ze tuimelde echter niet. De ruige wenkbrauwen werden gefronst voor tante Gien en voor Eva's salaris. (Ze had driehonderd gulden per maand bedacht). En wat ze voorvoeld had met haar hele bonzende hart, gebeurde.
‘Wij staan zover buiten jullie plannen,’ zei haar schijnschoonvader-in-spé. ‘Wanneer zijn jullie eigenlijk van plan te trouwen?’
Daarop haalde Eva de schouders op en glimlachte wereldwijs.
Of ze daar dan nooit eens over hadden gepraat? Verbaasd.
Ja, toch wel. Dat leek haar het natuurlijkste.
Nou dan??
‘Ik weet niet,’ antwoordde Eva. ‘Wij zijn allebei nog jong...’ ‘Met trouwen moet je niet wachten tot de ouderdom,’ gromde meneer Van Hellenduyn. ‘Derk is vijf-en-twintig, en jij?’
‘Drieëntwintig.
‘En hij verdient genoeg.’
‘Ja...’
Er werd niet veel méér gezegd. Een scherpe blik van onder de wenkbrauwen trachtte haar gemoed te doorlichten. Maar vrouwen zijn raadselen.
Of ze niet van Derk hield?
O, heel veel!
Hm.
Er waren vreemde verdenkingen in de lucht, dat liet zich zo aanvoelen.
Eva besloot voor de aller-aller-allerlaatste maal, nu beslist gáúw weg te moeten gaan. Er dreigde iets.
‘Jullie moeten trouwen,’ oordeelde meneer Van Hellenduyn opdringerig. ‘Je kent Sally al jaren, dus Derk ook, van steeds weer dat ontmoeten bij haar... Een verloving doet 't 'm niet. Ik zou blij zijn, als ik Derk binnen een maand getrouwd wist!’ Zie je wel, dat er toch iets dreigde! - Het was al te laat voor vier uur drie; doch zes uur een-en-twintig kon ze best halen.
Zij bleef.
Hoe had ze ooit zo lamlendig kunnen zijn? - Ze blééf! En er
| |
| |
dreigde iets véél ergers dan ze kon raden, uit een doodstille hoek.
De volgende middag aan de lunch, na een afmattend bezoek bij drie verschillende dorpsbewoners en een ontmoeting met Freule lanshoven plus Heintje, kwam tijdens de croquetjes Kees binnenglijden, en meldde, kies voor zich uit starend: ‘Er is bezoek voor Freule Blombergh.’
Hij had haar van den beginne af met de adellijke titel versierd, tot haar nederige ergernis en Derks groot vermaak.
‘Voor mij?’ zei ze, alleen-op-de wereldlijk.
‘Uw tante,’ detailleerde Kees.
Een vries-koude stolde haar bloed.
‘O, wat enig!’ kirde mamaatje Van Hellenduyn. ‘Wat lief van haar! Laat mevrouw direct hier, Kees.’
Ze had niet zo luid moeten praten. Tante Gien had haar leven luisterend doorgebracht en beschikte over scherpe oren. Ook over een grote, alhoewel conventioneel gebonden vrijmoedigheid. Ze had geen verdere aanmoediging nodig, om achter Kees langs naar binnen te stappen op luid klinkende halfhoge hakken.
Daar stond ze, in haar zwarte mantel, met het rechte, donkerbruin strooien hoedje op. Ze keek de kring van volmaakt onbekenden rond, keurde met één oog de tafel vol lekkers, en zei: ‘Goedemiddag.’
Dat ze niet ‘dames en heren’ zei, meende Eva te moeten wijten aan het feit, dat ze alleen heren zag; want die twee vrouwen, met verf op 't gezicht en veel te korte rokken, - dat waren geen dámes!
Derks moeder was zich in stralende vreugde niet bewust van de afschuw, welke ze met lippenstift en kinderstemmetje verwekte. ‘Dag lieve mevrouwtje!’ jubelde ze. ‘Wat áárdig! Eefje heeft zoveel van u verteld! Wilt u de mantel niet afleggen en een hapje mee-eten? Tout sans gêne!’
Tante Gien keek alsof men haar de gek aanstak. Ze presenteerde mevrouw Van Hellenduyn twee vingers en trok de mondhoeken op in een surrogaat-glimlach.
De situatie was ontzèttend.
Eva was niet koud meer, - ze smòlt van plotselinge hitte onder tante Giens blik van niet-herkennen.
Ze waren allemaal opgestaan. De heer des huizes veegde met aandacht zijn mond af; Derk beet op zijn lippen. Eva had 'm kunnen fijnknijpen om de sensatielust in zijn ogen.
| |
| |
‘Ik had graag mijn nicht gesproken willen hebben,’ zei tante Gien.
‘Dat kan,’ straalde mevrouw Van Hellenduyn, ‘maar u blijft toch eten? - Eefje!’
Eva slikte en vrat zich in een halve seconde door een rijstebrijberg van gevoelens. ‘Ja.’ Ze zag niets meer.
‘Dag tante! Toch niets ernstigs, hoop ik?...’
Ze zag wèl. Ze zag alles. Ze zag 't hele leven door een fantastisch vergrootglas en dreigde te stikken onder een lawine van gruwelijkheden.
Tante Giens gezicht ging vertikaal open; haar ogen, haar neusgaten, haar mond, alles sperde zich van kruin tot kin.
‘Mijn nicht, -’ zei ze aandringend, en mat Eva's verergerde hoge-hakken-lengte, ‘ik bedoel - -’ en toen hadden haar scherpe ogen de trekken van haar nicht in het nieuwe wezen gelegitimeerd.
Ze zwolg erin, en vond alles terug; - of misschien niet àlles... ‘Ooooohhh...’ zuchtte ze. En terwijl haar blik nog meer verkilde, schoten twee kleine, rode vlekken in haar jukbeenderen.
‘Is dàt het...’ Ze wist Eva voor eeuwig gevallen en verdoemd.
‘Ooohhh...’
‘Hebt u iets?’ informeerde mevrouwtje Van Hellenduyn bezorgd.
‘Nu begrijp ik een héleboel!’ zei tante Gien hol.
‘Toch niets ernstigs?’ animeerde de gastvrouw, met nog aldoor een vurig geloof in mantel-uittrekken en hoedje-afzetten.
‘Ontzettend!’ zei tante Gien smartelijk. ‘Jij, slechte meid!’
‘W-wat b-bedoelt u...’ hakkelde Eva, en voelde zich betrapt op spiernaakte gemeenheden die ze niet kende.
‘Nu begrijp ik àlles!’ galmde tante Gien.
‘Excelsior!’ zei Derk met een buiging. ‘Wij benijden u, mevrouw.’
Tante Gien richtte een paar ogen op hem, waarin de vriendelijkheid niet wilde wonen.
‘Het moet heerlijk zijn, alles te begrijpen,’ zei Derk.
‘Wie bent u!’ bitste tante Gien, alsof ze in haar eigen huis was. ‘Mijn naam is Reyder van Hellenduyn,’ vertelde Derk. ‘Ik ben de broer van Sally, u weet wel en de verloofde van uw nicht -’
‘Verlóófde!’ kreet tante Gien haars ondanks. Eva zag haar aan het pensioen denken.
| |
| |
‘- en dit -’ Derk wuifde naar zijn ouwelui, ‘zijn mijn ouders, de heer en mevrouw Reyder van Hellenduyn geboren Ter Aelborg, beiden vrijzinnig, levensblij en in tamelijk goede doen.’
‘Ffft,’ antwoordde tante.
Het zweet brak Eva uit.
De ouwe heer Van Hellenduyn mengde zich in het gesprek met de vraag, hoe het mogelijk was dat tante Gien de verloofde van haar nicht niet kende, en zelfs niets van een verloving wist.
Daarop gaf niemand antwoord. Het wàs ook eigenlijk niet erg goed mogelijk; en toch loog tante Gien niet.
De gastvrouw kwam toen met de tactvolle vraag, wat tante naar de Wilde Heuvel had gevoerd? En dat was klaarblijkelijk een vraag naar tantes smaak.
Ze spitste haar neus en stak 'm onmiskenbaar in de hoogte.
‘Ik ben gekomen,’ zei ze hard, ‘omdat mijn nicht al bijna twee weken weg is, - en vertrok, zonder een nachtpon mee te nemen, terwijl ze al die tijd geen verschoning nodig had.’
Als ze Eva van moord had beschuldigd, was het zwijgen daarna niet ondraaglijker geweest. Eva had nooit geweten, dat preutse vrouwen zo gemeen konden insinueren.
‘Uw nicht,’ zei Derk in de suizende stilte, ‘leent alles wat ze nodig heeft van mij. We zijn in gemeenschap van nachtjaponnen verloofd.’
‘Walgelijk!’ oordeelde tante, verwilderd. 't Pensioen lag op sterven.
Op dat ogenblik zag Eva de heer des huizes op zijn lippen bijten, zoals zijn zoon het dikwijls deed.
‘Kom, kom!’ vond mevrouwtje Van Hellenduyn. ‘Nou eet u lekker een stukje mee, anders worden onze croquetjes koud!’
Daar wilde tante niets van weten. O nee, waarlijk niet! Maar Kees dekte voor één persoon meer, en men schoof machinaal aan.
Als Eva zich ooit voor haar familie had geschaamd, was het toen. 't Leek, alsof haar een spiegel werd voorgehouden van alle zedige gezichten en overkeurige manieren, waarmee zij zich de laatste weken had gemanifesteerd. Zoals Tante Gien rechtop zat en naar haar bord staarde, en van niets nu eens lekker veel nam, en een croquetje vermoordde tot zestien onnoembare kleinigheden; zoals ze bedankte ‘nee, dank u, mevrouw,’ - ‘heus, dank u, meneer,’ - ‘werkelijk niet. Ik zou niet kunnen, meneer,’ en van haar glas koude melk nipte en
| |
| |
haar servet spaarde, en om niets kon lachen; zoals ze aan het eind opstond en kuchte en zei: ‘Ik dank u zeer’ - - zó had Eva zelf beslist ook gedaan! Ze meende iedere beweging te herkennen, en snapte eensklaps Derks lachlust. 't Was een morele pijnbank voor haar; ze had kunnen brullen van afschuw.
Er werd niet veel gesproken.
Eva was voor tante Gien quantité négligeable.
Toen ze begon over een trein, zei Derk, dat hij haar even met de wagen zou brengen.
Tante hief een smalle hand op. ‘Werkelijk. -’
‘Er lopen na drieën geen treinen meer terug, die hier stoppen,’ legde Derk uit.
Eva slikte 4 uur 3 in, evenals 6.21 en 8.34 en 10.7 en verbaasde zich, dat de ouders Van Hellenduyn zwegen.
En toen voltrok Derk iets, dat op zijn zachtst gezegd een straf voor tante geweest moet zijn; men zou bijna zeggen: ‘vonnis’.
‘Lieverd, jij kunt best achterin de dickey,’ inviteerde hij zijn verloofde.
‘Ik ga liever niet mee,’ zei die. En was daarmee natuurlijk zo Blomberghs als maar kon.
‘Ik ben blij, dat je schaamtegevoel je dat ingeeft!’ vlijmde tante bestraffend.
Het zou Eva niets hebben verbaasd, als ze haar de tuin uit had willen sturen.
‘Schat,’ kirde Derk zonder stemverheffing, ‘ik eis, dat je achterin de dickey kruipt, verdomme nog toe! Anders zet ik je tante achterin!’
Tante Gien bezag hem met holle ogen van ontzetting.
Eva wipte in de dickeyseat.
‘Wel thuis!’ wuifde mevrouwtje Van Hellenduyn, vanaf de marsepeinen stoep. Achteraf geloofde Eva, om die woorden alleen al, dat ze in 't komplot was.
De auto schoot met zo'n vaart weg, dat tante's hoofd bijna achterbleef. Ze moest ervan aan haar hoedje voelen. Eva schoof veilig diep in de dickey. Ze suisden langs de grasvelden, onder de bomen door, tussen de hekken uit. Derk speelde met het stuurwiel alsof het los was! De auto snerpte de straatweg op, in een vlijmscherpe hoek.
‘Als u niet voorzichtiger rijdt, stap ik úít!’ zei tante schril, en hield met twee handen haar hoedje vast.
‘Goed,’ stemde Derk toe. De motor gierde van 't lachen. Ze floten als een torpedo door de dorpsstraat. Ergens steigerde een paard. Een man schreeuwde iets. Eva hoorde tante boven
| |
| |
alles uit kakelen en hijgen. Ze sisten in een nauwe bocht om een spelend kind heen en alarmeerden drie huismoeders. Het was helemaal niet aardig, want er kon toch best iets gebeuren! In Eva's herinnering lag later een verward visioen, alsof ze het hele dorp in één minuut tijd tot rafels en flarden gescheurd achter lieten.
Maar eensklaps, bij de laatste huizen, liet Derk de motor uitlopen en stopte met een heel beschaafd gangetje vlak naast een lange, kaarsrechte dame, met een boa'tje om de hals en lange rokken: de burgemeesterse.
‘Dag mevrouw Van der Dam!’ zei Derk, bloeiend-opgewekt. ‘Hé, dag Derk!’ antwoordde mevrouw Van der Dam, met een onpersoonlijke knik naar het oude juffrouwtje naast hem. ‘Wat enig, dat we u ontmoeten!’ vond Derk jubelend, zodat Eva aan zijn moeder moest denken. ‘Dit is de tante van mijn verloofde, weet u wel?’
‘O - gut!’ zei mevrouw Van der Dam, en opende haar aandacht.
‘Juffrouw Blombergh, u zult mevrouw Van der Dam ook wel kennen,’ animeerde Derk.
Er gebeurde iets heel vreemds met tante Gien. Of het nu kwam door het snelle rijden, of door het plotselinge weerzien, dan wel door alle sensaties, die Eva haar had bezorgd - - ze werd geheel on-zelfverzekerd.
‘H-hoe maakt u het - hm,’ zei ze.
‘Dank u!’ weerde de burgemeesterse af, en leek nog te groeien in lengte.
‘A-aardig, om u - eh - - hm...,’ rochelde tante, en kreeg weer paarse koontjes.
‘Ja, héél aardig,’ doorsneed mevrouw Van der Dam verdere pogingen tot vriendschap.
‘H-heel aardig...,’ echo'de tante Gien flauw.
‘Bent u nog zo lenig?’ informeerde de wandelaarster.
Tante hijgde en speelde met haar vingers.
‘Als er hier van de zomer kermis is, moet u heus eens komen,’ inviteerde de andere afgemeten. Het leek Eva weinig anders dan tovertaal. Wat moest die arme, stijve tante Gien op een kermis? Ze zou zich maar ergeren. Doch daarna ontdekte de burgemeesters-vrouw Eva-zelf, en knikte koel. ‘Dàgg, - juffrouw Blombergh.’
Derk wuifde, en voort vlogen ze weer.
Ondanks de snelheid scheen tante toch weer wat beter te worden, al bleef ze na de ontmoeting opvallend glazig. Derk
| |
| |
vroeg, of ze 't niet heerlijk had gevonden, mevrouw Van der Dam weer eens te ontmoeten, doch ze gaf geen antwoord.
De zon kwam door de wolken heen en schitterde over de rechte grintweg. Een konijn redde zich stuiptrekkend naar de berm. Keistenen zongen met de wielen mee en sloegen luide klinkers tegen de spatborden. Derk zat onbeweeglijk; tante danste op en neer, hield zich aan alles vast. Haar hoedje had ze in de ene vuist. Eva kreeg er echt medelijden mee.
‘Zeg, dat 'ie stilhoudt!’ krijste tante tegen haar.
‘Hij doet nooit wat ik zeg,’ loeide Eva tegen de luchtstroom in. ‘Ik heb geen invloed op hem!’
‘Pèngng!!’ schalde weer een steen.
‘Als ik dóód ga, is het úw schuld!’ gilde tante aan Derks oor, met priemende, vijandige ogen.
Derk minderde onverwijld vaart. ‘God, ik moet er niet aan dènken!’ zei hij, ‘we zouden u aan de kant van de weg moeten uitladen, want een lijk heeft geen thuis, zeg nou zelf!’
Tante veegde sidderend haar losgeraakte sprieten van 't voorhoofd. ‘Geméén!’ hijgeboezemde ze.
Aangezien Derk zich onkwetsbaar toonde, wendde ze zich met haar opgekropte verontwaardiging tot haar lichtzinnige nicht.
Die had heel goed Derk tot rede kunnen brengen, maar ze was niet afkerig van haar tante's dood. Tante Gien voelde zich verslagen, nu ze na al die jaren moest begrijpen, een adder gekoesterd te hebben, ‘een méid!’
Eva was sprakeloos van boosheid en schuldgevoel over die adder.
‘Allemaal fout,’ zei Derk. ‘Uw nicht is niet meer dan een schattige regenworm; slank, roze, een beetje schichtig. Ze is alleen in verkeerde handen geraakt.’ En opeens haar pal in de ogen ziende met een blik als een leeuwentemmer: ‘In mijn handen!’
Tante Gien stootte haar knoetje tegen de auto-kap, zo deinsde ze terug.
‘Ik heb me met uw nicht verloofd,’ biechtte Derk blauwbaardig, ‘om haar te trouwen en volkomen naar mijn reusachtige wil te dwingen. Een vrouw moet voor mij krúipen!’ (tante bevroor en zette o-mondjes). ‘En ik heb dadelijk gezegd: “Naar de kapper! en heb niet het hart, anders dan blond en mooi terug te komen, of ik kráák je!”’
‘Schàndelijk!’ siste tante, die verstand scheen te hebben van kraken.
| |
| |
‘En ik zei ook: zorg voor een fatsoenlijk vrouwenfiguur,’ lichtte Derk verder toe. ‘“Ik wil zo'n beschaamd pannekoekemes, met alleen een vouw om te zitten, niet zíén!” Had ik niet gelijk?’
‘Ik zal met de politie overleg plegen!’ galmde tante Gien.
‘Ik weet zo wel, dat 'k gelijk had,’ zei Derk pedant.
Ze zwegen allemaal. De zon was weer weg. Bij een sloot stonden drie koeien uit te kijken, en een klein, dik biggetje hobbelde in eenzame vrolijkheid over het gras, als een dobbelsteen over Gods groene speeltafel.
Ze waren vlakbij het bos van de Onaangename Herinnering. Tegen de grauwe wolken vond Eva de bomen nog mooier dan de eerste keer; de ingang was een nacht-zwarte poort.
‘En die schunnige grijze jurk!’ bromde Derk. ‘Die heb ik met mijn eigen handen van haar lijf gescheurd. Zó, bij de hals, kràk, tot onder aan toe.’
Hoe wist hij in 's hemelsnaam, dat Eva haar grijze voorjaarsruit (met het witte kraagje) had aangehad, de dag, dat ze bij Sally kwam binnenlopen.
‘Is dàt waar?’ schoot tante overeind.
‘Natuurlijk!’ zei Derk kalm.
‘Is dat wáár?!’ wilde tante ook van haar vallende nicht weten. ‘Ja,’ antwoordde die meegesleept.
‘Dan heeft 'ie je in je onderjurk gezien!’ fluisterde tante, uit haar voegen gerukt.
‘Die heb ik per ongeluk méé verscheurd,’ murmelde Derk berouwvol. ‘Ik ben nogal heftig...’
‘Dat geloof ik niet,’ zei tante Gien uitgeput. ‘Ik gelóóf het niet!’
‘Ach, ik heb duizenden meisjes - - eh - - -’ antwoordde Derk dromerig.
Toen waren ze in het bos. Het was er zo donker als in een sprookje. De bomen stonden als reuze pilaren in het groenblauwe licht overeind, geweldige atlassen, die met hun gekromde armen het eigen gewelf van smaragd droegen - was het glas, was het zijde, was het water? En daarboven stond ergens weer de zon te schijnen, en doorstak het dak met helgroene punten, zodat de schaduwen op de grond een kort ogenblik vluchtten en tegen de bomen scholen.
Maar dat alles zag tante niet. ‘Brúút!’ schreeuwde ze.
Derk grinnikte.
Eva zelf zat allang op haar vuisten te kluiven, al groeide er in haar hart ijzige schaamte, omdat ze ook eens zo naast hem had
| |
| |
gezeten. Er was iets in, wat haar diep verwondde.
‘Kijk,’ zei Derk, en liet de auto zacht uitrijden tot stilstand, ‘ziet u dat smalle laantje daar?... - Ja? Daar heb ik tot nog toe al mijn verloofden de eerste kus gegeven!...’
Tegelijkertijd greep hij onverwachts tante's pols en keek haar diep aan. 't Was erg ondeugend.
‘Tssjk!’ zei tante, en schudde hysterisch de hand af. Ze zat zo recht als een potlood in de verste hoek. Indien ze op de treeplank had kunnen reizen zonder gevaar voor wegwaaien, had ze 't beslist gedaan.
Eva wist niet meer of ze lachte of huilde - 't was haar allebei zeer na. Ze was over haar zenuwen van dit laatste, àl te belachelijke avontuur en had kunnen flauwvallen van 't schateren, als niet tegelijkertijd de tranen haar zo hoog hadden gezeten om Derks luchtigheid en tante Giens al te grif geloven.
Ze mocht Derk zo bijzonder graag, omdat hij door dik en dun haar partij koos; maar ze had 'm in zijn gezicht kunnen slaan om steeds dat grove coquetteren met veroveringen.
Hij zei en deed zulke onherstelbare dingen!
De stad was al zomers. Er woei een zoele, stoffige wind door de straten, en in de modewinkels stonden strooien hoeden met bloemen geëtaleerd.
Derk belaagde een open tram; doch tegen de tijd, dat het publiek mouwloze vuisten schudde en tante de hand voor haar ogen had weggenomen, was de wagen al langs het kleurige plantsoen de brug overgereden. Nog drie straten, - daar had je de winkel van Takels, met het venster vol clematis en rozen en lelies en violieren - daar had je Eva's straat - daar was de voordeur.
‘Nee, we komen niet binnen, juffrouw Blombergh!’ wees Derk af, hoewel tante geen woord had gezegd. ‘Alleen, als er over veertien dagen op een stormachtige avond bij u wordt gebeld, en u vindt uw nicht op de stoep, totaal verlopen en verlept, met tranen in de ogen en een onechte tweeling aan de borst, terwijl ze in haar verkleumde hand de laatste halve stuiver klemt, - wees dan gastvrij, en sluit niet uw deur, juffrouw Blombergh!’
Juffrouw Blombergh stapte uit en strompelde verstard zwijgend met slechts de schaduw van fierheid in haar zwarte soutacherug, naar de bedoelde deur.
En opende die.
En trad binnen.
En sloot zonder omzien.
| |
| |
Tegenover, voor een bovenraam, zagen Derk en Eva de belangstellende wenkbrauwen van juffrouw Damper.
‘Wie is die regengodin,’ wilde Derk weten. ‘Eef, knik dat monster toe, anders trek ik een lange neus tegen haar. Ze heeft behoefte aan iets.’
Eva knikte toen maar. En lachte.
Doch juffrouw Damper deed niks terug; want ze wist evengoed als tante Gien, wàt een dame was, en wat niet.
En Eva had de p. in, en wilde, dat ze niet had gegroet, zodat Derk in juffrouw Dampers behoefte had kunnen voorzien.
Eva moest nog een heleboel leren.
|
|