| |
| |
| |
5
Derk in smoking was heus niet te versmaden. Sommige mannen staat de zwart-wit-combinatie zo zeldzaam goed!
Eva voelde zich in haar nieuwe japon, met juwelen, weinig minder dan een toverfee, en kreeg dan ook van beide ouders Van Hellenduyn een compliment in die richting.
‘Nou begrijp ik pas goed, waarom Derk verliefd op je werd!’ zei z'n vader, die na 't diner steeds in een stemming van labiele vriendelijkheid placht te verkeren. Ja, dat was een pluim - Maar wat een bizarre sensatie voor een vrouw, om mooi te zijn! Want met alle aangeschafte middelen had ze dat heus enigermate bereikt. Dat zei haar niet alleen de spiegel in het trapportaal; nog duidelijker vertelden Derks plotseling grote ogen het haar, al deed hij geen bek open.
Vreemd, dat over 't algemeen een man zelfs de waarheid als onjuist uit zijn leven mijdt, als 't moet; terwijl de vrouw er niet tegenop ziet, de onwaarheid als juist te ambiëren. Een sportieve man haat alle humbug en gaat de geringste pathetiek uit de weg; de sportieve vrouw daarentegen heeft niets tegen rouge of haarverf of een schandalig engsluitende stepin, en kust vriendinnen of laat zich fotograferen als een filmster.
In de wagen zei Derk: ‘Eefje, nou moet je duvels voorzichtig zijn, hoor! Je kon gisteren gelukkig best tegen Mia op. Maar - tja, ze was onvoorbereid, hè? Liever zwijgen dan teveel zeggen, hoor!’
En Eva maakte van de gelegenheid gebruik - hij was zo lief en toegenegen, dus meende ze, dat 't zou lukken - om te informeren naar de juiste situatie.
Hij zweeg even en fronste héél nadenkend.
‘Sally zou je toch alles duidelijk maken,’ zei hij toen.
‘Het wàs me niet duidelijk,’ wierp Eva tegen. ‘Als ik nu een fout maak, is 't mijn schuld niet.’
Derk schoot in een luide lach. ‘Dat is chantage, liefje,’ zei hij zachtzinnig.
‘Denk je, dat ik Sally's beste vriendin zou zijn, als ze me niet vertrouwen kon?’ pleitte ze.
Hij zocht haar hand. Eva trok die niet snel genoeg terug.
| |
| |
‘Die ring is scherp van boven,’ murmelde hij.
Ze passeerden een hittewagentje, met drie kleine jongens erop. Derk wuifde. Eva ook. Het had uitbundig succes. De hit, die liep te slenteren, schoot ervan in een haastige stap.
Eva wachtte op antwoord, en keek lekker uit naar de huisjes langs de straat. Hier en daar bloeide een donkerpaarse sering. De geschoren linden voor de gevels hadden alle stramheid verbroken met feestelijke sprieten en spruiten. In een weilandje liep een geweldige zeug met 'n ris kleine varkentjes achter zich, als een rozenkrans. Ze waren in volle ernst op stap, de wereld in.
‘Nou - eh - kijk es..., Eva... 't zit zo... hm, hm...’ Ze had Derk tot spreken gebracht. Maar hij maakte geen ogenblik de indruk, verlegen te zijn. ‘Mia weet, dat ik die nacht niet thuis was. Ze weet ook, dat ik niet wens bekend te maken, waar ik wèl was... Kun je me volgen, Eva?’
‘Als je dit tempo van vertellen volhoudt, zal 't wel gaan,’ antwoordde ze bloemzoet.
Hij grinnikte intens genoeglijk, en klopte op haar hand.
‘Hoe kon Mia dat te weten komen?’ vroeg ze.
‘Die hoort alles uit gewone gesprekken,’ zei Derk lijzig.
‘Opmerkelijk.’
‘En waarom wil ze jou hebben?’
‘Nou - kun je dat niet raden?’
‘Ze lijkt me zèlf rijk genoeg,’ zei Eva harteloos niet-begrijpend.
Derk grinnikte weer.
‘Ik kwam haar dinsdagavond tegen,’ begon hij toen opeens. ‘En ze vertelde me, met glanzende ogen - zo lief heb jij nog niet naar me gekeken, Eva -’
‘Ik kijk precies zo naar een zekere chèque,’ stelde ze hem gerust.
‘- en ze vertelde me, dat ze 's morgens héél vroeg iemand door het laantje achter onze aangrenzende tuinen had zien sluipen, die sprekend op mij leek. Ze vroeg, of ik 't was geweest. Ik zei natuurlijk nee -’
‘Waarom?’
‘Ik kon toch niet “Ja” zeggen op zulke nonsens!’
‘Hm.’
‘En toen vroeg ze, of ik die nacht thuis was geweest. Ik zei weer nee. Naar waarheid, hoor Eefje!’
‘Zeg,’ onderbrak Eva hem. ‘Zei je daar iets van aangrenzende
| |
| |
tuinen?’
‘Ja, Erfje.’
‘En hoe lang rijden we al?’
Ze waren een heel stuk van huis, het dorp lag achter de bomen te schemeren in een rood-gouden waas van de zinkende zon. Zelfs het felste groen was goud.
‘Er ontgaat jou niets,’ bewonderde Derk. ‘Heerlijk is dat. Gestaald door strenge bazen, uitverkoopjes en te weinig vertier. Lieverd, we maken een avondritje. Je zag er zo verdomd aardig uit, Eva...’
Dat was ook een pluim.
‘En hoe verliep jullie gesprek?’ informeerde ze steenhard.
‘Nou, ze vroeg, waar ik dan wèl geweest was. Eerst lachend, en toen ernstig, en toen nòg ernstiger, en toen zuur. “Denk je, dat ik zo bezorgd over je zou zijn als je me niet kon vertrouwen?” vroeg ze, Eva...’
‘En jij dacht “ja”,’ vulde Eva aan, terwijl haar hart op hol sloeg.
‘Juist, Eva.’
‘Dank je, Derk.’
‘En zo kwam het een van het ander.’
‘En jij acht haar in staat, om zichzelf in praatjes met jou te betrekken, en vol te houden -’
‘Pertinent.
‘Is dat niet lichtelijk ingebeeld?’ Ze moest zich toch een béétje wreken.
Maar Derk, die de laatste ogenblikken zwaar gespurt had, liet die vraag keurig in 't midden: ‘Kijk, schat,’ zei hij kwelend, en nam zijn hand weg, ‘we zijn er!’
Zij was niets dan een alibi, en zou nooit iets weten.
Ze draaiden een rustiek hek in en suisden recht op een aardig huis af, of ze er dwars doorheen moesten.
Mia, in lichtgroene tule, vond het schattig, dat Derk en Eva gekomen waren.
Ze kwam tussen hen in, en gaf hun ieder een arm.
Eva's kleren en juwelen waren toen al getaxeerd.
Het was een heel klein fuifje: tien jonge mensen.
Een glanzend-grijze bar met moe Germsen erin, waaraan alle overige lichaamsdelen met de handen meemixten, zag eruit als een koek-en-zoopie in avondtoilet. Het gezelschap viel niet al te zwaar mee. Er waren drie meisjes en vier jongens, en Eva kon ze eerst niet uit elkaar houden. Toen Derk en zij binnenkwamen, praatte men over zulke onbenullige dingen, dat
| |
| |
Eva zonder veel pedanterie meende te mogen aannemen, hen in een ander discours te hebben verrast.
In de hoek stond een fikse elektrische grammofoon, en een dienstmeisje met een wit gezicht en vertranspireerde ponny liep af en aan naar moe Germsen, die in haar bar zat gevangen als een overrijp kind in een al te mooie kakstoel.
Er werden sigaretten gepresenteerd. Het geheel leek Eva nogal gewild.
‘Nee,’ zei ze, ‘'k rook niet, want 't werkt op mijn maag.’
Was het heus geestig? - Tot haar verbazing had ze de lachers op haar hand. Zelfs moe Germsen liet haar vrolijkheid de vrije loop, in haar meubel.
Eva moest met geweld beseffen, dat ze de elegante, knappe verloofde was van Derk Reyder van Hellenduyn. De naam Eva Blombergh richtte zich op en werd een klinkende zelfstandigheid. Een kastanjekleurig meisje informeerde of ze familie was van Jack Blombergh, die ongelooflijk rijke vent uit Den Haag? Dat scheen heel belangrijk te zijn.
En toen moesten de aanwezigen een borrel drinken. Germsen senior zat toch ook niet voor niks te pronk in die doos.
Eva keek bliksemsnel naar Derk. Maar haar seintje was al onderschept door een paar lichtgroene ogen.
‘Ja, hoor es, Eva drinkt nooit iets anders dan tomaten- of sinaasappelsap,’ zei Derk.
Lieve, beste Derk! Zij had opeens een warm gevoel voor hem in haar hart. Ze wist zich immers geen raad met alle Engelse cocktail-namen, die ze om zich heen hoorde.
Ach, wat speet hen dat! Hoe kon een mens echt fuiven, zonder alcohol in zijn lijf! Hè, Eva, voor één keer!...
Wilden ze haar tot elke prijs gek of misselijk zien?
‘Heus niet,’ zei Eva, per ongeluk weer veel te preuts.
‘Verdraagt je maag dit óók niet?’ vroeg Mia; en één halve seconde zag Eva de truc in: Mia was hevig teleurgesteld. Nog was Eva schaapachtig genoeg, om de reden niet te begrijpen. Ze stortte zich in een eerste dans met Derk. ‘Niet zo beweeglijk,’ murmelde Derk boven haar hoofd. ‘En grotere stappen maken. En niet overstuur raken. Benen recht langs elkaar. Zó...’
Maar haar galopperend hart kon hij niet matigen. Terwijl ze bij een schetterende koper-solo voorbij een glazen deur deinden, zag zij een schim van de nieuwe Eva; slank, met uitdagend mooie kleren, een ovaal gelaat met heel wonderlijke wenkbrauwboogjes, die alsmaar vroegen: ‘Wat komt er
| |
| |
nu?...,’ massa's goudblond haar, en ergens een kostbare schittering - adieu, glazen deur.
Was dit nu het slechte leven, en was ze bezig te verzinken?... Tante Gien - - - - - - Brave tante Gien...
Derk toonde er een intens genoegen in te hebben, hun geluk te demonstreren. Hij hield haar afschuwelijk knuffelig vast.
Met de beste wil van de wereld kon ze de tederheid niet verder drijven dan tot kalme aanvaarding. ‘Hindert niks,’ meende Derk haar te moeten troosten, ‘dat staat wel netjes voor een vrouw.’
Dat was in zekere zin een geruststelling, want als Eva aan haar voeten moest denken - ‘dat moet je juist níét’ druste haar partner - en aan haar figuur, en aan het soepel houden van haar lichaamshouding, dan bleef er beslist geen aandacht over voor gefingeerde tederheden. Toen was de dans uit.
Zij werd gevraagd door een blonde jongen, door een bruine. Ze dansten alle vijf met haar. Hoewel haar hart balgde van angst, ging het toch tamelijk goed. Ze mocht haar eigen bluf niet onmogelijk maken, en zocht het dus in een koortsachtige conversatie, ter afleiding. Mia mocht onder geen beding merken, dat ze geen fuifnummer was.
‘Dans je vaak?’ informeerde de blonde.
‘Innerlijk sta ik geen ogenblik stil,’ zei Eva.
Hij moest even kijken, hoe ze het meende. En toen wist hij niets meer te zeggen. Ze waren dus gelukkig niet allemaal zo ad rem als Derk.
Eva relde maar wat, over de mooie natuur en over de stad, die ook prettige kanten had.
De bruine begon zijn gesprek met de vraag, of ze slowwaltz prettig vond.
‘Dat hangt van de partner af,’ bedacht Eva spitsvondig. ‘'t Kan verrukkelijk zijn.’
Wat was een slow-waltz? Had ze het wel goed verstaan, en mocht men zulke termen nuchter-weg vertalen?
‘Je danst meestal zeker met dezelfde man,’ veronderstelde hij.
‘Ik kan dat duidelijk merken.’
‘Ja,’ gaf ze toe. Maar toen overspoelde haar een golf van verlegenheid: als Derk thuis was, kon ze toch niet met hem dansen, en als ze een fuifnummer was, zat ze toch niet als muurbloem te pronk, en - - Daar had je weer zo'n onvoorziene kwaadaardige perspectief! ‘Als Derk er niet is, dans ik met iemand, die er speciaal voor is,’ zei Eva deftig.
Hij stond haast stil, midden in een draai. ‘Bedoel je een gigo- | |
| |
lo?’
‘Ja,’ zei ze roekeloos. ‘Die dansen het lekkerst.’
Haar hart begon een roffel te slaan voor de blik van zijn ogen.
Hij schaterde! Er werd nadrukkelijk naar hen gekeken, door groene en grijze ogen.
‘En betaal je 'm?’
‘Tuurlijk!’
‘Verdomd! Hoeveel?’
‘Nou,’ - Eva dacht aan Amanda Pèche en aan Monsieur Français; dat moest haar maatstaf zijn. ‘Vijfentwintig.’
‘Per dàns?’
Dus dat was te veel. ‘Ben je gáár!’ O, hemel, als ze maar niet te vlot werd! -
Toen was ook die dans ten einde.
Er sloeg een gekke, maar toch heel aangename vrijmoedigheid in haar los. Ze was jong en mooi en rijk en gelukkig, - net wat altijd gewenst was. En iedereen geloofde haar.
De derde danseur was verstrooid en keek naar een zwart meisje in organdie, werkelijk een heel mooi poppetje.
Maar de vierde had Eva bijna de das omgedaan, want hij vroeg haar, of ze wel eens in het ‘Renaissance’ gedanst had.
Eva kende het ‘Renaissance’ alleen van buiten: een statig grijs gebouw met pilasters tot aan het dak, en een grote neger in een wit uniform als portier.
‘Vaak,’ antwoordde ze.
‘Heb ik u daar niet eens gezien?’ drong hij aan.
‘Gut, dat kan best,’ zei ze nonchalant.
Daar werd die jongen dadelijk veel aardiger van. Hij zei, dat het op zo'n dorp toch maar 'n dooie boel was. Wat Eva niet beaamde. Nou ja, maar ‘Renaissance’ had je toch alleen maar in de stad... Wat ze wel beaamde. Ze werd beloond met een knipoog. Hoeveel had ze er in de loop van vierentwintig uur wel gekregen?
Toen Derk haar gesprek vernam, stikte hij van het lachen, en vermaande haar, meer te zwijgen want 't ‘Renaissance’ was geen gelegenheid, waar degelijke meisjes gingen dansen, zei hij. Vreselijk! en ze was het woord vergeten, dat die bruine jongen gebruikt had voor een danseur, die je vijfentwintig gulden betaalde. Dit alles kalmeerde haar wel wat.
De gesprekken met de meisjes vervloeiden tot zulke oppervlakkige vragen-en-antwoorden, dat het Eva verbaasde.
Alleen over Mia viel niet te klagen; die toonde zich van een uiterst charmante zijde. Er werd gedanst en nog eens gedanst
| |
| |
en weer gedanst. En tussendoor zat Mia naast haar en vroeg, en vertelde, en lachte...
Eva zou haar tenvolle hebben vertrouwd, als ze niet, na haar uitdrukkelijke reclame voor alcoholische feestvreugde, eveneens alle drank had laten staan.
Hun blikken zwierven gelijkelijk met Derk mee, die zich jubelend vermaakte met de kastanjekleurige en de zwarte, en de derde, die melkboerehond-charmes had. Niet, dat hij niet met Eva danste en flirtte. Ze deden allebei reuze hun best. Derk danste heel goed, al was het misschien wat te leidend; een vrouw had in zijn armen geen schijn van eigen wil meer. Dat mocht op de buitenstaander een ideale indruk maken, en bij het dansen behoren - het mocht zelfs een redding voor haar onkunde zijn, - zij vond het, juist van Derk, niet leuk.
De verloofden, hadden gemeen genoeg, samen reuze pleizier over mevrouw Germsen, die purper zag van het schudden.
‘Ze moet elk glaasje controleren,’ zei Derk. ‘En daardoor krijgt haar bloeddruk ruzie met haar vetlagen.’
Aangezien Eva niet om alles zo uitbundig wou lachen, fluisterde hij: ‘Lach maar gerust, - dacht je, dat iedereen jou hier au sérieux neemt?!’ En toen ze hem onder 't oog bracht, dat ze liever helemaal niet denken wilde, zei hij somber: ‘We gaan vroeg weg.’
Ze gingen niet vroeg weg. Langzaam maar zeker werd Eva in de kring opgenomen, hoewel ze toch voelbaar een vreemde eend bleef. Het uitte zich van de kant der mannen in een minder gemeenzame toon en door een zekere nieuwsgierige beleefdheid. Ze schenen overigens de verloving van Derk net zo min op hoge waarde te schatten, als Eva het deed. Van de zijde der vrouwen was een wisseling van al te vriendelijke belangstelling tot uiterst kille, keurende blikken waar te nemen. Wonderlijk, dat zelfs de onervaren vrouw hieraan instinctief haar waarde meet.
Eva praatte veel met Mia en zelfs met haar moeder, en dronk een onmenselijk aantal heel kleine glaasjes sinaasappel.
Die smaakten ietwat geparfumeerd, maar: ‘Moeke heeft er voor de grap wat aroma in gedaan,’ legde Mia van tevoren uit. ‘Dat is heel onschuldig hoor!’ En Eva vond het lekker. Het scheen haar een ongevaarlijk avontuur. Twee van de jongens namen afscheid, zodat zij, twee meisjes, gevoegelijk konden blijven keuvelen. Dat Eva zich hiertoe het meest aangetrokken voelde, vond zijn oorzaak in haar gebrek aan oefening; 't was haar eerste fuif. Haar benen werden heel gauw te
| |
| |
loom voor dansen, en haar hersenen te mat voor de vereiste snelle geestigheden. Ze voelde zichzelf inzakken; maar wat hinderde het? Derk hield het feest op peil, en zij kon zich met de beste wil niet voorstellen, wat mensen voor plezierigs vinden aan zulke doelloze bijeenkomsten. De joligheid bruiste telkens voorbij - hoe konden zes mensen zo'n lawaai maken! Om half een ging de eenzame oudere generatie naar bed.
Er vonkte toen een lichtje in de groene ogen van dochterlief. Terwijl Derk danste met de mooie zwarte, vroeg Mia: ‘Hou je veel van Derk?’
‘Ja,’ antwoordde Eva plichtsgetrouw, en slaagde zeer wel in haar enthousiasme. ‘Heel veel. Hij is zo hartelijk, hè?’
Mia knikte met een trage glimlach. ‘Dat zijn hartstochtsmensen bijna altijd.’
Er was iets naakts in haar woordkeus, dat Eva 't bloed naar het hoofd joeg. Voor ze iets kon antwoorden, had Mia nog eens op haar langzame, veelzeggende manier geglimlacht.
‘Ik ken hem ook, hoor! En Lotty niet minder!’ Lotty was dat zwarte wonder. ‘Derk is een beste vent, maar -’ ze zuchtte even, ‘zo ongebreideld...’
‘Het hangt van jezelf af,’ wierp Eva tegen. Dat was puur de theorieles van tante Gien.
‘Zó?’ zei Mia. ‘Och, kindlief, laten we hem niet beroddelen; daarvoor is hij te goed.’
Eva dacht aan het bos, - aan hun eerste autotocht. En ze voelde zich doodongelukkig in haar kant en juwelen.
‘Hij is wel wat erg speels voor zijn leeftijd,’ gaf ze toe.
‘Dat is een heel aardig woord ervoor,’ vond Mia strak.
Of Eva dan niet gehoord had van Aline van Moor?...
‘Nee,’ zei Eva glazig.
Mia's mondhoeken trilden geamuseerd neerwaarts.
En van To'tje Blijgraaff?
‘Nee,’ antwoordde Eva weer. ‘Nog niet.’
Nou ja, dan wou Mia niets meer zeggen. Zo zijn vrouwen: als ze een heleboel kunnen zeggen door te zwijgen, dàn zijn ze stil.
Eva nog een glaasje sinaasappel? - Ach nee, Eva had opeens het zuur van alles en nog wat. Maar ze was niet geëngageerd om het zuur te hebben.
‘Graag, zeg,’ zei ze dus. ‘Een allerlaatste, hoor! Ik drink al jullie sinaasappelen op!’
‘Kom, dat is van minder belang,’ vond Mia.
Achteraf bleek, dat ze gelijk had. Het was niet van het minste
| |
| |
belang.
Juist, toen ze met Eva's consumptie aankwam, stormde er een uitgelaten Derk op hen af: ‘Zitten jullie je te verborrelen? Wordt er niet meer gedanst??’ Z'n haar had alle brillantine verzaakt, en golfde om zijn hoofd. De grijze ogen sprankelden.
‘Kom, gastvrouw!’ En dit was dezelfde Derk, die de vorige avond op de trap had gezeten.
‘Ach, toe dan maar,’ zei Mia. Na een sluwe glimlach over haar schouder naar Eva, danste ze met hem weg. Eva voelde zich ontzettend vermoeid en duizelig. 't Was ook haar eerste nachtfeest!
Achteraf dacht ze, dat ze gedommeld had. Idioot en ongemanierd. Er was een leegte in haar herinnering, tot waar Derk zich over haar heen boog.
De anderen, op de achtergrond, joelden en kakelden en dansten. Haar hoofd bonsde.
Derks ogen waren messen gelijk. Er moest iets veranderd zijn, schoot door haar heen. Er wàs trouwens iets veranderd, want alles was in een wollige verte gehuld.
‘Eva,’ zei Derk; en Eva zag de slome glimlach van Mia achter hem.
‘Ja?’ antwoordde ze, en poogde er fris en wakker uit te zien. Zij zaten met z'n drieën op de canapé.
‘Heb jij Mia verteld, dat we maandag niét samen zijn uitgeweest?’
‘Welnee,’ zei ze. Want die leugen zat er ingehamerd. ‘We zijn toch immers wèl...’
Derk lachte kort. Er was nauwbedwongen triomf in zijn gestrekte schouders. ‘Wat kunnen jullie, vrouwen, toch kletsen!’ zei hij. ‘Kom, Eva.’
Eva voelde met vreugde, hoe de gastvrouw voor schut stond. Wat on-geraffineerd, om te denken, dat zij, Eva, niet ingelicht zou zijn, of zo.
Doch toen Eva wilde opstaan, weigerden haar benen. De kamer draaide om en om en ze voelde een zeer ondamesachtige misselijkheid opkomen. ‘Heb je gedrònken?’ zei Derk, en ze zag even een beetje minder zekerheid in zijn ogen. Het deed haar pijn, dat Derk zo reageerde. Ze had niet gedronken, dat moest hij weten. Maar ze kenden mekaar nog zo kort...
En daar was ergens een koperrode stem: ‘'t Arme kind heeft zich waarschijnlijk verpraat, Derk... Enfin - - ìk eh...’
| |
| |
‘Ik heb niet gedronken,’ zei Eva, zo indrukwekkend mogelijk. Doch haar tong was zo dik als een beddekussen, en haar onderkaak scheen eensklaps reumatisch aangedaan te zijn.
‘Derk,’ zei de lijzige stem, ‘'t spijt me zo, jongen. We zullen haar de deur uit smokkelen.’
Eva meende voorbarig, ruzie met die stem te hebben, en antwoordde op haar beurt, met allerzwaarste overwinning van beddekussen en reumatiek: ‘Derk en ik zijn wèl naar die fuif geweest.’
Er was een scherpe, kleine stilte, voordat Derk zei: ‘Kom, schat.’
‘Maar lieve Eva, waarom vertelde je me dan straks, dat jullie helemaal niet uit waren geweest?...’ druste de rooie stem.
Had Eva dat echt verteld? Had ze dat héús verraden?...
Zij kon zich niets meer herinneren.
De vage overtuiging drong zich aan haar op, dat ze zou kunnen denken, als ze overeind stond. Daar zat 'm echter juist de kneep. En er was iets zeldzaams gebeurd met haar beheersing. Die was opgelost in de algehele wazigheid. Ze voelde zich blind-razend op die stem, en ze had zonder de minste schaamte willen balken van 't huilen op Derks schouder. Bovendien was Eva bang, erg bang voor iets... Maar waarvoor?
Misschien voor die woede, welke haar bijna verslond, en de randen van haar hart deed smeulen als een sigaret, of voor Derks ogen, of voor alle rijkdom, waar ze buiten stond, en die haar wilde verstrikken in verf en klatergoud...?
Toen overwon de woede. Als die stinkmeid dan tòch wist... dàn zou ze ook eens even zeggen, wat ze van haar vond. Dat was veilig en gezond, leek Eva. Misschien, dat daardoor ook de angst wat terugweek.
‘Goed,’ zei ze en voelde zich gevaarlijk worden, in alle lodderigheid. ‘We waren dus thuis. Weet je nou genóég van Derk en mij, liéve Mia?’ Het praten ging uiterst langzaam en onzeker.
‘Dondersteen dat je bent!’ Dat had nog niet lang tevoren iemand tegen haar gezegd, en ze was er toen vreselijk van geschrokken. ‘Kreng van een lellebel!’ zei ze. Vooral het laatste woord bood tegenstand aan haar tong.
Ze hing toen al over Derks schouder, en werd als een zak aardappelen weggedragen. Haar oorhangers bengelden koud tegen haar wangen. ‘Weet je nou àlles van ons, jij snuffelgat, met je rooie dak en je witte voorkant?’ Want wit was ze: Eva had nog nooit zo'n beduusd gezicht gezien. Haar woorden
| |
| |
schenen werkelijk zwaar succes te hebben. ‘Weet je nou genoeg, slangepens?’
Ze waren in de vestibule. Derk wurmde Eva in haar avondmantel. Haar armen wilden niet buigen, of teveel buigen. Het evenwicht was uit haar benen gevlucht, ze liepen over deinende wolken, tot zij in de wagen zat. Derk trok de jas dicht om haar schouders en legde een plaid over haar knieën.
‘Zo, Eva!’ zei hij. En in een plotseling optrekken van de nevel bemerkte ze, dat hij weer zo'n gekke lachbui had. Hij schudde finaal.
Zij reden in volle vaart de tuin door. De witte gloed van de lampen veegde over bomen en bloemen, over een hek... -
‘Eerst maar wat omrijden,’ mompelde haar verloofde voor zich heen. Het trof haar midden in haar doorweekte hart.
Wilde hij haar een smadelijke thuiskomst besparen? De ontroering greep haar weer bij de keel. Ze wilde beslist niet huilen, omdat dit haar het toppunt van dronkenschap leek. Maar wat een verschil met het ritje-om, toen ze naar de fuif toereden: omdat Eva er zo aardig uitzag...
De vernedering was ontzaggelijk. Terwijl zij toch zoveel vernedering gewend was. Maar dan was ze van tevoren nooit zo hoog in de vreugde en de rijkdom geklommen. Het drong tot haar steeds helderder wordende hersenen door, dat driehonderd gulden voor zulk lijden niets te veel was. Had Sally dit allemaal voorzien?...
‘Ik heb alleen sinaasappel gedronken,’ zei ze met een vervelend onbeheerste bibberstem.
‘Weet ik wel,’ antwoordde Derk kort.
Was hij boos?
Zo moest een slak zich voelen, als hij onder zout bedolven werd. Een ongekende pijn - ja, wat was er eigenlijk in het hele geval, wat haar zo erg bezeerde? Eigenlijk was ze een onbekende soldaat. Na afloop zou ze de schmink afvegen en haar ouwe kleren aantrekken: Assepoester met een retourtje naar grote-mensen-land. En niemand zou haar ooit herkennen. Maar toch: die wringende pijn in haar denken!...
De nachtlucht was heerlijk. Een wild bewolkte hemel overdekte de slapende wereld; een paar sterren tintelden - de boomtoppen stonden zacht te wuiven. De wolken hadden schelwitte randen, en Eva zag een veld, dat oneindig diep leek, overstroomd van nevelgolven. Derk keek er ook naar.
Het motorgeronk kalmeerde haar. Ze ademde diep. De wind omnevelde haar kostbare krullen, en nam een ogenblik al haar
| |
| |
gedachten mee, alle verbittering, alle zorgen, alle problemen... 't Leven was gek, gek - heerlijk gek... Als Derk maar niet zo boos was. Daar waren de zorgen weer. -
Ze voelde zich vreselijk alleen, en draaide onder de plaid aan haar briljanten ring. Die scherp aan de bovenkant was.
Maar daar had ze alleen zelf last van, nu...
Zij, Eva Blombergh.
Dronken.
's Nachts.
In een auto.
Met een boze man.
En met kanten kleren en juwelen.
Waar moest het naartoe? ...?
|
|