| |
| |
| |
6
Eva vermoedde, dat ze nog geen kilometer had gereden, toen zij onpasselijk werd. Ze had nauwelijks de tijd, Derk te smeken om te stoppen. Door de schok waarmee hij remde, werd het haar helemaal te machtig.
- Toen ze, na een heftige escapade naar de sloot langs de weg, beschaamd tot in haar nagels, bij Derk terugkwam, wist ze, dat ze op de een of andere manier toch alcohol had binnen gekregen tijdens de fuif. Zij voelde zich zo diep gezonken, dat ze geen woorden wist te vinden tegenover Derk, die kies achter het stuur was blijven zitten.
Hij hield haar een rol pepermunt voor. ‘Neem er maar twee.’ Ze peuterde met bevroren vingers aan het papier, tot hij haar te hulp kwam.
‘Ze moet me stilletjes wat in dat vruchtensap hebben gedaan, Derk,’ zei Eva toen, met nog aldoor die wapperende stem.
Hij stopte haar twee pepermunten tussen de lippen. ‘Miatje is iemand, om voorzichtig mee te zijn,’ antwoordde hij zachtzinnig. Zijn arm tastte om haar schouders heen, en trok de mantel en deken vaster aan. ‘Leun maar tegen mij,’ ging hij voort.
‘Dat hoeft niet,’ zei Eva. Er moest niets meer bijkomen. Het werd tijd, dat ze het pad der dame trachtte terug te vinden.
Hoe was dat ook weer?
‘Ik ben beslist zachter dan de autobekleding, Eva.’
‘Ik ben zacht genoeg van mezelf, Derk.’
Hij boog zich naar haar toe. Zijn hand - die onmiskenbaar warm en sterk was, zoals dat in al haar Engelse romannetjes gereleveerd werd - gleed op de hare. ‘Het spijt me zo, Eef.’
Ze was stomverbaasd. Derk, en spijt hebben? - Nog wel over iets, waaraan hij geen schuld had!
't Maakte haar sentimenteel en gewetensvol. ‘Ik heb heus niks verklapt, hoor!’ betoogde ze. Wist het nu weer zeker.
Als ze gemaft had, dan alleen, toen Mia met hem danste.
‘Natuurlijk niet,’ zei Derk onzeker.
‘Echt niet!’ drong ze zich op.
Hij zweeg.
Van de horizont kwam een koele, bolle windvlaag over hen
| |
| |
heen; de bomen suisden. Het was geheimzinnigdiep nacht. Eigenlijk vond ze het lang niet onprettig, om zo in een stilstaande wagen te zitten praten; het was zo rustig, met de sluimerende natuur om je heen.
‘Weet je, Eva, dat je me op het laatste ogenblik het meest volmaakte alibi hebt verschaft, wat er kan bestaan?’ vroeg hij toen.
‘Ik?!’ zei ze perplex.
‘Ja. Ik dacht wel, dat 't geen opzet van je was,’ vervolgde hij. Klonk het bitter?
‘Wat heb ik dan gezegd?’ informeerde Eva. Haar zielerust was blanker dan pas gevallen sneeuw.
Maar o, wat duurde dat kort! - ze had zich heus verbeeld, zich reeds te schamen. Dat kwam echter nu pas. Zij dacht, dat ze met auto en briljanten krakend in de grond ging. God, help! Had ze werkelijk gezegd, dat ze met Derk thuis was gebleven...?
Haar wangen tintelden of ze geslagen was.
Ze kon zich niet onttrekken aan een burgerlijk overweldigend gevoel van geshockeerdheid. Zoiets ontzaglijk intiems als de liefde met een man openlijk toe te geven, en dan bovendien nog niet eens de waarheid te zeggen! Nu begreep ze ook het witte, beteuterde gezicht van Mia.
Zou die in staat (willen) zijn, om haar mond te houden?...
‘Je vindt het zeker afschuwelijk, hè?’ zei Derk. Uit zijn stem klonk in 't minst geen medeleven. Eerder voldoening over een humoristisch feit.
‘Ik heb het helemaal niet zo bedoeld,’ fluisterde Eva vernietigd.
‘Zo ben je!’ stelde Derk vast, en schoot in de lach.
Die lach deed haar goed; het was voor haar altijd verkwikkend ergens boos over te worden.
‘Jij vind 't natuurlijk niets,’ vroeg ze spits.
‘'t Is niets,’ antwoordde hij vermaakt. ‘Een leugentje, Eef! zo gauw als Mia overtuigd is, dat ik die nacht niet in háár buurt ben geweest, zetten we alles weer recht.’
‘Ach, ja!’ stemde ze suikerzoet in. ‘En dan gelooft iedereen ons.’
Hij schaterde.
Was er dan geen ernst in hem? Zag hij niet in, dat haar naam - - - ja, maar wat betekende de goede naam van een onbekend kantoor-juffie uit een verre stad voor deze rijke, luchthartige pleziermaker?
| |
| |
‘Ik weet alles betreffende Aline van Moor en To'tje Blijgraaff,’ zei ze wraakbelust.
‘Betreffende wie?’
Ze herhaalde beide namen duidelijk.
Gek, dat zij ze had kunnen onthouden. -
‘O, die,’ antwoordde Derk. ‘Van dat kind bedoel je? Die gekke Aline ook!... 't Was een ongelukje, moet je denken! En dat To'tje Blijgraaff uit 't raam sprong - heeft Mia je dat verteld?’ ‘Ja,’ loog Eva bibberend. Nu zou ze dus 'n heleboel te horen krijgen.
‘Nou, wie springt er nu uit de eerste verdieping!’ smaalde Derk. ‘Als haar been weer vastzit, moet ze 't nog maar es proberen, uit 't zolderraam.’
‘Je bent een walgelijke bruut,’ zei Eva koud. ‘Rij me asjeblieft dadelijk naar huis.’
‘Lieverd,’ antwoordde de bruut vriendelijk, ‘ik rij als ik wil.’
‘Je bent een viezerd,’ bedacht ze roekeloos.
‘Toe maar,’ verbaasde Derk zich. 't Kostte Eva niet de minste moeite te geloven, dat hij in 't donker lachte.
‘Mag ik weten, waarom, Eva?’
Dat was weer zo'n typische mannen-vraag, waarmee een vrouw de bek gesnoerd moest worden. O, ze doorzag hem! ‘Omdat je zo gemeen-luchtig spreekt van een “Ongelukje”,’ zei ze, tot in het diepst van haar ziel gegriefd.
‘Aline zal het toch niet anders hebben bedoeld,’ weerlegde Derk.
Ze kreeg er kippevel van. Wat een ploert, om zo te praten.
Dus dit was de elegante kliek, waar ze in verzeild was!
‘Een “ongelukje”, Derk, is ook een kind,’ zei ze scherp. ‘En wat een vrouw bedoelt - dat kunnen mannen vaak niet snappen. Hoe kan iemand zo de Schepping beledigen!’
Haar hele ziel wendde zich op dat ogenblik naar tante Gien; zij had waarschijnlijk dan toch het juiste punt gekozen, in het leven. Een wilde golf van angst sloeg over Eva heen. Alleen de hemel wist, hoezeer ze belaagd werd. -
‘Ik voor mij geloof stellig, dat Aline ook graag de Schepping had willen beledigen,’ antwoordde Derk loslippig. ‘Zo is ze wel.’
Eva wikkelde zich van pure boze teruggetrokkenheid nog eens extra in haar plaid, en gaf geen antwoord.
De bomen waren verstild en schenen te slapen. Het was een heerlijke nacht. Zo verzonken en sluimerend... Maar ook zo ontstellend eenzaam. Uit de verte klonk het gedempte begin
| |
| |
van loeien; er moest een weide vlakbij zijn. De wereld was zo stil als een lege kerk; en daar middenin zaten zij te kibbelen! Derk legde een hand op Eva's schouder; ‘Eef, heeft Mia je soms verteld, dat ik iets had uit te staan met Aline of To'tje?’ ‘Ja,’ zei Eva. Dat woord moest volgens haar een zweepslag zijn. Nu zou hij naar adem happen en verpletterd zwijgen. En als hij goed zat te zweten, zou ze hem in fijn-scherpe woorden eens de minachting tonen van een fatsoenlijke vrouw voor een onbeheerste slampamper van een kerel, die geen meisje met rust kon laten. Hij hoefde niet zo bang voor zijn vader te zijn, als er geen schuld achter stak, dat was duidelijk. Het zou heerlijk zijn, brutaal te kunnen praten, zonder angst voor ontslag. Wat begreep ze die zoenerij in 't bos nu goed! Zo placht meneer zijn aanloopje te nemen! Die truc met de doos napolitains was ook te vlot gegaan...
‘Ik dacht het dadelijk al,’ zei Derk vriendelijk, ‘toen je er die twee meisjes zo zinloos bij sleepte.’ Hij rechtte zijn rug en wreef zich de handen eens. ‘Ja, Eefje, die Mia is niet voor de poes!...’ Daar moest hij even om lachen.
‘Laten we alsjeblieft verder rijden,’ stelde ze ijskoud voor.
‘Zo meteen, kindliefl’
Die nederbuigende toon! Was het niet, om úit te stappen, en desnoods naar de stad te lopen? -
‘Van Aline heb ik nooit iets anders gezien dan armen, benen, decolleté en kop,’ vertelde hij. ‘En dat laatste beviel me niet. Ik hoop vurig, Eefje, dat je zoiets kunt begrijpen.’
Ze zweeg, zelf verpletterd. Op dergelijke lichtzinnige taal, wist ze niets te antwoorden. Het was duidelijk, dat Derk een glashard gemoed had.
Hij startte. Ze reden zonder vedere conversatie naar de ‘Wilde heuvel’.
De nacht was doorschijnend-donker; reeds was er een vage belofte van de ochtend te bespeuren. Wat was het huis blank in het lamplicht! En - wat voelde Eva zich dodelijk vermoeid. ‘Nu is het zondag,’ peinsde Derk hardop, terwijl hij de wagen in de garage reed. Er was even in zijn stem die klank, van toen hij gezongen had. Ze wou er niet naar luisteren, en begon zich uit de plaid te draaien.
‘To'tje en Aline en Mia en Lotty en Ansje en Elfrida,’ zei hij. ‘Ja, ja!...’ met een diepe zucht. ‘Allemaal Eva's...’
Daar had je dan eindelijk de bekentenis-volle naam in zijn ganse waarde.
Hij deed het portier voor haar open. ‘Ik ben een groot zon- | |
| |
daar, Eef!’ zei Derk, met een veel te blij gezicht. ‘Je zult wel doodsbang voor me zijn??...’
‘In 't minst niet,’ antwoordde ze afgemeten.
‘Geef me dan maar een kus,’ bedacht hij. Niets had 'ie geleerd van het gesprek met Sally. Flirten was zijn tweede natuur. Hij was in staat, per vergissing tegen vrienden en meubels te flirten. - Eva stapte zwijgend uit de wagen.
‘'k Heb je toch zo keurig geholpen, toen je geen raad wist met die cocktails,’ zeurde Derk.
Ze bleef zwijgen.
‘Wreed zijn de vrouwen,’ klaagde Derk tegen zichzelf. ‘Tenminste, - dat denken zij. Maar ze denken ook, zonder uitzondering, dat ze origineel zijn, dat ze zichzelf zijn. En wat zijn die arme vrouwen anders dan slechts vrouwen, Derkje?’
Het leek haar volslagen dronkemanstaal. De rollen waren waarschijnlijk verwisseld.
Ze stonden in de hal, en haar begeleider knipte het licht aan. Hij klopte zichzelf op de schouders. ‘Moed, jongen! Op een goeie dag, na héél veel desillusies, ontmoet je een vrouw met een hart. Een vrouw, die níét denkt, dat ze te mooi is voor een mannenmond, die níét overtuigd is van haar eigen onfeilbaarheid, die níét haar eer tegen betaling achter glas tentoonstelt.’
Hij trok vlijtig zijn jas uit en hing die vol aandacht over een haakje. 't Zwijgen was voor Eva een dorre noodzaak geworden, want hij had het kennelijk niet tegen haar.
‘Op een heerlijke dag zul je een allerliefste vrouw ontmoeten, die zichzelf gek genoeg vindt zonder al die fratsen.’
Zij had natuurljk niet moeten luisteren: maar ze deed het nu eenmaal. En ze zou geen vrouw zijn geweest, als ze Derk niet onder 't oog had willen brengen, dat zíj niet was, zoals hij de rest zag. Ze was gebiologeerd door zijn beledigende dunk, en stond pal voor hem stil.
En Derk glimlachte, en maakte van deze gelegenheid met verbazingwekkende natuurlijkheid gebruik. Hij greep haar polsen met één hand, en met de andere trok hij haar naar zich toe.
‘Voor mij is geen druif te zuur en geen appel te zoet, Eva!’ zei hij, en kuste haar. Weliswaar op haar wang, maar met een enthousiasme...! Kon hij dat heus menen? - Tegenover háár?...
Eva keek verblind in een paar allerliefste toegenegen ogen en rukte zich los. Het eerste moment kon ze niets zeggen. Per slot kon ze toch geen minuut vergeten, waarvoor ze hier was;
| |
| |
waar had Derk die beruchte nacht doorgebracht? Was er geen meisje in het spel? En hoe kon hij dan zo lichtzinnig spelen. - ‘Kom, ga naar boven, kind,’ drong Derk aan. ‘Je ziet heus wat pips!’ En hij trok zijn wenkbrauwen op.
Ze ging; niet tot iets anders dan slaafse gewilligheid in staat. Haar ogen brandden en haar hart pompte met zware slagen, en haar hakken waren veel te hoog, en haar japon wilde telkens voor haar voeten een hogere tree belemmeren...
Boven deed ze de deur op slot en viel op haar bed neer en jankte van het huilen. Waarom? - waarom? -... Ze was zo nerveus. En ze was zo onervaren. En ze was zo alleen. En ze was zo degelijk. Ze kon die geheimzinnige nacht van Derk niet vergeten, met het bijbehorende meisje. Hoe kwam ze eensklaps in die dronkemansdroom?
Maar dat andere meisje - en Derks gedrag - - dat stak haar het meest. En - dat ze er niets van wist.
En telkens hield ze de adem in om te luisteren. Want ze achtte Derk niets te goed om de toegang te forceren en haar al of niet in eer en deugd te komen troosten.
Na een nacht van wilde en schokkende dromen ontwaakte Eva om een uur of negen. Er klepte in nabije verte een kerkklok en tegen de ruiten ritselde een fijn motregentje. Zij voelde zich afgemat en lamgeslagen. Zorgen, herinneringen en ervaringen dreigden haar met elkaar levend te begraven.
Wat viel er veel na te denken! Het werd tijd, dat ze harerzijds enige richtlijn voor haar gedrag vaststelde, zowel tegenover Derk als tegenover de buitenwereld. Vooral echter haar privé-houding tegenover de verloofde eiste nogal overleg. Ze wenste niet het onderspit te delven voor zijn onberekenbaarheid.
Op haar rug liggende (in een prachtige pyjama, die ze van Sally had geleend), ging ze nauwkeurig alles na; zowel de indruk, die ze op Derk, als op de buitenwereld moest hebben gemaakt.
Het resultaat leek haar bedroevend.
Derk had haar voor honderd procent gezien zoals ze was: een knullig zenuwpeesje zonder zelfvertrouwen. Ook op de ouders kon ze geen geestrijke indruk hebben gemaakt: ze presteerde in hun nabijheid weinig meer dan knikken, eten en glimlachen. Geestige conversatie, pianospel of fijne tact bij tere situaties waren te enenmale uitgebleven.
En wat moesten de fuifnummers van haar denken!... Nuffig
| |
| |
zitten vruchtensap slurpen, en rare gelegenheden bezocht hebben en tenslotte de gastvrouw op onnavolgbaar ordinaire wijze platschelden, en dronken weggedragen worden!
O, o, o...!
En bovendien een ontzettende bekentenis uitgekrijst te hebben over Derk en zichzelf.
Het was om te hijgen van ellende.
Alleen het idiote feit al, dat Derk een nacht onder tante Giens dak zou slapen. Dat zou voor haar aanleiding geweest zijn, om alles met ladekasten en stoelen te verschansen. Want mannen waren onbetrouwbaar volk. Sommige vrouwen liepen hun roeping mis, trouwden met mannen, en kregen als complicatie van een en ander kinderen. Gelukkig hadden enkelen van die kinderen nog wel eens het geluk, het juiste spoor terug te vinden en kantoor-juffrouw te worden, met recht op pensioen.
Nee, Derk was een levensgevaarlijk mens! Achteraf leek het Eva, dat ze alles gemakkelijk had kunnen redden, als ze na het eerste flirt-gesprek consequent gebleven was. En ze besloot, met voorbijziening van alle gemaakte vergissingen, terug te keren op het pad van gevat cynisme. Dat was vrijwel juist tegenover alle partijen.
Tevreden en enigszins opgelucht dommelde ze weer weg. De regen drumde in vlaagjes langs de vensters, buiten zag ze glimmende bomen wuiven naar een grauwe hemel. Ze kon gerust de ogen sluiten.
Zo zeilde Eva nog een poosje tussen waken en dromen, in de aangename sfeer, die een mens heldendaden, geestige antwoorden en geluk voortovert, zoals het dagelijks leven niet van ons meemaakt.
Tot een donderslag op haar deur haar ruw in de werkelijkheid terugbracht.
‘Wat?!’ schreeuwde ze onbeheerst.
Een daverend gelach op de gang verraadde Derks aanwezigheid.
‘Laat me es effe binnen!’ zei die deftige jongeman, alsof hij geen oer-degelijke, ergdenkende vader had, die dergelijke vrijheden schel belichtte.
‘Kom maar,’ antwoordde Eva lief. De deur was toch op slot.
De rol, die ze zich voorgenomen had te spelen, stond haar glashelder voor ogen.
‘Draai de sleutel dan es om,’ beval Derk.
‘Hoe weet jij, dat die deur op slot zit?’ informeerde ze, toch
| |
| |
niet helemaal gerust.
Hij lachte kwajongensachtig. ‘Je keek vannacht zo bang, toen je naar boven ging.’
't Was héél pijnlijk. Ze zweeg even; zei toen: ‘Ik kan je niet binnenlaten.’
Daarover was haar verloofde uiterst verwonderd. Waaròm ze hem niet kon binnenlaten. ‘Ik heb nog nóóit een verloofde gehad, die -’
‘Ik ben naakt,’ bedacht ze.
Hoe kwam ze toch zo geraffineerd pervers? Zou tante Gien ooit tegen een zwarte man hebben gezegd, dat ze zich in ontklede toestand bevond? - Waarschijnlijk zou ze, alleen al met het oog op 't pensioen, gezwegen hebben.
‘Je ligt in bed, met 'n pyjama van Sally aan,’ repliceerde Derk.
Nu moest Eva de deur aan een ernstig onderzoek onderwerpen: of er ergens 'n gaatje in zat. Dìt was niet gewoon.
‘Waarom denk je dat?’ vroeg ze, om tijd te winnen. De deur was puntgaaf.
‘Vrouwen zoals jij hebben een heel andere stem, als ze naakt zijn’ vertelde Derk. ‘Doe open, Eva.’
‘Ik houd niet van mannen in de kamer, als ik in bed lig,’ zei ze afwijzend. ‘Bovendien ben ik nog niet opgemaakt.’ Dat moest hem afschrikken.
‘Ik heb een heerlijk ontbijt voor je,’ trachtte Derk haar te verlokken. Dat maakte haar wel wat zwak.
‘Dunne boterhammetjes,’ vertelde hij, met zijn mond tegen de deur, en weer die zangerige toon in de stem, ‘en ouwe kaas, en ham, en een ei, en bessengelei en koffie...’
Ze had al één been over de rand, toen zij zich haar cynische rol herinnerde.
‘'k Lust niets,’ antwoordde ze dus. ‘Ik zit nakend voor de spiegel met een kater.’
‘'Dus je ligt níét in bed,’ stelde Derk vast. ‘Je zei daarnet van wèl... En als je een kater hebt, moet je juist eten. Dat is goed voor 't arme beest.’
‘'t Arme beest wil met rust gelaten worden,’ meende ze te moeten vermanen.
‘Je ligt in bed te fantaseren, en je hebt reuze trek in eten,’ zei de tegenpartij.
Toen begreep Eva, dat een deur voor hem geen belemmering vormde, en ging open doen; de deur op een kier, en haar arm om een hoekje, graaiend in de ruimte.
Het enige, wat ze kreeg, was een kus op haar vingers. Ze ver- | |
| |
maande met barse stem, van zulke misselijkheden verschoond te mogen blijven.
Maar achter de deur werd fluisterend beweerd, dat Kees (dat was de knecht) juist keek. Zodat ze toch de verliefden moesten spelen.
Eva vroeg, of het dan in een deftig huis de gewoonte was, knechten te laten kijken, hoe de zoon vrijde?!
Bah, dat was schandelijk grof, werd haar verteld.
Ze vond met haar wijsvinger een hete vloeistof, en gilde nadrukkelijk. Vaderlijke temperamenten werden hierbij voorbijgezien.
‘Ja, sommige vrouwen denken dat ze koel zijn, en van de weeromstuit branden ze zich aan alles,’ zei Derk wereldwijs. Hij hing een draagblad met vier koorden aan Eva's hand, terwijl zij scherpzinnige dingen zei over mannen, die dachten dat ze kerels waren, en alleen maar wildebrasjes bleken te zijn: vlerkjes toonden ze zich! Vlegeltjes! Aápjes!
Er kwam geen antwoord.
Ze loerde door een kier, en bevond de gang leeg. Het zweet brak haar uit, want gesteld dat Kees waarlijk in de buurt was: wat maakte ze dan een allergekste beurt, met deze alleenspraak om de deurkier! - En bovendien was ze niet minder teleurgesteld, dan andere vrouwen geweest zouden zijn.
Eva deed de deur wijder open en keek de gang op.
Derk, de doortrapte, die zich tegen de muur naast de deur had platgedrukt, kuste haar in de nek.
Eva uitte van pure ontzetting een onmenselijk gebler. Ze stootte dienblad en hoofd en elleboog, en voelde zich overstroomd van de bulderende schaterlach, waarmee Derk zijn vrolijkheid trachtte te lenigen.
Nog voordat ze de deur hadden kunnen dichtkeilen, werd het toneel echter letterlijk overdonderd door een stem als een reeks kanonschoten: ‘WAT IS DAT HIER!!’
En daar stond meneer Van Hellenduyn, met een bloedrood bol gezicht en een zo mogelijk nog boller blauw-met-wit gestreepte kamerjapon.
‘Ik breng Eva haar ontbijt,’ verklaarde Derk uitgestreken.
‘DAT KAN HET MEISJE WEL DOEN!’ zei zijn vader.
Eva vreesde rampen, zo dicht bij de trap, en veegde intussen koffiedruppels met haar voet weg. Maar toen bleek dan toch, dat Derk niet alleen tegenover haar wist te handelen.
‘Hoor es, ouwe heer,’ zei hij volmaakt kalm, ‘als je nou werkelijk jong geweest mocht zijn, dan zul je zeker begrijpen,
| |
| |
dat het dienstmeisje dit níét kon doen!’
Meteen deed hij Eva's deur dicht, zodat ze van het toneel werd afgesneden; ze hoorde Derk weglopen, hij liet zijn vader alleen op de gang staan.
Sidderend zonk Eva op een stoel, met een blad op schoot, dat dreef van koffie. Maar het bleef stil op de gang.
Het kostte haar de grootste moeite, haar cynische rol weer bij elkaar te rapen. Met zorg maakte ze zich op, en kleedde zich maar weer in haar blauwe, en kwam om half twaalf juist op tijd de trap af, om Derk in de hal te vinden, gekleed in een allerelegantst lichtgrijs pak en met een slappe witte vilthoed van ongelooflijk raffinement.
‘Morgen, Eva!’ zei hij. Alsof ze elkaar nog niet hadden gezien. Of ze mee ging.
‘N-naar de kerk?’ vroeg Eva, toch even verbijsterd door het uur.
Dat sloeg natuurlijk onmiddellijk op zijn gevoel voor humor.
Hij moest snoepgoed kopen voor zijn moeder. Er bleek niet genoeg meer in huis te zijn voor de thee.
Och ja; naar eigen idee kon Eva best meegaan, want ze was toch immers zijn verloofde - en iets beters had ze niet te doen.
Zij liepen door de tuin. Eva met een paraplu van mevrouw Van Hellenduyn. Er scheen een bleek, goedwillend zonnetje.
De paden waren drassig. Maar bomen en gras waren zalig groen, en alle bloemen leken pasgeverfd.
En wat rook het verrukkelijk naar plantesappen en vochtige aarde! Het werd steeds heviger mei!
‘Lieveling,’ zei Derk met een uitgestreken gezicht, ‘geef me je arm, lieveling!’
Zo marcheerden ze gearmd door die heerlijke, bloeiende tuin.
‘Als je huppelen wilt, dan mag dat wel, tot aan die rhododendron,’ wees Derk.
‘Ik huppel nooit alleen,’ antwoordde Eva. ‘Mag ik je dus inviteren?’
‘Ik ben te rijk en te deftig om te huppelen,’ zei Derk bezadigd. Eva knikte. ‘Ja, dat is zo. Ik moet me ook beheersen. Binnenkort krijg ik een chèque, en zal het eveneens moeten nalaten.’ Hij stemde zorgelijk in met haar knikken en zei geen woord. Maar achter de schitterend paarse rhododendron bloeide een heel vroege, roze klimroos rondom een poortje; Derk plukte er 'n knop af, kuste die, en bevestigde 'm in een knoopsgat van Eva's jurk.
| |
| |
Een moment rustte zijn blik in haar ogen. Het was een heel vreemd ogenblik. Hij zei nog steeds geen woord. Ze werd bloedrood.
Schaap dat ze was: achter haar rug was het hek. En op straat liepen de terugkomers uit de kerk; stijve mannetjes met zijden petten, glimmend gewassen gezichten en pas gestrekte benen, zedige vrouwen in heupwiegende rokkenvracht, met blanke gezichten, waarop de preek lag te stollen.
Toen Derk en Eva het hek uitgingen, groetten ze. De mannen met een opgestoken vinger, de vrouwen met verprevelde neiging van het hoofd. Nooit had Eva zich zo omringd gevoeld van de grofste nieuwsgierigheid, als tussen die van-hen-weg-kijkende mensen.
Eén mannetje, zo oud, dat zijn benen ervan doorbogen, en zijn ogen vergrijsd waren en zijn haar als een uitgebloeide paardebloem onder de rand van het petje pluisde, zei: ‘Is dat nou je verloofde, zogezeid, meneer Derk!’
Terwijl Eva zich haastte, ook gelukkig te glimlachen, wrong haar hart zich om, en ze vroeg zich af, hoeveel leugens ze nu al hadden verteld - en dat allemaal slechts om één meisje met rood haar, dat al te offensief trouwlustig was.
Het mannetje werd Gert Petroleum genoemd en ja, dit was Derks verloofde.
‘Da's 'n flinke,’ zei Gert Petroleum. Hij hield 't hoofd scheef en kneep zijn ouwe-honde-ogen keurend half dicht, alsof Eva een pas gekochte koe was. Het zou haar niets verbaasd hebben, als hij eens op z'n dooie gemak om haar heen was gedrenteld om haar ook van achteren te bekijken. Alleen vroeg ze zich af, of ze daarbij eventueel diende te blijven stilstaan.
‘Dat is ze zéker,’ beaamde haar verloofde opgewekt.
‘Nou mar nie' te lang wachte mê' trouwe,’ raadde Gert P.
Achter hem keken enkele voorbijgangers hen aan. Eva vond de situatie ondraaglijk.
‘Da's 'n goed idee,’ prees Derk. ‘Bedankt, Gert! Daar hadden we nog niet aan gedacht.’
‘Joa,’ zei Gert half bestraffend, ‘mar jij denk, da'je me in 'n spoegie ken verdrinke, meneer Derk.’
‘O, ik zou 't niet graag proberen,’ weerstreefde Derk hoffelijk.
‘'n Ouwe man het z'n ervaringe,’ zei Gert, die hen daarmee blijkbaar tot elke prijs van dienst wilde zijn.
‘Lang mê’ mekoar lope - da's niks as stadse roariteit. Da's nié gezond, zogezeid.’
| |
| |
‘O, God, je maakt me bàng,’ verweet Derk met een grijns. ‘Maar als we trouwen, zullen we je 'n kaartje sturen. Goed?’
‘Och joa, ieder wat,’ antwoordde Gert P. met één dichtgeknepen oog. Ze kregen allebei een roffelige eelthand, en konden hun weg vervolgen.
Eva vroeg Derk, of hij bij benadering het aantal leugens kon noemen.
Maar hij lachte teder- wat haar niet roerde, nu ze begreep dat het demonstratie was - en informeerde of ze niet blij was met Gerts oordeel.
‘In elk geval is het beter, dan mijn eigen,’ bekende ze.
‘Hij ziet je pas voor het eerst,’ suste Derk.
‘En hij kijkt niet dwars door me heen,’ wreekte zij zich. En aangezien zij vond, dat het wel bij haar cynische rol paste, vertelde ze Derk, hoe ze 's morgens had liggen denken over de indruk, die ze op alle nieuwe bekenden moest hebben gemaakt.
Hij amuseerde er zich veel te zeer mee naar haar zin.
Was het wel beleefd, om zo te schateren, toen ze over de fuif sprak?
Eva voelde het tot in haar merg: als afleiding was ze boven verwachting goed. Net wat ze níét wilde. Als verloofde, en als vrouw s.s.t.t. heb je toch recht op een beetje ernstige aandacht!
‘Niemand zal geloven, dat ik echt met je verloofd ben,’ zei ze dus dreigend.
Derk verviel tot een nadenkende glimlach - wat ze al een duidelijke vooruitgang vond. ‘Waarschijnlijk,’ antwoordde hij, ‘heb je ze op een afdoende manier overtuigd, dat je 't wèl bent.’
Zij meende te begrijpen, dat hij weer op haar domme woorden tegen Mia doelde, en barstte natuurlijk in blozen uit.
Adieu, cynisme!
‘'k Bedoel,’ lichtte hij toe, ‘dat niet één meisje zich tot nog toe zo volmaakt heeft aangepast bij mijn type. Snap je me?’
Dit was beslist beledigend. Had zelfs Sally niet gezegd, dat hij een beest van een vent was?
‘Ik hèb me niet aangepast,’ zei Eva scherp.
‘Dan is het dus je eigen natuur, lieveling?’ vroeg Derk kwelend. Hij bezag haar van opzij met zulke tedere blikken, dat ze de wenk begreep: jong geluk op straat, hoedt u voor de horretjes.
Eva klemde haar paraplu onder de arm en legde haar vrije
| |
| |
hand op het blote stukje van zijn pols, bij de manchet. Er moesten drastische maatregelen genomen worden, in het kader van cynisme en uiterste vlotheid.
‘Ja, schat,’ zei ze. ‘Het was één van de kanten van mijn ware natuur.’
‘Misschien ben jij dan wel de vrouw, die ik op een goeie dag hoop te ontmoeten,’ meende Derk verrukt.
‘Dat kan niet, mannetjes-engel,’ antwoordde Eva, ‘want ik ben niet zwart. En als je nou niet heel netjes en vriendelijk bent, knijp ik het vel van je pols tussen twee nagels.’
‘Schat van een kat,’ zei Derk, en nam haar rechterhand zo muurvast in zijn linker, dat haar adem ervan stokte, ‘als je zoiets uithaalt, zal ik je midden op straat zoenen, tot je Eerste Hulp nodig hebt.’
Ze schrok innerlijk voor zulke platheden terug, en was dus jammer genoeg veel te snel weer koest.
Zo, saamgevlochten alsof ze ‘haken-en-ogen’ gingen dansen, bereikten ze de snoepwinkel.
Daar was gelukkig afleiding genoeg om wat op adem te komen. Het rook er naar boter en vanille, en er stonden op de witte toonbank hoge glazen stolpen met bonte lekkernijen, als deftige solisten in een Luilekkerlandse opera, terwijl op de achtergrond een koor van crème trommels met gouden biezen ‘Kattetongen’, ‘Jan Hagel’, ‘Kletskopjes’, ‘Bitterkoekjes’, ‘Paleisbanket’, en ‘Zoute Krakelingen’ zong. Op een hoge, geslepen voet stond een schaal met mokkapunten, en drie grote dozen met chocola leerden hen, dat van Houten de beste was, Droste beter, en dat ze Ringers moesten nemen.
Een onverwacht magere juffrouw uit de radio-doorjengelde achterkamer vroeg bij dit alles: ‘U wenst?’
Derk groette haar met een aandacht, alsof hij slechts daarvoor was gekomen, en informeerde naar de kinderen.
Twee hadden kinkhoest en één zondagsschool. Meer had de juffrouw niet. Ze was te wel-opgevoed, om tegen Eva te praten, hoewel Eva aan haar gezicht zag, dat ze haar verloofd wist.
Of ze haar keurde als toekomstige ‘Wilde Heuvel’-vrouw?
Eva's verloofde vroeg, waar ze van hield.
‘Van alles,’ gaf ze ten antwoord.
Ze vreesde, dat 't tactloos was, en een heel hongerige indruk moest maken. Maar haar nieuwe silhouet tolereerde zulks wel, en een meisje met goudblonde krullen en hakken van een decimeter kan meer zeggen dan een grauwe muis in hand-ge- | |
| |
naaide eenvoud.
De mannenstem vertelde haar, dat haar hulp verlangd werd bij 't bepalen van de keuze, kindjelief.
Zij wees vijf trommels aan, en Droste en Ringers, en twee stolpen. En omdat ze toen meelij kreeg met Van Houten, betrok ze die er ook in.
Derk ontzag zich niet, een hand tegen haar voorhoofd te leggen.
‘Ik ràmmel,’ zei Eva, ter verklaring van haar gedrag.
‘Liefje, toch niet in je hoofd?’ verbaasde Derk zich.
Daardoor raakte de juffrouw los van haar winkel-houding.
‘Jong geluk maakt hongerig,’ zei ze impertinent.
Derk tracteerde Eva op een mokkapunt uit 't vuistje. ‘Inplaats van een zoute haring,’ fluisterde hij.
Eva vond fluisteren niet netjes. Bovendien kriebelde zijn houding haar. Want ze had toch maar alles moeten doormaken, voor hem en zijn geheimzinnige geliefde, waarvan ze niets wist dan haar eigen onervaren vermoedens. Zelfs een kalf als zij moest snappen, dat hij niet die hele nacht van maandag op dinsdag uit wandelen was geweest om lieveheersbeesten te vangen. En nu moest ze die zoute haring ook nog slikken!
‘Kereltje,’ zei ze halfluid, ‘ik heb jóú toch!’
Dat trof dieper doel dan ze verwacht had; Derk wist opeens niet meer, of hij zoute krakelingen had verlangd. Maar Eva gaf de juffrouw te kennen, dat een half pond ervan niet genoeg zou zijn: ‘Meneer houdt zo van iets pikants!’
Dat was blijkbaar ook raak: Derk vergat te betalen.
‘Jong geluk maakt ook vergeetachtig,’ zei Eva tegen de juffrouw, die van pure nieuwsgierigheid naast de zak gooide, en niet op de wijzer lette. Jammer genoeg moest Eva zelf lachen om haar mop, wat voor anderen nooit de humor verhoogt.
Ze lieten een meesmuilende juffrouw achter en aanvaardden de terugweg, vol pakjes en zakjes.
Weer buiten, zweeg Derk zo lang, dat Eva 't benauwd kreeg. Ze keek eens tersluiks opzij... Hij blikte recht voor zich uit.
Dat leek haar niet in stijl met hun verloofdheid.
‘Derk, je bent toch niet boos om wat ik zei over jong geluk?’ informeerde ze.
Een diepe zucht was het eerste antwoord. ‘Mijn geluk is niet jong,’ weerlegde Derk, vreselijk bezadigd. ‘Ik ben al zo dikwijls gelukkig geweest!...’
‘Benijdenswaardig,’ lispelde ze. ‘Ik nog nooit.’ Voelde haar
| |
| |
stemming in elkaar zakken.
Toen zei Derk - en hij zag haar nog steeds niet aan - ‘Eefje, 'k wou, dat ik je gelukkig kon maken. D'r is verdomd niet een vrouw, die 'k het zo gun!’
En Eva keek beleefd een andere kant op, om haar wantrouwende ogen niet te laten zien.
Kon de mogelijkheid bestaan, dat hij de nacht van maandag op dinsdag - - nou ja, laten we zeggen: tòch lieveheersbeesten had gevangen??
Het leek haar héél twijfelachtig. Nee, Derk zou nog wel voor een ander meisje dan alleen voor Mia zo omzichtig zijn, haar als stootblok te gebruiken; zij het dan ook, dat dit andere meisje in totaal verschillende situatie tegenover hem stond... Maar dat zou Eva wel nooit te weten komen.
|
|