| |
| |
| |
2
Het was een koortsdroom, een mallemolen. Ze herinnerde zich er later nog maar weinig van. Ze wist beslist zeker, dat ze verhoging had, en op 't punt stond van ijlen. Alleen besefte ze dit best: ze bleek bij nader inzien géén lelijk meisje te zijn (volgens de mensen, die er hun kost aan moesten verdienen).
Amanda Pèche; de schoonheidsspecialiste, zei: ‘Ach, die arme wenkbrauwen moeten eens een beurtje hebben! En als de juffrouw haar mond in een natuurlijke kleur bijwerkt, en met een kléin boogje naar buiten, - zo, dan is het immers een schattig gezichtje! Zo! en nu nog wat poeder, en een tikje rouge... en misschién wat schaduw op de ogen... de wimpers kunnen wel héél donker geverfd worden, dat staat interessant...’
Precies zo sprak de dame uit de modewinkel. ‘O, wat een aardig figuurtje! Maar wat draagt u een eenvoudige coupe!’
Dat had ze goed gezien; Eva droeg helemaal geen coupe, want tante Gien stond erop, zelf te knippen en voor Eva was het altijd zo nuttig, de naaimachine te hanteren. ‘Kom, Eva; een vrouw moet haar eigen kleren kunnen maken.’ -
Maar moest een vrouw ook niet een klein beetje kunnen bekoren? -
De dame uit de modezaak had van dat laatste meer idee dan van de plichten ener goede, gedegen huisvrouw-kantoorjuf. Als de cliënte maar een japonnetje nam met een strakke taille, en wat smockwerk aan de schouders, en een niet te lange rok... (en onder zo'n jurkje een zuiver zijden garnituur en een schandalig uitdagende bustehouder, die haar de blanke slavin weer voor ogen bracht), en dan nog een paar mooie zijden kousen, en schoentjes met hoge hakken, want dat strekte het lichaam wat meer,... zó...
Het is eigenlijk voor niemand een kunst, op die manier mooi te zijn. Zouden mannen zich daardoor allemaal laten vernachelen? En - vrouwen...?
Eva moest eerlijk bekennen, dat ze het kijken in de spiegel niet kon laten. Keek ze wel naar zichzelf? Zij had niet die indruk. Ze keek naar het werk van monsieur François, en van Amanda Pèche, en van de modedame. En het resultaat was héél aan- | |
| |
genaam. De wenkbrauwen waren wonderlijk, driftig-vragende boogjes. Licht-bruin. Haar ogen waren groter dan ooit, maar niet lelijk groot. Ze vroegen hard mee, al wist Eva niet wàt ze vroegen. Haar neus deed het in de poeder keurig, en haar wangen waren ronder, nu ze roze waren. En haar mond, ach God, haar mond. Die had ze best zèlf willen zoenen. En dat hele poppegezichtje was omlijst door die heerlijke blonde krullen, zo quasi-onschuldig, dat je rilde van ontwakend raffinement.
En haar figuur was heus heel goed; wat èrg slank misschien. En haar benen waren lang, en haar voeten in de schoentjes met hoge hakken beslist kléin. Eva was, met net zulke hoge hakken als Sally, even langer dan zij, wat niet misstond.
‘Derk is zo groot,’ zei Sally, ‘dat dát geen verlies is, want als je klein bent, wil hij altijd overheersen.’
Derk, Derk, Derk. - Derk was de slotsom van al Sally's zusterlijke toespraken. Hij leek een fantastisch mens: jong, vrij van velerlei conventies, een mengsel van fijngevoeligheid en tactloze lachlust, zeer begaafd illustrator en blijmoedig levensgenieter.
Intussen doemde er, toen Sally en Eva in een half doorwaakte nacht eens tot wat dieper intimiteit kwamen, achter Sally en Derk de brutale schaduw van een humeurige, ouderwetse Papa op, die Eva tot de slotsom bracht, dat zelfs voor een Reyder van Hellenduyn het leven niet doorlopend champagne schonk.
Zover waren ze dan, de volgende middag om vijf minuten voor drie. De zon scheen en de lucht was zo blauw, als maar kon. In Sally's vensterbank bloeiden heerlijke bloemen, die een mens blij hadden kunnen maken.
Ondanks dit alles was Eva zover, dat ze maar liefst de heleboel weer ongedaan had willen maken en haar voormalige baas met het grootste plezier zijn tachtig gulden met rente had teruggebracht, als ze weer achter de toonbank had mogen staan in alle veiligheid van grijze egaliteit.
Naast haar, met onmiskenbaar meer gemak, stond Sally voor de spiegel, en gaf de laatste wenken: ‘Als Derk vriendelijk tegen je is, pas dan helemaal op, Eefje, lieverd. Want hij is een beest van een vent, en ik weet nooit of hij het meent of niet. Het is trouwens voor een ander meisje even gevaarlijk. Het is toch zo'n goeie kerel!’
Ja, dat klonk wel wat inconsequent maar er klonk nog meer: een kort, bevelend belletje.
| |
| |
‘Hoe voel je je?’ informeerde Sally.
Eva begreep dat het avontuur begon. Het stuitte haar vreselijk tegen de borst, en ze beklaagde zichzelf om haar zwakheid, de dag tevoren toegegeven te hebben, terwijl ze zei:
‘Heerlijk!’
Als ze dan liegen moest, en de branie uithangen, dan moest ze maar meteen beginnen. Het was trouwens geen seconde te vroeg, want de deur ging open, en daar stond -
‘Dag Derk!’ zei Sally, zo blij, alsof ze niet net over een beest van een vent had gepraat.
‘Dag kind van me!’ zei Derk.
‘Dit,’ ging Sally stralend voort, met een wuifje naar haar vriendin, ‘is Eva Blombergh, je verloofde.’
Eva vergat alle goede raad, al het voorgenomen raffinement; en stond erbij als een te vast opgedraaid speeltuig. Het zweet brak haar uit, want Derks ogen waren zeer keurend, en ze stond daar, met zo'n strakke jurk aan, en dan die zedeloze bustehouder - ze wist opeens, dat tante Gien gelijk had: een dame liet sommige dingen niet zien. O, God, en wat kéék hij! Derk zelf viel lang niet tegen. Hij was een lange, donkere jongeman; hij leek op zijn zuster, maar had iets onmiskenbaar diabolisch in zijn uiterlijk. De tanden waren spits, de hele lach was spits en snel. Het profiel was ook scherp. De grijze ogen konden òpglanzen als hij lachte, en even stralend kijken als die van Sally. Maar bij hem duurde het slechts een ogenblik, dan keken ze weer dwars door de mensen heen. Zijn haar groeide aan het voorhoofd in een onmerkbaar puntje naar het midden, wat hem nog spitser maakte. Hij droeg het hoofd hoog, op een lange, slanke hals. De schouders waren breed, de heupen smal - maar ja, Eva wist nou al, dat een mens met een goeie kleermaker knap kan zijn. Hij maakte een zeer levendige indruk.
Derk gaf haar een ferme hand en grinnikte met plezierige kwajongensachtigheid. Hoe kwam ze aan die indruk van melancholie?
‘Dus u gaat met mij mee om de Hellenduynse kust te verdedigen,’ zei hij.
‘Je,’ verbeterde Sally. ‘Jullie zijn ontzèttend verliefd op elkaar, Derk.’
Maar Derk liet zich niet zo gemakkelijk aan 't stotteren brengen als Eva. ‘'t Schip moet toch eerst even van stapel lopen!’ betoogde hij. En of er geen thee was?
Ja, er was wel thee. Ze zaten met hun drieën in de bloemige
| |
| |
erker, en dronken thee en aten petit-fours.
Derk presenteerde sigaretten.
Het bleek niet helemaal in de haak te zijn, dat Eva bedankte.
‘Laat dat arme kind nou een béétje zichzelf blijven, Derk!’ vermaande Sally zusterlijk.
‘Maar àl mijn verloofden roken altijd!’ druste Derk. Eva kon niet helpen, dat ze bevroor bij zulke lichtzinnige woorden. Doch Sally lachte hem uit.
‘Daarom was 't ook nooit menens,’ zei ze. ‘Al die jaren heb je gedoold, Derk. Tot je de vrouw vond, die je sigaretten versmaadde. Is dat logisch of niet?’
Hm, ja. Dat kon hij wel logisch vinden, met een beetje goeie wil. Toen wendde hij zich tot zijn nieuwe verloofde; ‘Eva’ - en dat klonk helemaal niet gek - ‘we moeten een massa van elkaar weten, om vergissingen te voorkomen.’
Hoe oud zij was? En waar geboren? En wat haar lievelingssport was?
Langzaam maar zeker kwam ze onder de bekoring van het avontuurlijke, en liet zich verleiden, alles te bekijken als een reuze mop. Het was toch niets méér?...
Bij haar bekentenis, dat ze alleen 'n beetje kon tennissen, werd Derk ernstig. Hoe dat kwam? - Wel, Eva vertelde zonder terughouding, dat ze 't in haar prillere jaren stilletjes had gedaan, achter vaders rug. - Ja, maar waarom ze geen andere sporten kende?
‘O,’ zei ze geestloos, en voelde een blos aangloeien, ‘nou ik mocht nooit iets, en er was geen geld.’
Nee, ze werd niet meteen verliefd op hem. Maar als iemand het medegevoel in zijn blikken zo teder weet te maken, voor hij de ogen neerslaat, mag dan het eenzaam hart niet een beetje smelten?
Ze wist niet of haar splinternieuwe uiterlijk bewerkstelligde dat Derk beslist aandacht aan haar besteedde, dan wel, dat het zijn vriendelijke hart was, wat zonder verdere prikkels reageerde.
Na een uurtje keek Sally op haar gouden ring-horloge en zei: ‘Jongens, nu moeten jullie weg. Vader houdt niet van te laat eten, en de Hemel behoedde jullie voor een ontijdig bezoek van Mia plus moeder.’
Eva trok haar korenblauwe auto-jas aan, en zette het geestige bijpassende baretje op de blonde krullen. Knoopte een zeegroen sjaaltje los om haar hals - de meest gewaagde combinatie, die ze ooit had gedragen. Want als ze voordien ooit blauw
| |
| |
droeg, was het donkerder, met het oog op vuil-worden. En dan vond tante Gien niets zo fijn erop, als een wit kraagje.
‘Kind, dat kleurt je zo goed.’ Waarschijnlijk hadden alle dames dat in haar jeugd gedragen.
Maar - haar schoenen waren korenblauw, en haar jurk was zeegroen met hetzelfde blauw gegarneerd - ze moest wel. Zelf kwam ze er trouwens zeldzaam nieuw en roze bij uit.
‘Nou, dag Eefje!’ zei Sally. ‘Sterkte, hoor!’ Derk kreeg een vermaning, om op iedereen te passen, wat hij luchtig beloofde.
En toen liepen de verloofden vreselijk verloofd de trappen af, terwijl Sally met een been in de lucht over de gesneden leuning hing, en zich niet wist te matigen in goede raad: ‘Derk, hou haar toch niet zo nadrukkelijk vast! - En Eef, je moet 'm niet ontwijken; kind, je bolt helemaal naar rechts! En kijk niet aldoor recht-vooruit, want de liefde marcheert naast je. - Derk, zul je niet teveel lachen? Want dat staat zo dubbelzinnig!’
‘Jajaja,’ zei Derk. ‘Ga nu maar naar binnen, zo meteen vat je kou. En heb niet 't hart, dat je wuift!’
Maar Sally had geen gelegenheid om naar hem te luisteren, ze moest Eva nog een allerlaatst vaarwel toeschreeuwen, met voorbijziening van alle flat'se deftigheid - dan stonden ze op straat.
Derk had ook een auto: een bruinrode. Eva werd heerlijk geïnstalleerd, met een eigenwijs plat kussentje in de rug, en een plaid van vossebont. 't Gaf haar een sensatie, of iedereen naar hen keek. En toch was de enige die aandacht aan Derk en haar besteedde, Sally, die natuurlijk in de erker lag te wuiven, vanwege 't verbod. Sommige vrouwen zijn zo.
Nadat Eva op Derks vraag geantwoord had, dat ze goed zat, en nadat hij zich uit hoffelijk ongeloof hiervan in alle eer en deugd had overtuigd, begon hij zijn spelletje met het 20ste eeuws speeltuig dat ‘dashboard’ heet. De motor schoot in een hese lach en begon te brommen en te bulderen. De wagen schudde zich als een wild beest, en opeens kreeg Eva drie ongeduldige duwen in haar rug: ze reden. Ergens in de deftige flat-gevel wapperde Sally als een windmolen.
Zou een auto werkelijk een dood ding zijn, of aardt het naar zijn bezitter? Sally's wagen reed doodkalm, glad, als over ijs; en had de stem van een beschaafde, ietwat nieuwsgierige jongejuffrouw. Derks auto daarentegen maakte met iedereen ruzie, gromde en schold en grinnikte, en sprak, zo op het nip- | |
| |
pertje van onbetamelijk.
Niet, dat ze dit alles in de eerste minuten al besefte, want de tocht was spannend. De grote, bruinrode wagen gedroeg zich als een straatjongen: snoepte een groentekar de bocht af, joeg een prikkelbare hit de giftigste stuipen op het lichaam, en dreigde een plakje van een tram te snijden.
En intussen vervielen ze almaar in bekender buurten: daar had je een brug, die Eva enige malen per dag overgegaan was, en dat was een smalle straat, die ze kon dromen. Hemel, daar waren ze waarachtig in haar eigen ouwe, trouwe winkelbuurt.
't Hart klopte Eva in haar baretje. God, help! wat had Derk te zoeken in de bloemenzaak van Takels, die haar van haar zestiende gegroet had?...
‘Wil je even wachten?’ zei Derk en wipte naar binnen; en liet haar alleen, in het aangezicht van de komende gerechtigheid. Want Eva had niet eens de tijd, hem na te zien: om de hoek van de manufacturenwinkel zag ze een adembenemende zwarte mantel aankomen, met daarnaast een grijze: was dat niet tante Gien zelf, met mevrouw Reele?
Ja, zo nauw sluit het leven.
Eva slikte, en overwoog wilde dingen. Door haar hoofd gonsde nog de bedrijvigheid, waarmee ze de vorige dag getransformeerd was en in haar onschuld meende ze, dat ze niet meer kon verdragen: nu zou ze vreemde daden gaan bedrijven. Moet een mens daarmee wachten tot hij gek is? - En Eva zat daar maar, en keek naar het noodlot, dat op vier benen, druk converserend, naderde. Ze klapte met bevende vingers haar poederdoos open, en bekeek haar mond met het air, dat ze van andere vrouwen weleens gezien had. Maar over de rand zag ze tante Gien en mevrouw Reele, vijf huizen van haar af. Hoe kwamen oude dames erbij, zo gek hard te lopen! En dan dat doortrapte vóór zich kijken, terwijl niets aan hun aandacht ontsnapte - en nog praten ook.
Eva meende nu wel zeker te weten, dat ze haar allang herkend hadden. Dat mevrouw Reele erbij moest zijn, als ze ontmaskerd werd!... De hele buurt zou maanden lang over haar praten; en ze had geen geld om te verhuizen.
Ze zag zichzelf vervallen. Niets degenereert een mens zo zeer, als nagewezen worden met de vinger. Ze zou wel eindigen met een orgeltje op één poot, en dan zo tegen de huizen opgalmen, en centen grabbelen; almaar in pauwblauwe lorren en een zeegroen sjaaltje. Of misschien zou ze ergens een kind
| |
| |
hebben bungelen. Van dat kind kreeg ze zweethanden; het was er zo plotseling.
Tante was toen nog maar één huis ver, en keek naar haar nicht, met ogen, die zeiden: ‘Mene, mene, tekel...’ maar ze herkende haar zo gauw nog niet.
De poederdoos, die Eva de vorige dag bijna te groot had gevonden, bleek nog geen kwart van haar gezicht te kunnen bedekken. Haar hart bonsde. Het was toch ook maar een kantoormeisjeshart.
Toen hield ze het niet meer uit, en dook in elkaar. Maar de auto was ontoereikend laag. In paniek werkte ze zich omhoog op de bank, en ging op haar knieën leunen naar de dicky, alsof ze daar iets te zoeken had. Het laatste, wat ze zag, was, dat tante Gien mevrouw Reele aanstootte...
Eva dacht: ‘Als ze tegen me praten, ga ik gillen!’ maar ze praatten helemaal niet tegen haar.
‘Wat een schandelijk korte rokken!’ zei tante Gien. ‘Zag u dat, mevrouw Reele?... Waar moet het naar toe!...’
Dat placht ze zich geregeld af te vragen, wat op zich zelf schunnig is.
Derk kwam terug met een reuze boeket roze rozen, die ernstig vloekte bij Eva's mantel. ‘Kijk es,’ zei hij.
‘W-wat prachtig,’ mummelde ze. ‘Is dat voor je moeder?’
Een helle blik van verbazing: ‘Voor jòù, natuurlijk!...’
Ze vond het absoluut niet natuurlijk, en rook met tintelende wangen aan de bloemen.
Door het aan-ronken van de motor heen zei Derk: ‘We zijn toch verloofd!’
‘Ja,’ antwoordde Eva, en vond zichzelf gek houterig, maar kon niet anders zijn. Als ze maar níét verloofd geweest waren, was het beslist gemakkelijker geweest.
Zij vermaakte zich zo goed mogelijk met de rozen, en rook eraan en plukte er een beetje in, en bekeek ze stuk voor stuk, en bepeinsde intussen, waarover ze nu met Derk moest praten.
Toen ze eenmaal buiten de stad waren, keek Eva eens heel tersluiks opzij, en natuurlijk vlak in zijn ogen.
‘Ja,’ legde Derk uit, met een blik naar de bloemen, ‘we moeten toch een beetje tederheid óéfenen!...’
Er klonk flirt in zijn stem, wat zij tot elke prijs wilde omzeilen.
‘Natuurlijk,’ beaamde ze koel. ‘'k Wil je met genoegen helpen, hoor! als je er niet voldoende van af weet!’
| |
| |
Derk beet de kaken wraakzuchtig op elkaar en zette er een reuze spurt in.
Het stond voor Eva vast, dat ze er nu doorheen moesten; ze kwam niet verder met blossen en neergeslagen ogen. Daarnaar was haar training bij de baas ook niet geweest. Maar ze kon geen oplossing bedenken, zolang ze in een dergelijke hemeltergende vaart langs de aarde gevaagd werd.
‘Als er eens iets met je gebeurde!’ dacht ze. ‘Als er eens iets met je gebeurde! Nou heb je een frisse zakdoek bij je, en een schone broek aan, en gave kousen...
Tante Gien zou zich dus veilig voelen. Maar als er nou toch iets met je gebeurde - was je dan te identificeren?...’
‘Vind je het niet mieters, zo?’ vroeg Derk. Ze zag de lichtjes in zijn ogen best.
‘Nee,’ zei ze dus.
Sally had haar veel wijze lessen gegeven voor de omgang met haar broer, en Eva zou zich ferm houden. Er kwam waarachtig al een klein duiveltje van doordachtheid in haar handelingen en gesprekken bovendrijven. Was dat losgeslagen door de laatste ontmoeting met tante Gien?
‘Ben je het misschien niet gewend?’ informeerde hij.
‘Ik houd meer van de natuur dan van de techniek,’ antwoordde ze. ‘En ik heb voorlopig meer belangstelling voor de aarde dan voor de hemel.’
‘Dus bang...?’ polste hij voldaan.
‘Met jóu niet,’ zei ze bloemzoet.
Daar moest hij om grinniken. De wagen minderde vaart.
‘Ben je in werkelijkheid misschien zwart?’ wilde hij weten.
‘Nee,’ zei Eva. ‘In werkelijkheid ben ik grijs... Mijn ziel is wel donker, maar toch niet de kleur, die jij prefereert, vrees ik.’
‘Je praat als een pikzwarte,’ weerlegde hij.
‘Dat is mijn ervaring,’ verduidelijkte ze. Het was lang niet zo moeilijk als ze gedacht had, met hem te praten. Ze gingen zo door. Het was helemaal niet leuk, dat niet. Eigenlijk werd Eva er een beetje misselijk van. Zat ze daar met een wildvreemde vent, in cadeau gekregen kleren en met een opgeverfd gezicht erotisch te doen; en in haar hart was niet de minste tederheid - die er toch wel eens in was geweest...
En ze kon niet terug. Elke minuut uitstel maakte het meer onmogelijk, om te zeggen: ‘Laat me eruit, ik zal die onkosten bij elkaar verdienen en terugbetalen.’
Als hij maar gewoon vriendelijk geweest was! Dan had ze hem zeker willen helpen uit zijn moeilijkheden. Maar juist dit
| |
| |
zwoele holle geflirt!
Dan keek Eva naar de dichte, rijke boeketten van wilde kers bij een puntig dak en de voorbijglijdende velden, die ook al opgepoetst en mei-groen waren, als de bomen in de stad. De wereld was zo verwachtend jong en zo vertrouwd.
Daar had je lammetjes, en jonge kalfjes, en zulke verschrikkelijke roze biggetjes, dat ze aan Amanda Pèche moest denken. En alles speelde en huppelde van niet-te-beteugelen levensvreugde. Verderop bloeiden appels in een boomgaard...
Het was er allemaal al zo dikwijls geweest. Maar nog niet vaak genoeg; hoe was het mogelijk, dat mensen zich met al dit lieve, paradijslijke voor ogen, anders konden voordoen dan ze waren? Was je dan toch verstokt in je betreurenswaardige opgeschroefdheidje. -
‘Als jij een kerel een zoen geeft, hoe doe je dat dan?’ informeerde Derk. ‘Dat moet ik toch weten, vind je niet?’
Ja, natuurlijk moest hij dat weten. Wat moest hij niet weten voor driehonderd gulden per dag? En was hij niet net zo dwaas als die biggetjes in de wei?
‘Dan duw ik mijn lippen vooruit,’ zei Eva, ‘tot een toetje. En dan pres ik dat op de te behandelen plek. En dan maak ik mijn mond luchtledig en doe mijn lippen van elkaar, zodat ik aan de te behandelen plek vastzuig. En als ik denk, dat het genoeg is, dan scheur ik me los, dat het knalt.’
Hij lachte zó verschrikkelijk, dat hij de auto aan de kant van de weg moest zetten, om zijn ogen af te drogen. Eva werd er beverig van, want dat had ze niet bedoeld.
‘God allemachtig!’ zei Derk, ‘zo heb ik nog om niet één vrouw gelachen!’
‘Dus alleen maar op een andere manier,’ begreep Eva.
Hij legde het hoofd op het stuur en griende gewoonweg, met schokkende schouders.
Zij voelde zich ontzettend alleen; daar konden geen blauwe hemelen of dartele kalfjes wat aan doen. Sally had gelijk, als ze zei, dat hij een beest van een vent was.
‘En dat allemaal met zo'n kindergezicht!’ hikte Derk.
Toen begreep Eva pas, dat hij niet om haar woorden lachte, maar om háár.
‘In elk geval hoop ik, dat ik je voldoende heb ingelicht,’ zei ze streng. ‘Of had je nog meer willen weten?!’
Deze houding leek haar het best.
Maar hij gaf een schorre kreet en strekte de handen uit. Toen richtte hij zich op, en keek haar met dikke ogen aan.
| |
| |
‘Stel je voor!’ zei Derk, ‘wat uitdagend, beste kind! Je speelt met je leven hoor!’
En Eva begreep, weer eens meer gezegd te hebben dan ze wenste te verantwoorden. Ze was innerlijk te onschuldig, om goed door hem begrepen te worden - al was dat een schrale troost.
Ze keek hevig uit naar een smal slootje tussen twee weilanden, dat overkoesterd van bottende wilgen lag te kabbelen.
Derk bracht de wagen weer op gang en zuchtte diep en voldaan.
‘Dat was een lachbui van driehonderd gulden!’ zei hij.
‘Nauwelijks een japon en een mantel,’ antwoordde Eva.
Waarom kon ze nu niet met hem praten over de reiger, die een eind verder in het weiland neerstreek?
Haar verloofde vroeg, of ze zulke uitgaven gewend was.
‘Nee,’ zei Eva. ‘Ik ben niks gewend. Ik kom uit de heffe.’
En ze dacht aan tante Gien, die zwarte japonnen droeg van vijftien jaar, en met een gitten kraagje van negen-en-negentig cent (uitverkoop) drie en een half jaar lang een dame was.
Het was eigenaardig, dat Eva, zodra de waarheid benaderd werd, voelde, een onware indruk te maken. Als ze zei, dat ze haar haar had laten bleken, klonk het als een leugen.
Als ze beweerde niets gewend te zijn, of verlegen te worden van zekere scherpe tong, dan leek het een verfijnd raffinementsjokkentje.
Desniettegenstaande bezag de verloofde haar onderzoekend en vroeg: ‘Spreek je wel altijd de waarheid?’
‘Sedert gistermiddag, toen ik 'n politieagent een kus aanbood, heb ik nog niet anders gedaan dan liegen,’ antwoordde Eva.
‘Hield je van hem?’ informeerde Derk, met een grinnikje.
‘Ja,’ zei ze. ‘Hij was zo beleefd...’
Daarna kon ze weer een hele poos genieten van de natuur.
De auto reed een donker bos tegemoet. Dat wil zeggen: in het bos leek het donker te zullen zijn; heel zwart, als in een sprookje. Over de boomtoppen lag echter een gloed van zilverig jong groen in wel twintig verschillende nuances, die langs takken en struikjes afdropen tot aan de grens van de stammen. Alleen de weg opende een donkere poort, vol belofte; en daar reden Derk en Eva naar toe. Maar Eva's appreciatie was aan de matte kant, want ze was doodmoe. Haar hersenen hadden in alle zes jaar kantoorleven niet zo hard gewerkt als in de laatste vierentwintig uur.
| |
| |
‘Ben je slaperig?’ vroeg Derk.
‘Ja,’ gaf ze toe. De waarheid had eensklaps een zeer rustige charme.
Boven verwachting was Derk heel gewoon en vriendschappelijk.
Had ze de waarheid eerder moeten betrachten?
Waarvan die vermoeidheid kwam, vroeg hij.
Ze liet hem niet helemaal in het onzekere. Hij nam het blijkbaar niet kwalijk. Of ze zich nader wilde verklaren.
Ze waren al vlakbij het bos, en Eva moest even diep ademhalen van vreugde over al die verrukkelijke tinten.
‘Per slot van rekening ga ik met je mee om je bij te staan in een netelige positie,’ zei ze toen. ‘Maar niet om me te meten in een al te scherpzinnige flirt, als we samen zijn. Daarin heb ik te weinig ervaring.’
‘Keurig verborgen, tot nog toe,’ complimenteerde hij, met een eigenaardige blik.
Of ze hem gevaarlijk vond?
Nee. Ze vond hem niet gevaarlijk.
Of Sally niet had gezegd, dat hij een beest van een vent was?
Ja, ze beaamde, dat Sally dat had gezegd.
Of Eva hem een beest van een vent vònd?
Nee. Dat vond ze hem niet. 't Was wel weer een leugen, maar ach, aan een boom zo volgeladen! -
Wat of ze hem dan wèl vond.
‘Nou...,’ zei Eva, ‘een jongetje, dat zichz`elf een beest van een vent vindt.’
Een moment waren de ogen wrevelig.
‘Jullie vrouwen, zijn allemaal hetzelfde!’ concludeerde hij strak.
‘O, wat origineel!’ ketste Eva.
Maar ze had met vuur gespeeld, dom genoeg.
Zwijgend reden ze door het feestelijke land, het bos binnen. Daar was het pas echt mooi. De zon spiegelde op alle jonge blaadjes facetten van goud, en doorlichtte ze als glas. En waar de takken en bladeren elkaar niet raakten, zeefde het schijnsel naar beneden door, en kleurde de rosse bodem verblindendhel, een vloer van gloeiend cornalijn.
Tussen de fluweel-bemoste eiken door lonkten van verre schitterend-witte berkestammetjes en zwart-groen naaldhout.
Er tuimelde een dansende eekhoorn door de kruinen, en het geurde rondom naar honing en warme aarde.
| |
| |
Eva kon zich niet weerhouden, te zeggen, dat ze het een paradijs vond.
‘Wie ben ik dan?’ informeerde haar verloofde, met een flitsend lachje.
‘Jij bent een van de appels, die Eva liet hangen,’ vertelde Eva. Hij gooide het hoofd in de nek en lachte luidkeels. Onderwijl stuurde hij de wagen in een nauw laantje. Eva, in haar onnozelheid, meende, dat dit de weg was, die hij moest nemen.
Maar daar minderde de auto vaart, en liep uit, tot ze stilstonden tussen twee geel-groene beuken. Toen verloor Eva heus een beetje haar aandacht voor de prachtige omgeving.
‘Dus we zijn voor het oog der wereld verloofd,’ zei Derk kalm.
‘Kort maar hevig,’ antwoordde ze. ‘'k Zal het je nooit weer lastig maken.’ Het klonk weer veel vinniger dan ze bedoelde en het was tactloos, want op het gebied van de liefde zijn alle jongemannen ijdel.
‘Stel,’ redeneerde hij, en keek strak voor zich uit, ‘dat ik je om de een of andere reden een kus moet geven, waar anderen bij zijn.’
‘Dan gééf je me een kus,’ zei ze koel. Dat was een van de dingen die ze wel verwachtte, voor het bedongen bedrag onder ogen te moeten zien; maar wat viel er samen over te praten?? ‘Ja...,’ en toen wendde hij zijn ogen naar haar toe, ‘maar wat krijg ik van jou terug?... Jij, die nog nooit een kerel hebt gezoend!’
‘Wie zegt dat?’ probeerde Eva nog te redden, terwijl een golf van het allergloeiendste bloed in haar hals opklom.
‘Kind,’ zei Derk. ‘Ik kijk dwars door je heen.’
Hoe dikwijls had ze niet gesnakt, dat iemand haar zou begrijpen. Maar was het achteraf wel zo verkieslijk? Ze voelde zich spiernaakt, en het beeld van de blanke slavin dook wéér voor haar op. Wat zou er nog allemaal met haar gebeuren, voordat ze weer veilig bij tante Gien in de voorkamer zat te schemeren bij het theelichtje?
‘Driehonderd gulden,’ zei Derk, ‘is een keurige prijs. Ik vind, dat ik daarvoor iets kan verlangen.’
‘Dat kun je ook,’ gaf ze toe. ‘Ik heb me voor jou laten blonderen en permanenten, en opverven en in totaal onbekende kleren laten steken. Ze hebben zelfs mijn nagels niet met rust gelaten. Ik weet, dat ik er knap en chic uitzie, en ik ben van plan, je te helpen, zo goed als ik kan. Meer kun je niet verlangen, voor driehonderd gulden.’
| |
| |
‘Maar als je me een kus zou moeten geven.’
‘Dat zàl ik niet moeten,’ schreeuwde ze bijna. ‘Ik ben het niet van plan, Derk!’
Naast de auto wipte een mus op de grond en begon wat te sjilpen. Lieve God, wie kon er nu nog sjilpen!
‘Maar ik ben het van plan,’ zei Derk onverzettelijk. ‘Ik moet een partner hebben, die op geen punt argwaan wekt, Eva. En als ik verloofd naar huis kom, zou het opvallend zijn als ik mijn meisje níét eens kuste.’
‘Maar toch niet in het bijzijn van anderen!’ siste Eva ontzet. Ze meende wel zeker te weten, dat dames zulke dingen niet deden - daar ze nog nooit een dame had zien kussen.
‘Het is toch geen onfatsoenlijk bedrijf?’ vroeg hij met onschuldige ogen. ‘Zie je, Eva, zo zit dat. En nou ben ik van plan, even met je te repeteren. Kom op, Eva. We zijn dus verloofd, en vreselijk op elkaar verkikkerd. Jij straalt van geluk, omdat je van een toekomst met mij niets dan zaligheden verwacht. Ik heb je eergisteren gevraagd, nadat we samen een nachtje geboemeld hadden. Hoe dat nou kwam, weten we niet meer. Maar ik hou verschrikkelijk veel van je, en jij bent stapel op mij. Heb ik je teder in m'n armen genomen, en mijn vraag in je oor gefluisterd, of heb ik je bruut naar me toe getrokken, en met mijn mond op de jouwe gemompeld (hij liet zijn stem affreus zinken): “Jou wil ik hebben, en jou zàl ik hebben!” Je mag kiezen, Eva!’
‘Walgelijk,’ zei Eva, lamgeslagen van ontzetting, door deze nabije zinnelijkheid.
‘Ik zie, dat je het tedere type bent toegedaan. Dat valt me tegen, Eva. Maar enfin. - Nou geef ik je één minuut de tijd om me een kus te geven, zoals jij denkt, dat het moet.’
De middaglijke stilte van het bos werd door niets verbroken, dan door het bonzen van haar hart. De mus had haar in de steek gelaten.
Een man kussen! Zij, die zelfs haar vader nog nooit had hoeven te zoenen, die tante Gien nog nimmer had zíén kussen!
Dit was zo afschuwelijk verschillend van haar tedere meisjesdromen, die bij gebrek aan fantasie meestal op een kritiek punt afknapten en opnieuw begonnen. Ze kon toch zomaar niet een wildvreemde - -
‘Vijftig seconden,’ zei Derk, met het horloge in de hand.
‘Maar - ik hèb nog nooit een man gekust,’ fluisterde Eva met droge lippen, en keek naar zijn gezicht, dat haar te dicht voor de ogen, en niet vertrouwd was.
| |
| |
‘Dat heb ik je al verteld,’ suste hij.
Wat hielp haar dat. Hij hoefde haar niets te vertellen. Zou ze, hier in een onbekend bos - -
‘Ik... wist het al,’ zei ze wezenloos, met alleen nog het besef, dat ze tijd moest winnen, dat elk woord een deel van een seconde voor haar won.
‘Nog dertig seconden.’
Toen vloog Eva in paniek overeind; ze had visioenen van vluchten en naar huis teruglopen, en onderweg door de politie opgepikt worden, wegens straatschenderij. Hoe of wat wist ze niet, maar er waren grote rampen voor haar weggelegd. Zij zou opgebracht worden door die agent van de vorige dag, en hij zou zeggen - -
Maar Derk had een ijzeren arm achter haar langs gelegd; zijn hand sloot om haar schouder en hield haar tegen.
‘Vijf seconden!’ zei hij, en grijnsde.
‘Mònster!’ siste Eva.
Toen boog hij zich bliksemsnel over haar heen, en gaf háár een kus. Zijn lichaamskracht en de warmte van zijn mond grepen Eva ontzettend aan. Ze schreeuwde van pure opwinding ‘au!’ en daar moest Derk weer zo ontzettend om lachen, dat hij haar losliet.
Ze had kunnen huilen. Dat scheen hij, ondanks zijn vrolijkheid, te zien.
‘Jong geluk huilt niet,’ vermaande hij. ‘Denk aan je verdienste, Eva. En kus me nou eens terug! Ik vraag het om zuiver technische redenen.’
Ze kon er niet toe komen. Het baretje zat achter op haar hoofd, en haar lippen trilden zo gek, - ze durfde hem niet eens aan te kijken. Er was iets ergs gebeurd, en ze kon niet realiseren, wat. En waar was de grens? Ze scheen niet tegen hem op te kunnen. Ze had op hem vertrouwd...
De angst voor zijn ogen sneed door haar heen en ze voelde opeens iets van woeste haat. Dat was beslist heerlijk.
‘Heb ik je eigenlijk die doos bonbons al gegeven?’ vervolgde Derk. Hij deed een greep in de zijzak van het portier en haalde er een smalle doos uit, met een lint dicht gestrikt.
‘Napolitains’ stond er op.
‘Kijk es, kind.’
Daarmee dacht hij haar te kalmeren! Of- om te kopen?
In een aanval van razende woede griste ze hem de doos uit handen, en slingerde die het bos in. Het ding zeilde enthousiast als een vogel tussen de stammen weg en buitelde wat
| |
| |
over het mos. Met vlammende ogen nam ze hem op.
‘Keurig!’ prees hij, en greep weer in het zijvak. ‘Kijk, Eva, hier is er nog een. De vorige was namelijk leeg...’
Zij kon deze toch niet óók wegsmijten! Per slot was ze een vrouw, en niet een aap of een kwaadaardige baby.
‘Kun je me niet terugbrengen?’ smeekte ze.
‘Nee,’ zei Derk. ‘Geef me een kus, Eva.’
Eva had de eigenaardige indruk, dat hij, telkens als hij die naam gebruikte, niet haar alleen bedoelde.
Radeloos keek ze naar zijn wang.
‘Ja,’ glimlachte Derk, met even een fonkeling in zijn ogen, ‘dat is de te behandelen plek. Je ziet, hoe genadig ik ben.’
Ze bemerkte niets meer van het zonnige bos. Om haar heen was een afschuwelijke oven met stekend groen licht, en zij stond er doorschijnend-heet middenin. En als ze zover zou komen, dat ze die mannenwang kuste, dan zou ze verschrompelen van het vuur. Ze voelde zich honderd jaar, en verflenst tot op het bot.
Zo dadelijk móést ze wakker worden - zou ze ook gegild hebben in haar slaap?
‘Kom, Eva.’ Zeer dwingend.
‘Ik kàn niet,’ fluisterde ze hees.
‘Kom, kom,’ animeerde Derk. ‘Je hebt het nog niet eens geprobeerd! Ik vraag het heus niet uit verdorvenheid. Je ziet nou zelf, hoe weinig ervaring je hebt. Het meisje, dat thuis zit te wachten om mij de das om te doen, heeft wèl eens een man gekust! En ze heeft een heel scherpe blik, zie je? Kom, Eva...’ Ze hàd toch al dat geld aangenomen. En had zij niet zeshonderd-vijf-en-twintig gulden kapot geslagen aan uiterlijk schoon?...
Want de eerst bedongen prijs daartoe bleek niet voldoende geweest te zijn...
Wat ontzettend gemeen, deze valstrik...
‘Eva!!!!’ Een stem als een mes en een paar ogen van de puurste verliefdheid, zo teder alsof hij het méénde...
Hij was zo fors... Eva moest op haar knieën gaan zitten, om de arm rond zijn hals te kunnen leggen.
‘Zo doet het kleine meisje, en zegt: ‘Welterusten, lieve opa!’ onderwees Derk zakelijk. ‘Nog eens.’
Zij voelde zich misselijk van on-gemeendheid. Zijn hals was
| |
| |
zo warm en levend, daar had ze nooit over gedacht. En zijn wang was strak en bruin en afwachtend.
‘Zo doet het oudere meisje, en zegt: Tot kijk, hoor paps!’ zei Derk. Toen draaide hij een kastje open onder het dashboard, en haalde er een fles uit, die met een glimmend zilveren bekertje dicht geschroefd was. Hij schonk het bekertje vol, en inviteerde: ‘Drink es! Daar krijgt zelfs een muis moed van.’
Zo wanhopig was Eva, dat ze het in één slok naar binnen sloeg. Het beet in haar mond en keel en slokdarm, ja, eigenlijk in de luchtpijp. Ze moest er loeiend van hoesten. Derk klopte haar broederlijk op de rug.
Toen ze bedaarde, hield hij haar nog een vol bekertje onder de neus: ‘Dit ook nog.’
Ze gaf nergens meer om. Slikte het venijn weg, en zonk naast haar verloofde in de kussens.
Het duurde geen drie minuten of Eva voelde zich veel beter en lichter en opgewekter. Het had haar heus goed gedaan. Wat scheen de zon prachtig op de blaren boven haar hoofd. En wat woei er een verrukkelijke koelte om hen heen! En wat zongen de bomen, een verre, neuriënde wijs, als van de zee...
‘Nou, nog één keer, Eef!’ zei Derk vriendelijk.
Ach, wat gaf het ook... Hij was een grote gek... en zij was toch maar alleen, en ze was al drie-en-twintig... en niemand kon hen zien...
-------
‘Góéd zo, lieverd!’ zei Derk. ‘Uitstekend, hoor! Eet nou lekker een paar van die bonbons, anders word je dronken.’
En ze zat nog op haar knieën naast hem, toen de wagen alweer uit het laantje de grote weg op gedraaid was. Het baretje lag naast de gaspedaal.
|
|